Direct naar artikelinhoud
Interview

Gino Russo, papa van de vermoorde Mélissa: ‘Ik sluit niet uit dat ook Marc Dutroux vrijkomt’

Gino Russo: 'Nu vraag ik me af: hadden we op de Witte Mars minder vriendelijk moeten zijn en meer moeten eisen?’

Vandaag exact 23 jaar geleden vond de Witte Mars plaats. Gino Russo, de vader van het vermoorde meisje Mélissa: ‘In 1996 dacht ik dat het allemaal zou veranderen, maar ik heb me vergist. Kijk naar onze politici vandaag: ze zijn onverschilliger dan ooit.’

Gino Russo, een hartelijke, aimabele man, schenkt koffie in het kantoortje van de vzw Julie & Mélissa, wanneer zijn vrouw Carine even binnenwandelt. “Ik geef liever geen interviews meer”, zegt ze. “Maar weet dat ik helemaal achter Gino sta: zijn woorden zijn mijn woorden.”

Gino Russo: “Altijd weer krijgen we te horen dat de nabestaanden van de slachtoffers als eersten ingelicht worden zodra er nieuws is. En altijd weer moeten we het in de krant lezen. Erg menselijk is dat niet, hè? Toch was het nieuws over Lelièvre geen verrassing voor ons. De wet is helder: we wisten dat het mogelijk was. Toch ben ik erg ontgoocheld. Ik blijf vinden dat de zaak-Dutroux een sterk symbool nodig had: alle veroordeelden die hun vollédige straf zouden uitzitten.”

De wet over de voorwaardelijke invrijheidstelling berust op het principe dat elke veroordeelde de kans moet krijgen op re-integratie in de maatschappij, zelfs als die bijzonder ernstige delicten heeft gepleegd.

“En weet je wat: ik onderschrijf die wet volledig. Door mijn verontwaardiging lijkt het misschien alsof ik een vurig pleitbezorger van de gevangenis ben, maar dat ben ik helemaal niet: de toestand van het Belgische gevangeniswezen is rampzalig, en sowieso geloof ik niet dat een celstraf ooit van iemand een beter mens heeft gemaakt. Alleen: wat is in déze zaak het alternatief? Ik zie niet in wat je anders met de bende-Dutroux kunt doen – tenzij je over de doodstraf begint, maar daar ben ik ondubbelzinnig tegen.

“Het is altijd weer de magistratuur die me teleurstelt. Ze snappen daar het trauma van het Belgische volk niet. Ze hebben de boodschap van de Witte Mars nooit begrepen. De reikwijdte van de misdaden wordt altijd weer onderschat, de krankzinnigheid van wat Marc Dutroux en zijn bende gedaan hebben. De zaak-Dutroux is een uitzonderlijk dossier – gelúkkig is het dat. Maar wat me telkens weer pijn doet, zijn de pogingen om het voor te stellen als een gewone zaak, een van de vele. Het voelt absurd om het nog eens te herhalen, maar het gaat hier niet om een passionele moord, hè. Het gaat niet over wat ons allemaal zou kunnen overkomen: onszelf even verliezen en iets verschrikkelijks doen. Natuurlijk heb je dan, na het berouw en na de straf, recht op een tweede leven. Maar hier gaat het om mensen die bij volle bewustzijn kinderen – kinderen, kinderen van acht jaar! – ontvoerden, ze misbruikten, dat filmden en ze ten slotte lieten sterven als honden. En dan beperk ik me alleen tot wat we zeker weten – allicht is er nog veel meer. Ik vind het echt erg dat ik het uitzonderlijke, het macabere, het door en door sléchte van Dutroux en zijn helpers nog steeds moet uitleggen. Je krijgt als nabestaande het gevoel dat je je aanstelt, alsof je je druk maakt over een kruimeldiefstal.

“Het meest hallucinante vond ik de vrijlating van Michelle Martin. Ze had dertig jaar gekregen, maar kwam al na zestien jaar vrij. Nu goed, echt verbazen deed ook dat niet: het was de strafuitvoeringsrechtbank van Bergen die de beslissing heeft genomen. Die staat bekend als een folkloristisch gezelschap dat hoog boven de werkelijkheid zweeft.”

Ook Marc Dutroux wil vervroegd vrijkomen, maar het lijkt me volkomen onrealistisch dat hij ooit de gevangenis uit mag, toch?

“In 1996 verzekerde Johan Vande Lanotte (toen Minister van Binnenlandse Zaken, red.) Carine en mij dat Michelle Martin en Michel Lelièvre nooit zouden vrijkomen. ‘Onmogelijk!’ En kijk: beiden zijn nu vrij. Dus neen, ik sluit helemaal niet uit dat ook Dutroux ooit vrijkomt.

“Het zou natuurlijk volkomen absurd zijn. De allereerste voorwaarde voor zo’n invrijheidstelling is dat je oprecht spijt betuigt, en je slachtoffers respecteert en vergoedt. Dutroux heeft ons nooit zijn excuses aangeboden, er is nooit een schadevergoeding betaald, er is nooit een merkbaar teken van spijt geweest. Ja, vorig jaar was er die brief aan alle nabestaanden. Daarin verklaarde hij op al onze vragen te willen antwoorden. Voor het overige was er alleen larmoyant zelfbeklag. De jaren die hij in isolatie had moeten doorbrengen, het slopende gevangenisregime: het was allemaal onmenselijk. Die brief was een tactische zet van zijn advocaat, geen document van een man die tot inkeer is gekomen.

“De tweede voorwaarde – de veroordeelde mag geen gevaar meer vormen voor de samenleving – is al evenmin vervuld. Een nieuw college van deskundigen moet nu oordelen over de psyche van Dutroux. Dat is een grote grap: er zíjn al drie rapporten die stellen dat hij een ongeneeslijke psychopaat is. Bovendien stipt de advocaat van Dutroux zélf aan dat er nog nooit iemand beter uit een gevangenis is gekomen. Is zijn cliënt na die 23 jaar dan de uitzondering? (cynisch) Het kan natuurlijk, want we weten allemaal dat hij een speciale man is.”

In de kooi

Officieel zijn jullie geen betrokken partij bij de voorwaardelijke invrijheidstelling van Michel Lelièvre. Hij werd niet veroordeeld voor de ontvoering van Julie en Mélissa, omdat hij Dutroux pas later zou hebben leren kennen. Die versie van de feiten hebben jullie altijd openlijk betwijfeld.

“Op 24 juni 1995, de dag van de verdwijning van Julie en Mélissa, hebben Carine en ik aangifte gedaan van de ontvoering van onze dochter. Twee dagen later hebben we ons burgerlijke partij gesteld, en hebben we een klacht ingediend tegen persoon X. We zijn nu bijna 25 jaar later, en we weten nog altijd niet wie persoon X is.”

Komen jullie het ooit nog te weten?

“Allicht niet. Op het proces spraken de verdachten elkaar tegen, en nu hullen ze zich in stilzwijgen. Wat ook meespeelt: men is pas heel laat naar de precieze toedracht beginnen te zoeken. Toen Dutroux in 1996 werd opgepakt, kozen de speurders ervoor om eerst de zaak van Sabine en Laetitia te onderzoeken, daarna die van An en Eefje, en pas na drie jaar die van Julie en Mélissa. De omgekeerde chronologische volgorde, dus: van recent naar minder recent. Daar zat vast een logica achter – ik heb niet de pretentie om te zeggen hoe je zo’n grootschalig onderzoek het best aanpakt – maar er zaten op dat moment 150 speurders op de zaak. De taken hadden wel verdeeld kunnen worden, neen?”

Het is ook nog steeds niet duidelijk hoe Julie en Mélissa aan hun einde zijn gekomen. Van december 1995 tot en met maart 1996 zat Dutroux in de gevangenis. Volgens zijn versie had hij Martin opgedragen om voor Julie en Mélissa te zorgen, die in een kooi opgesloten zaten in zijn huis in Marcinelle. Zij deed dat niet, en toen Dutroux uit de gevangenis kwam, stierven de twee meisjes aan ondervoeding.

“Maar experts verklaren dat het onmogelijk is dat twee meisjes van acht jaar nog zo lang geleefd hebben zonder eten en drinken. Wat er precies is gebeurd, waar, wanneer en hoe ze gestorven zijn: we zullen het mogelijk nooit weten. Maar voor het gerecht is het zonneklaar: de versie van Dutroux klopt. (windt zich op) Carine en ik zijn in die kooi geweest. Er is in een tijdschrift ooit een tekening verschenen waarin die op een gezellig hobbykamertje leek. Wel, dat was het níét, hè. Eigenlijk is ‘kooi’ zelfs niet de juiste term: het was een soort opvangbekken voor regenwater, klam en benauwend. En klein: ik kon er niet in rechtstaan. Het plan is nu om dat huis in Marcinelle met de grond gelijk te maken en er iets nieuws te bouwen, iets dat de toekomst symboliseert. Maar veel liever zou ik hebben dat ze die kooi gewoon daar laten, en er een plakkaat bij zetten: ‘Hier hebben Julie en Mélissa 105 dagen zonder eten en drinken overleefd.’ Zodat mensen zelf kunnen zien dat dat gewoon onmogelijk is.”

Russo: ‘Onze zoon, Grégory, praat niet over zijn zus, het verdriet is te groot.’

Samen met Carine bent u altijd het dossier blijven uitspitten.

“Het was vermoeiend – er was intussen ook dat kolossale verdriet – maar het móést. We bleven de speurders opjagen, en Michel Bourlet (toen procureur des Konings, red.) heeft ons later gezegd dat dat nuttig is geweest, omdat er anders nauwelijks een onderzoek was geweest.

“In die veertien maanden waarin Julie en Mélissa vermist waren, voelden we de tegenwerking al. Er werd in dat onderzoek ontzettend veel gemanipuleerd. Ik heb dit nog nooit verteld, maar op een dag zat ik een dossier uit te pluizen en trof ik plots mijn eigen naam aan. Twee getuigen – ik weet niet wie, want hun namen waren gecodeerd – hadden verklaard dat ik tot de maffia behoorde, en dus mogelijk zelf bij de verdwijning van mijn dochter betrokken was. Kun je dat geloven?

“Ook na de arrestatie van de bende gebeurden er te veel dingen die niet klopten, en die niet zomaar verklaard konden worden door pech of persoonlijke slordigheid. Het is altijd onze these geweest dat de zaak-Dutroux een verhaal is van het héle misdaadmilieu van Charleroi. Iedereen had daarin zijn eigen business – autodiefstallen, drugs, wapens, prostitutie – en ze deden allemaal zaken met elkaar. Het kan niet anders of er waren mensen uit het milieu op de hoogte van wat Dutroux met jonge meisjes deed. Maar omdat iedereen er met iedereen verweven is, werd er een omerta geïnstalleerd – met, daar ben ik van overtuigd, uitlopers tot in het gerecht.

“Ik sluit ook niet uit dat op een bepaald moment van hogerhand de boodschap is gekomen dat het welletjes was – dat de onderste steen niet absoluut naar boven gehaald moest worden. Het was een staatszaak, én wereldnieuws: het imago van het land verkruimelde.

“Enfin, hoe het ook gelopen is, ik ben mezelf wel altijd blijven voorhouden wie de grote schuldigen zijn: Dutroux en zijn bende. Zij en niemand anders hebben het leven van de slachtoffers gestolen, en dat van de nabestaanden verminkt.”

Russo: ‘Ik ben mijn eigen naam in het dossier tegengekomen: twee getuigen hadden verklaard dat ik tot de maffia behoorde.’

Het Wit-Gele Kruis

Op 20 oktober 1996, exact 23 jaar geleden, opende Het journaal met een imposant, niet becommentarieerd helikopterbeeld: de oorverdovend stille mensenmassa, driehonderdduizend man, die die dag door Brussel had gelopen. Ik was toen elf, vertel ik Russo, en ik beschouw dat beeld van de Witte Mars nu nog als het ijkpunt van mijn tienerjaren.

“Ik word nog altijd benaderd door mensen met vragen of steunbetuigingen, en vaak zijn dat inderdaad dertigers. Jij behoort tot de generatie die bepaald werd door iets waar ze niet om gevraagd had: die gruwel. En excuus dat ik in herhaling val, maar dat is wat ik justitie verwijt: dat ze daar niet aanvoelen hoeveel schade er is aangericht door één man en zijn hulpjes. Dat Marc Dutroux een gigantische donkerte heeft binnengebracht in mijn leven, in dat van Carine, in dat van al de nabestaanden van de slachtoffers: dat begrijpen ze misschien nog wel. Maar dat het ook een maatschappelijk litteken is, dat er een generatie tieners opgegroeid is zonder het belangrijkste idee dat je in die levensfase kunt hebben: dat je veilig bent. Neen, dat is nooit doorgedrongen.”

Aanvankelijk leek het er nochtans op dat er veel zou veranderen na de Witte Mars.

“Het klimaat was prerevolutionair. Er heerste toen zó veel collectieve woede tegen de instellingen – de politie, de magistratuur, de politiek. Op de dag van de Witte Mars zelf heb ik nog een flinke discussie gehad met Tiny Mast, de mama van Kim en Ken. Zij wilde op het podium heel straffe taal spreken tegenover de politiek. Dat heb ik haar toen verboden: ik wilde sereniteit. Mijn menselijkheid bewaren, en niet toegeven aan de wraakgevoelens. Maar nu vraag ik me af: had Tiny misschien toch gelijk? Was ik fout? Hadden we minder vriendelijk moeten zijn en meer moeten eisen? Maar ik dacht op dat moment nog dat iedereen zijn rol zou spelen. Dat de waarheid zou bovenkomen, en dat de politiek wakker zou schrikken. En dan heb ik het niet alleen over dingen die rechtstreeks met de zaak-Dutroux te maken hadden – het beteugelen van de politieoorlogen, de rechten van de slachtoffers voorop plaatsen… Neen, mijn hoop ging veel breder: in Brussel stonden toen driehonderdduizend mensen die het beu waren dat de overheid zich niet om haar burgers bekommerde. Het was een hartenkreet: ‘Zorg alsjeblieft voor ons.’”

In de nasleep van de Witte Mars werden de Witte Comités opgericht, maar die burgerbeweging is vrij snel geïmplodeerd.

“Paul Marchal, de vader van An, wilde van de burgerbeweging een politieke partij maken. Ik vond niet dat dat onze rol was. Maar Paul had zijn hoofd laten gek maken en hij stortte zich echt op die missie. Dat was niet het juiste pad, en toen de beweging ook nog geïnfiltreerd werd door ongure types, bloedde ze dood.”

Welke rol had jij voor de Witte Comités in gedachten?

“Ik vond dat we ons moesten spiegelen aan de Dwaze Moeders in Argentinië, de burgerbeweging die opkwam voor mensen die verdwenen waren onder de dictatuur van de militaire junta. We moesten geen politici worden, wel een gesprekspartner die de belangen van de burger verdedigde.”

Met het uiteenvallen van de Witte Comités verdween ook de samenhorigheid onder de ouders van de vermoorde kinderen.

“Achteraf gezien is dat logisch. We deelden allemaal één ding: die onoverzienbare tragedie. Maar voor het overige waren we allemaal verschillende mensen, met botsende karakters, opvattingen en idealen. Er bestaat één mooie foto van ons allemaal samen. Die koester ik wel.”

Het engagement is nooit uit uw leven verdwenen. U betoogt nu mee met de gele hesjes.

“Eind vorig jaar zag ik hoe een paar honderd gele hesjes werden opgepakt tijdens een betoging in Brussel – en néén, heus niet alleen de relschoppers. Ik stond er middenin, maar ik kon ontkomen. Heel veel mensen werden toen wel opgepakt. Ook meisjes en jonge vrouwen, die vervolgens op een huiszoeking werden getrakteerd. Sindsdien ben ik heel pessimistisch gestemd over onze overheid. Ik ben ongerust, bang zelfs: als politici je je basisrechten ontnemen, eindigt de democratie.

“De gele hesjes zijn geen hobbyclubje. Ze zijn nódig. Het zijn mensen die blij zijn als ze op het einde van de dag kunnen zeggen: ‘Oef, mijn kinderen hebben gegeten, en voorlopig werkt de verwarming nog.’ De cocktail van armoede en uitzichtloosheid is al zo verschrikkelijk, en als daarbovenop een overheid weigert je problemen te erkennen, een overheid die jou niet wil zien… In 1996 dacht ik dat het allemaal zou veranderen, maar ik heb me vergist. Kijk naar onze politici vandaag: ze zijn onverschilliger dan ooit. (schudt het hoofd) Tussen het steriele Stratego in de parlementen en de levens van gewone mensen gaapt zo’n grote kloof! De essentie van politiek is voor mij zorgzaamheid, maar ik zie geen zorgzaamheid meer.

“Enfin, we kunnen opstaan, of we kunnen gedesillusioneerd gaan liggen. Ik kies voor het eerste.”

Want het tweede...

“...zal leiden tot een extreemrechts bewind. (cynisch) Iedereen content.”

Je bent nog steeds overtuigd links?

“Ja. Een echte gauchist. Maar ik heb een hekel aan de nieuwe generatie linkse leiders, aan hun luiheid. Ze hebben er geen idee van hoe het is om tegen je kinderen te moeten zeggen: ‘Sorry, vanavond komt er geen eten op tafel.’ De linkse intellectuelen hebben hun fundament weggeschopt: kiezen voor de zwakkeren. Letten op de kleintjes.”

Ik vind het opmerkelijk dat u nog zo geëngageerd bent. Ik zou denken dat etterend verdriet een mens zich in zichzelf doet opsluiten.

“Zo ben ik opgevoed. Mijn ouders kwamen uit Sicilië – ze woonden in hetzelfde dorp. In de jaren 50 kwam mijn vader, een eenvoudige, erg zachtaardige man, hier in de mijnen werken. Wij waren les misérables du sud die hier het vuile werk kwamen opknappen. Mijn moeder, een energieke, veeleisende vrouw, was de motor van het gezin. We waren met acht thuis en we leefden in armoede. Maar onze ouders lepelden ons wel de mooiste waarden op. Delen, solidariteit, empathie: dat was het bad van mijn jeugd. En cynisme was verboden. Wel, cynisme is nog altijd verboden in mijn leven.

“Wat rest mij anders nog? Mijn dochter is gestorven in de gruwelijkste omstandigheden. Dat is een mes dat in mijn hart gestoken is, hè, ik liep het risico leeg te bloeden. Maar ik ben opgestaan, vanuit een ingebakken plichtsbesef. Wat mij onderscheidt van Marc Dutroux, wat mensen onderscheidt van psychopaten, is de zorg voor de andere. Ik ben geen individualist: ik geloof in warmte, in samenleven, in solidariteit. Voor mijn dochter is er indertijd niet gezorgd, maar ik wil wel voor mijn medemensen zorgen.”

Zachtheid is goed

Op 15 februari 2018, toen het debat over de mogelijke vrijlating van Marc Dutroux losbarstte, plaatste Gino Russo een filmpje op zijn Facebook-pagina. Het is hartverscheurend. Je ziet de kleine Mélissa dansen zoals achtjarige meisjes horen te dansen: licht en argeloos, lachend naar het leven. Ik heb het filmpje niet kunnen uitkijken.

“Ik wilde iedereen wijzen op de essentie. En die is: er zijn meisjes vermoord. Meisjes die even daarvoor nog vrolijk aan het dansen waren.

(peinzend) Vorige maand zou Mélissa 33 geworden zijn. Ze zou nu een vrouw zijn, geen meisje meer. Een baan hebben, passies, kinderen misschien. Maar ik kan het mij niet voorstellen. Mélissa is een meisje van acht, en ze zal altijd een meisje van acht blijven.”

Jullie hebben ook een zoon, Grégory.

“Na de zomer waarin het lichaam van zijn zus gevonden werd, ging Grégory van de lagere naar de middelbare school. Carine en ik zaten toen in… Ik weet niet hoe ik het moet omschrijven. Een razernij, en tegelijk een totale leegte – zoiets? Maar hij ging naar de middelbare school, en hij deed het daar goed. Hij is ongelooflijk sterk, onze jongen. Na de middelbare school ging hij aan de universiteit studeren, en nu werkt hij als juridische raadgever. Maar over zijn zus praat hij niet. Hij heeft een tweede huid, waar niets doorheen komt – en ik begrijp dat. Hij was gek op zijn zus: het verdriet is te groot.”

Hoe begin je aan zo’n verdriet?

“Carine en ik zijn altijd overeind gebleven. We zijn actief, we functioneren, we houden van elkaar. Maar ons normale leven hebben we nooit teruggekregen. Ergens in een cel zit een man die zich het leven van onze dochter heeft toegeëigend, en dat van ons heeft verwoest. En natuurlijk is er wrok en woede, en leeft ergens diep in mij het verlangen om die man pijn te doen. Alleen: ik ben een mens gebleven, en dat zal ik altijd blijven. Zachtheid is iets goeds.

(denkt na) Het was zo groots allemaal, zo allesverslindend. En nu, bijna een kwarteeuw later, is dit het enige dat we nog vragen: klasseer het niet als een fait divers. Vergeet ze niet, al die meisjes. En vergeet onze dochter niet. Vergeet Mélissa niet.”

© Humo