Direct naar artikelinhoud
Getuigenissen

‘De enorme schrik om mijn andere kinderen is nooit weggegaan’: 5 mannen over hun rouwproces

Klaus Van Isacker: ‘Elke morgen zeg ik mijn zoon op de foto goeiendag. Dat doet deugd. Al is dat misschien in de ogen van sommigen niet ‘mannelijk’.’Beeld Bas Bogaerts

Mannen gaan anders om met verlies en rouw dan vrouwen. Ze hebben geleerd zich te ‘vermannen’. Dat stelt therapeutisch coach én nabestaande Tim Overdiek in zijn boek Als de man verliest. We vroegen vijf mannen naar hun rouwproces. ‘Mijn vrouw zegt altijd dat ik een half vrouwtje ben.’

en

Klaus Van Isacker: ‘Ik heb nooit gedacht: ik ben een man, dus ik moet voorgaan in het rouwproces’ 

Klaus Van Isacker, hoofdredacteur van VTM Nieuws, verloor op 14 maart 2008 zijn zoon Piet (12) in een auto-ongeval.

“Het was puur noodlot. De oppas van onze kinderen bracht hen op vrijdag na school van het huis van hun mama in Leuven naar dat van mij in Meise. Omdat de dame al wat ouder werd, vond ik dat we dat vervoer voortaan beter zelf zouden doen. Die vrijdag zou ik dus voor het eerst de kinderen halen. Ik werkte destijds als hoofdredacteur van De Morgen. De meeting die ik had met twee columnisten liep uit en dus belde ik naar de oppas om te vragen of ze zelf nog een keer kon rijden. Een uur later kreeg ik bericht: er was iets ergs gebeurd. Onze oppas was op een kruispunt op de A12 aangereden door een ambulance die, zonder sirenes, met 80 kilometer per uur door het rood licht was gereden. De auto werd vol in de flank geraakt.

“De weken die volgden waren een rollercoaster van emoties. Piet lag in coma. Volgens de dokters zou hij niet meer wakker worden. Onze Piet was een heel gezonde jongen, met gezonde organen. We stapten in het programma van Euro­transplant en konden zo een achttal andere kinderen helpen. Dat gaf ergens troost.

“Het rouwproces was zwaar en hoe je daarmee omgaat, heeft volgens mij weinig met gender te maken. Maar wel alles met iemands persoonlijkheid. Ik heb nooit gedacht: ik ben een man, dus ik moet voorgaan in de strijd. Ik heb vooral zelf heel erg emotioneel gereageerd en mezelf dat ook toegestaan. Achteraf bekeken heeft het me wel goed zeven jaar gekost om weer voor een stuk de oude te worden. Al moet je altijd beseffen dat het nooit meer wordt zoals voorheen.

“Ik ben altijd naar foto’s van vroeger blijven kijken. Er hangt nog steeds een foto van Piet centraal in ons huis. Elke morgen zeg ik hem goeiendag. Dat doet deugd. Al is dat misschien in de ogen van sommigen niet ‘mannelijk’. Ik kan er ook goed over praten, met goeie vrienden bijvoorbeeld, die mij altijd zijn blijven steunen.

“Ik ben een maand of vier thuisgebleven. Mijn werkgever stond dat gelukkig toe. De mama van Piet is juist heel snel weer aan het werk gegaan. Iedereen rouwt op zijn eigen manier en dat is ook prima. Er waren mensen die mij al op de begrafenis zeiden dat ik best zo snel mogelijk aan de slag ging. Maar voor mij werkte dat niet. Achteraf gezien ben ik zelfs te vroeg weer gaan werken. Ik was nog lang niet goed genoeg en had nooit in die positie mogen terugkeren, met die verantwoordelijkheid. Dat wist ik ergens wel, maar ik wilde het toen niet toegeven. Sommigen hebben daar misbruik van gemaakt. Het was een van de slechtste periodes uit mijn carrière.

“Soms komt alles nog eens terug. De reportage over wielrenner Stig Broeckx bijvoorbeeld. Zijn ouders hadden dezelfde boodschap gekregen als wij destijds, maar zijn ouders geloofden de dokters niet en bleven hopen. Eric (reportage­maker Eric Goens, CG) had me nog gewaarschuwd om niet te kijken naar de uitzending, maar ik kon het gewoon niet laten. En dan denk je onvermijdelijk: wat als?

“Wat nooit is weggegaan: de enorme schrik om mijn andere kinderen. Met de twee kleintjes durfde ik bij wijze van spreken niet eens naar een speelplein. Ik zou het liefst alles willen controleren en van minuut tot minuut alles willen weten. Ik merk ook dat ik onbewust een muur heb opgebouwd om niet meer in die mate gekwetst te worden.

“Als ik nu kijk naar de kinderen, mezelf en mijn vrouw en naar de mama van Piet en haar man, dan voel ik wel een soort trots. We zijn allemaal verder gegaan met ons leven, hebben ons leven verder opgebouwd. We hebben dat al bij al goed gedaan, vind ik.”

Tim Overdiek: ‘Rondneuken kan deugd doen, maar een duurzame oplossing is het niet.’Beeld Tessa Posthuma de Boer

Tim Overdiek: ‘Mannen vertonen vaker vluchtgedrag. Ook ik stond op het punt: zal ik gaan zuipen?’

Tim Overdiek, therapeutisch coach en voormalig adjunct-hoofdredacteur van het Nederlandse NOS-journaal verloor in 2009 zijn vrouw Jennifer.

“Die donderdag kreeg ik een telefoontje van mijn oudste zoon. Mama was aangereden op het zebrapad op weg naar het park. Ze werd aangereden door een motoragent die zonder sirenes vol door het rood reed. Jennifer werd naar het ziekenhuis gebracht met een ernstig hersenletsel. Ik heb nog met haar gepraat. Ze zeiden dat het na een goede nachtrust in orde zou komen. Die nacht kreeg ik telefoon van het ziekenhuis. Jennifer had een hersenbloeding gekregen. Ze is nog geopereerd, maar ze is niet meer ontwaakt uit de coma.

“Mijn rouwproces begon op het moment dat ik de jongens op de schoot nam om te zeggen dat mama dood was. Een vreselijk moment, maar tegelijkertijd ook helder. Het was voor mij heel duidelijk wat mij te doen stond: er zijn voor de jongens. Ik ben zelf mijn vader verloren toen ik 13 jaar was en wilde het met mijn kinderen vooral anders doen dan destijds. Toen werd er weinig bij stilgestaan. De pastoor zei dat vader in de hemel was. En dat was het. Huilen deden we niet. Ik herinner me van zijn begrafenis vooral dat ik aan het voetballen was met mijn neven.

“Met Jennifer kon ik niet stoppen met huilen. Het verdriet was zo groot, zo overweldigend. Ik huilde elke dag en heel stevig. In aanwezigheid van de jongens. Het leek me het beste om hun te laten zien dat het oké is om je emoties te laten zien. Ik merk het vaak in mijn praktijk: mannen hebben geleerd om zich te ‘vermannen’. Zich sterk te houden. Vrouwen kunnen over het algemeen beter praten en gaan ook makkelijker bij elkaar zitten. Mannen vertonen ook vaker vluchtgedrag. Zelf heb ik ook op een punt gestaan: zal ik gaan zuipen? Maar ik had twee jonge kinderen en had vrij snel in de gaten dat het zo niet zou lukken. Ik verlangde wel naar intimiteit en heb me bepaalde periodes verloren in het jagen op vrouwen. Eens goed rondneuken kan deugd doen, maar een duurzame oplossing om met je verdriet om te gaan is het niet.”

Marnix Peeters: ‘Je moet verdriet niet kapotmaken, je moet er een soort vredespijp mee roken.’Beeld Bas Bogaerts

Marnix Peeters: ‘Ik ben wellicht wat atypisch als het over rouwen gaat. Mijn vrouw zegt altijd dat ik een half vrouwtje ben’

Marnix Peeters, auteur en columnist, verloor anderhalf jaar geleden zijn moeder aan alzheimer.

“Het rouwproces begon al voor haar dood. Mijn moeder leed zeven jaar aan alzheimer, wat het vooral nog triestiger maakt. Aan de andere kant voel je het ook aankomen. Bij haar overlijden was er geen algehele ontreddering. Er spelen op zo’n moment zoveel emoties, waarvan opluchting en ja, zelfs blijdschap er een van is.

“Het is ook moeilijk te voorspellen hoe je je op zo’n moment zult voelen. Ik ben voor de rest een zondagskind en had dus nog nooit dat soort verdriet meegemaakt. Ik kom ook uit een gezin waarin emotie onbestaande was. Mijn moeder versteende onder een aanraking. Alsof ze vond dat emoties alleen maar kwaad berokkenden. Ik herinner me nog dat een klasmaat zelfmoord had gepleegd en dat ik daarmee bij geen van mijn ouders terechtkon. Wellicht typisch voor mensen van die leeftijd. In de jaren 1930 kreeg je eerder een draai om de oren als je gevoelens toonde.

“Op mijn achttiende heb ik me losgescheurd en vertrok ik naar Amerika. Daar heb ik me emotioneel wel kunnen ontwikkelen. Daarom ben ik wellicht wat atypisch als het over rouwen gaat. Mijn vrouw zegt altijd dat ik een half vrouwtje ben. Ik kan dus wel onder woorden brengen wat ik voel en probeer niet, zoals mannen blijkbaar vaak doen, hard weg te rennen van verdriet. Mijn emotionaliteit heeft me bij het rouwproces enorm geholpen.

“Het verdriet gaat nooit meer weg. Dat hoeft ook niet. Ik zie in mijn omgeving vaak mensen, zowel mannen als vrouwen, die denken dat verdriet iets is dat bestreden en vooral vermorzeld moet worden. Je moet verdriet niet kapotmaken, je moet er een soort vredespijp mee roken. Ik moest tijdens het rouwproces voor mijn moeder vaak denken aan de film A Ghost Story. Die gaat over een man die sterft en na zijn dood als een geest met een wit laken over zich, zoals een spook dus, in het huis gaat staan. Niemand ziet hem, maar hij is er voortdurend. En gaandeweg wordt het spook minder belangrijk. Zo gaat het volgens mij bij rouwen. Laat het spook daar maar gewoon staan. Mijn moeders doodsprentje staat ook nog altijd op mijn tafel. En ik weet dat het ooit eens zal omwaaien en par accident onder een telefoonboek zal terechtkomen. Ik ga niet eens beseffen dat het weg is. Maar ik ga het zelf niet actief wegdoen.

“Om eerlijk te zijn, is het rouwproces mij in alle opzichten bevallen. Er is verdriet, maar het is ook een heel schone periode. Ik heb na haar dood een boek over haar geschreven. Ik had het gevoel dat ik geen keuze had. Maar schrik had ik wel. Want je kunt wel zeggen, laat het spook daar gewoon staan, door er een boek over te schrijven ga je het wel materialiseren. Nu weet ik dat het me heel goed geholpen heeft.”

Marc Herremans: ‘Eerlijk, ik ben nu gelukkiger dan voor het ongeval. Vroeger was ik enkel gefocust op mezelf.’Beeld Carmen De Vos/Humo

Marc Herremans: ‘Wanneer je iets hebt om naartoe te werken, ben je niet bezig met verdriet of boosheid. Dat is niet per se iets mannelijks, denk ik’

Marc Herremans, triatleet, raakte in 2002 na een val op training verlamd.

“Een dag na mijn operatie, twee dagen na het ongeval, besliste ik dat ik verder moest met mijn leven. Een bezoekje van mijn petekind deed me inzien dat ik geluk had dat ik dat ongeval überhaupt overleefd had, en dat ik moest vechten voor de mensen om me heen. Ik besloot me te richten op wat me vroeger gelukkig maakte, en dat was sport. En sporten is ook mogelijk in een rolstoel. Diezelfde dag heb ik naar mijn broer gebeld om mijn gewichten mee te brengen, ook al lag ik nog op intensieve zorgen.

“Het hielp dat ik mezelf meteen doelen kon stellen. Wanneer je iets hebt om naartoe te werken, ben je bezig met de toekomst en niet met je verdriet of je boosheid. Ik denk niet per se dat dat iets mannelijks is, dat heeft met ingesteldheid te maken. Ik ben sowieso een koppig en positief persoon. Bovendien móést ik wel werken aan mijn herstel, ik kon het niet laten hangen. Ik moest alles opnieuw leren, van rechtop zitten tot in bed raken. En naarmate je fysiek weer een beetje de man wordt die je wil zijn, gaat het mentaal ook beter.

“Uiteraard was het zwaar. Het verschil is gigantisch hè, ik trainde voor triatlons en was in topconditie, en plots was ik herleid tot twee functionerende armen, een hoofd en een stukje borst. Ik heb dat ondertussen een plaats kunnen geven, maar in mijn onderbewustzijn wil ik wel nog altijd lopen. In mijn dromen kan ik dat trouwens ook nog steeds…

“Tegenslag hoort bij het leven, daar ben ik van overtuigd. Maar met doemdenken en wentelen schiet je niets op. Ik kan dat zeggen, omdat mijn verlies heel persoonlijk is. Ik kan me niet voorstellen hoe het moet zijn om een kind te verliezen, daar heb ik geen woorden voor.

“Eerlijk, ik ben nu gelukkiger dan voor het ongeval. Vroeger was ik enkel gefocust op mezelf en op mijn prestaties. Vandaag ben ik vader en is mijn leven veel rijker, omdat ik meehelp aan de opbouw van nieuw leven.”

Pieter Aspe: ‘De tweede winter na haar dood was het ergste. Plots werd het duidelijk dat ze echt nooit meer zou terugkomen’Beeld Bas Bogaerts

Pieter Aspe: ‘Pijn blijft pijn, al zijn vrouwen misschien wel wat realistischer en meer naar de toekomst gericht’

Pieter Aspe (Pierre Aspeslag), misdaadauteur, verloor zijn vrouw Bernadette in de zomer van 2016 aan longkanker.

“Het is bijna drie jaar geleden. Als je mij vraagt wat ik die maanden na haar dood heb gedaan, kan ik daar niet op antwoorden. Pure verdwazing, ik kan het niet anders omschrijven. Plots wordt alles weggeveegd. Ik denk dat ik toen makkelijk zestien uur per dag tv keek om de leegte te vullen. Ik heb ook een job die ik tijdelijk aan de kant kon schuiven om mezelf onder te dompelen in het verdriet, in niets doen. Af en toe kwam ik eens buiten, naar de winkel of om op een terras te zitten, maar het deed me niet veel. Ik kreeg de raad om goed te eten, dus dat heb ik wel geprobeerd. Vrienden brachten me ovenschotels. Maar eigenlijk zat ik toen in overlevingsmodus. Het werd ochtend en dan weer avond en tussendoor probeerde ik de tijd te doden.

“De échte pijn overvalt je pas na een hele tijd. De tweede winter na haar dood was het ergste. Ik reken in winters, want dat zijn doorgaans toch sombere periodes waarin alles extra grauw wordt. De eerste winter heb ik er me - volgens mezelf toch - redelijk goed doorheen gesparteld, ik ben toen zelfs weer beginnen schrijven, maar het jaar daarna was het gemis overweldigend. Dat had ik niet verwacht. Plots werd het duidelijk dat ze echt nooit meer zou terugkomen. Dat dit niet iets tijdelijks was.

“Met een therapeut praten heb ik nooit gedaan, maar vrienden brachten haar wel ter sprake. Ik ben zelf niet geneigd om mensen op te zoeken om mijn hart uit te storten. Ik denk niet dat dat te maken heeft met man zijn, maar met mijn leeftijd. In mijn tijd werd er gewoon minder over de dingen gepraat, ook niet over gevoelens. Ik denk niet dat mannen en vrouwen verdriet en verlies op een drastisch andere manier verwerken, pijn blijft pijn, al zijn vrouwen misschien wel wat realistischer en meer naar de toekomst gericht.

“Ik merkte dat aan Bernadette zelf ook. Zij wilde dat ik het niet zou laten hangen en ze zei dat als ik zelf niet op zoek zou gaan naar een nieuwe liefde, dat ze wel iemand zou sturen. Ik heb mijn huidige vrouw Tamara op zo’n toevallige manier leren kennen dat ik bijna geloof dat ze daadwerkelijk gestuurd is.

“Daarvoor had ik wel wat rondgefladderd om de eenzaamheid te compenseren. Maar dat was allemaal heel oppervlakkig en gaf me weinig voldoening. Toen ik Tamara ontmoette, was het helemaal anders. Dat was echte verliefdheid en daar kun je weinig tegen beginnen. Daarom zijn we ook redelijk snel getrouwd. Bij de verhuis heb ik slechts een aantal spullen van Bernadette meegenomen. Ik wilde geen schrijn van haar maken. Voor Tamara moet het niet altijd makkelijk zijn. Bernadette en ik werkten beiden van thuis, dus we zijn vijftien jaar van ons leven constant samen geweest. Ik kan dus niet over het verleden praten zonder over Bernadette te spreken. Bovendien waren er giftige reacties, gelukkig alleen van mensen die ons niet kennen. Ik heb Tamara steeds op het hart gedrukt dat ze absoluut geen vervanging is voor Bernadette. Daarvoor verschilt ze trouwens ook te veel van haar.

“Natuurlijk helpt een nieuwe verliefdheid in het rouwproces. Het geeft je ook de verantwoordelijkheid om niet te lang spreekwoordelijk in een hoekje te zitten huilen. Je nieuwe partner wil je niet constant in verdriet zien. De voorbije weken waren moeilijk ja, altijd in deze periode, maar je leert beter met de pijn omgaan. Of ik durf te zeggen dat ik weer gelukkig ben? Ik vind dat een gevaarlijk woord. Ik ben bang om opnieuw te verliezen – geluk kan niet blijven duren, zegt men. Laat ik dus maar het woord ‘tevreden’ gebruiken.”