Direct naar artikelinhoud
Voetbal

Worden profvoetballers écht sneller dement door te koppen?

Volgens het onderzoek in the NEJM gaan voetballers veel vaker dood aan dementie, mogelijk door het koppen van de bal.Beeld BSR Agency

Het klinkt als alarmerend nieuws over een van de meest beoefende sporten: Schotse oud-voetballers gaan veel vaker dood aan dementie dan de gemiddelde bevolking. De cijfers, gepubliceerd in het vakblad The NEJM, zwengelden onmiddellijk de al jaren durende discussie aan over de kopbal. 

Een voetballer zet per wedstrijd gemiddeld zes tot twaalf keer zijn hoofd tegen een bal, valt te lezen in een commentaar bij het onderzoek, en daarbij treden elke keer minuscule hersenbeschadigingen op. Dat zou het ruim drie keer verhoogde risico op dementie kunnen verklaren.

Van hersenonderzoek, zoals sommige media suggereerden, is geen sprake: het brein van al die oud-profs is niet onderzocht, het gaat om een papieren studie waarbij de doodsoorzaak van 7.676 voormalige profvoetballers is vergeleken met die van ruim 23.000 mensen uit de doorsnee bevolking. 

Van boksers en American footballspelers is al langer bekend dat ze door de vele klappen tegen het hoofd een vorm van dementie kunnen krijgen (CTE), en eerder hersenonderzoek bij een handvol overleden oud-voetballers wijst uit dat de ziekte ook bij die groep kan voorkomen.

Vraagtekens

Toch hoeven voetballers zich op basis van het Schotse onderzoek niet meteen zorgen te maken, zegt hoogleraar neurologie Pim van Gool (Amsterdam UMC), want op het onderzoek valt nogal wat af te dingen, meent hij. Zijn belangrijkste kritiek: de oud-profs waren bij overlijden gemiddeld vier jaar ouder dan de niet-profs. Dat is relevant, omdat de kans op dementie toeneemt naarmate men ouder wordt. 

Nogal wat niet-profs waren al overleden aan kanker, hartkwalen, beroertes of longaandoeningen voor ze dement konden worden. De onderzoekers hebben daar maar deels voor gecorrigeerd, en dat maakt de vergelijking niet helemaal eerlijk, meent Van Gool. 

Emeritus-hoogleraar medische statistiek Theo Stijnen (LUMC) vindt de statistiek van de studie  wel in orde, maar zet vraagtekens bij de opzet. Het is volgens hem zeer de vraag of de twee groepen goed vergelijkbaar waren: de profs hebben ongetwijfeld in alle opzichten tijdens en na hun carrière een ander leven geleid dan de groep mensen met wie ze zijn vergeleken, denkt hij. Onduidelijk is of de risicofactoren voor dementie in de twee groepen gelijk waren. 

De registratie van doodsoorzaken is bovendien nogal eens onbetrouwbaar, iets wat de onderzoekers zelf onderkennen: het is maar net wat de arts invult als een dementerende patiënt aan een hartinfarct overlijdt. 

Keepers

En dan de kopbal: als het vele koppen het risico op dementie kan verhogen, zoals in een begeleidend artikel wordt gesuggereerd, waarom is in het Schotse onderzoek dat risico bij keepers (die zelden koppen) dan even hoog als bij veldspelers? “Dat lijkt me tegenstrijdige informatie”, zegt Van Gool. 

Stijnen stelt vast dat, in tegenstelling tot de media, de onderzoekers zich helemaal niet wagen aan een oorzaak. “Daar komen ze namelijk niet uit. Zelfs als de cijfers kloppen, dan weten we niet waar het hem in zit. Voetballers vormen ook nog eens een gezonde selectie uit de bevolking.”