Direct naar artikelinhoud
Interview

Koen De Bouw: ‘Ik werd door een financiële stress overvallen die me verlamde’

Koen De Bouw: ‘Ik werd door een financiële stress overvallen die me verlamde’

Het is verrukkelijk om Koen De Bouw (55) – in Grenslanders nog keurig in pak – in de duikbootfilm Torpedo helemaal los te zien gaan in bloot bovenlijf. Het spreekt voor zich dat hij weer superieur acteert, maar je ziet dat hij zich in deze gooi naar Hollywood-cinema ook te pletter amuseert. Alleen wijst hij mij erop dat mijn fantasie kennelijk met me op de loop is gegaan: ‘Ik ben niet in bloot bovenlijf te zien, het spijt me. Ik heb een marcelleke aan.’

Het project van regisseur Sven Huybrechts was eigenlijk te megalomaan voor woorden, maar A Team Productions had er alle winst van Patser voor over, de acteurs een financiële aderlating: ze moesten en zouden dit avontuur beleven. Mannen die hun jongensdroom waarmaken, het blijft zalig om te zien.

“Het was niet alleen het sterke scenario dat me meteen ja deed zeggen, maar ook een bijzonder verhaal van Sven. Hij vertelde me hoe hij als jongen een filmpje had gemaakt van een modelduikboot, die hij in het zwembad van zijn vader (Carl Huybrechts, red.) liet ontploffen. Heel knullig, maar duidelijk met een enorme passie voor de magie van Hollywood.

“Ik heb vroeger precies hetzelfde gedaan. Mijn vader werkte voor Total. Dat organiseerde elk jaar een groot Sinterklaasfeest voor de kinderen van het personeel. Toen ik veertien was, kreeg ik een goedkoop 8 millimeter-cameraatje en een projector. De eerste films die ik met mijn vader in het Kursaal van Turnhout had gezien, waren The Towering Inferno en King Kong. Ik herinner me nog altijd dat enorme beest dat die toren beklimt, door helikopters wordt beschoten en op zijn rug neervalt. Vervolgens zie je alleen nog zijn borstkas met die vrouw erop, en is het enige dat je hoort die hartslag die beetje bij beetje (pauzeert) stilvalt. Magisch! Sindsdien heeft cinema een plaats veroverd in mijn hart. Ik wilde met mijn camera diezelfde magie creëren en ben meteen aan de slag gegaan in onze achtertuin. Mijn vader, die dus bij Total werkte, had voor mij een maquette gemaakt van een raffinaderij in marsepein.”

Huh? Ik volg niet meer.

“Mijn vader was van opleiding banketbakker en maakte in zijn vrije tijd vaak maquettes van chocola of marsepein. Hij is een heel creatieve man.

“Maar goed, in mijn film wilde ik King Kong die marsepeinen raffinaderij laten vernietigen. Uit een boek over gorilla’s had ik foto’s van de mensaap gescheurd en ze her en der in de struiken gehangen. Daarna liep ik door die struiken, met in de ene hand mijn draaiende camera en in de andere een mes om de takken weg te hakken, en botste dan steeds op die aap. (schiet keihard in de lach) Dus toen Sven zijn dwaas duikbootverhaal vertelde, dacht ik meteen: ‘Dat herken ik. Ik heb ooit ook een marsepeinen olieraffinaderij in de fik gestoken.’

“Het heeft me altijd gefascineerd hoe in cinema een beeld van de realiteit schuilt dat langzaam overgaat in magie. Dat verlangen naar een andere realiteit komt natuurlijk ergens vandaan.”

Hoe bedoel je?

“De ontmoeting met De Anderen – met kinderen of een leraar op school – kan soms prachtig, maar soms ook schrikwekkend zijn. Daar heeft het meestal mee te maken: met hoe je als kind de wereld instapt en wordt geconfronteerd met een realiteit die lelijk is en heel oncomfortabel. Voor mij is dat de trigger geweest om aan de slag te gaan met een andere realiteit, één die voor mij altijd even belangrijk, zo niet belangrijker, is geweest dan die van de werkelijkheid.

“Ik merkte op school al dat ik talent had voor verbeelding. Ik kon goed verhalen vertellen, die anderen soms met moeite konden volgen. Ik hield van poëzie, schreef graag opstellen: dingen die op een streng jezuïetencollege niet erg gewaardeerd werden. Daar weet je beter snel dat twee plus twee vier is. Bij mij was twee plus twee vijf, of zes.”

‘Ik ben slecht in dingen onthouden. Zodra ik na een scène ‘Het staat erop!’ hoor, ben ik mijn tekst al vergeten.’

Nu ik dit hoor, verwondert het me dat je nog nooit eerder een actieheld hebt gespeeld. Het is voor het eerst dat ik je in bloot bovenlijf mag zien.

“Ik ben niet in bloot bovenlijf te zien, het spijt me. Ik heb altijd op zijn minst een marcelleke aan. Maar je hebt gelijk. Ik heb heldenrollen steeds gemeden. Toen ik aan de theaterschool begon, kreeg ik al snel te horen dat ik een jeune premier was. Ik kwam uit de provincie en heb moeten opzoeken wat dat betekende. Bleek dat ik volgens hen in de wieg was gelegd om Romeo te spelen, of personages van die strekking. Die rollen interesseerden me helemaal niet. Ik hield van Buster Keaton, de antiheld die van alles overkomt.”

Waarom wilde je geen heldenrollen spelen?

“Ik identificeerde me daar niet mee. Het stootte me af. Ik werd vroeger altijd gezien als De Mooie Jongen.”

Ik vind je nog steeds onweerstaanbaar prachtig.

“Dankjewel. Nu kan ik het waarderen wanneer iemand dat zegt. Vroeger niet. Door omstandigheden. Ik wil daar verder niet over uitweiden, maar toen ik twaalf was heb ik ervaren wat voor aantrekkingskracht dat mooie jongetje kon hebben op mensen met slechte bedoelingen. Dat er toen door een volwassen leraar misbruik is gemaakt van hoe ik eruitzag, heeft ertoe geleid dat ik me – eerst onbewust en daarna steeds bewuster – ben gaan afzetten tegen mijn zogenaamde schoonheid. Ik wilde er niets meer mee te maken hebben. Vandaar dat ik die titel van Mooie Jongen nooit heb kunnen omarmen. Ondertussen kan ik ermee leven. Ik ben blij dat ik die geschiedenis heb verwerkt. Het heeft erg lang geduurd, maar ik kan nu, veertig jaar later, een compliment in ontvangst nemen zonder ineen te krimpen. Ik vind het intussen zelfs best aangenaam. (lacht)

Vandaar dus ook dat je nu zo vol overgave in de in huid kruipt van je personage Stan. Je wilde Torpedo absoluut in de kijker zetten.

“Ja. Omdat het een dwaas, megalomaan jongensavontuur is, waarvoor iedereen tot het uiterste is gegaan: de jongens van A Team Productions hebben zelfs hun kantoorboot verkocht en alle acteurs hebben financieel een beetje ingeleverd. Torpedo is misschien geen grote kunst, maar de film is met zo veel passie en hart voor cinema gemaakt dat je er toch volledig door zult worden meegesleurd.”

Voel je je extra verantwoordelijk als een productiehuis zo ver gaat?

“Ik voel me altijd extreem verantwoordelijk. Zo verantwoordelijk dat ik bijvoorbeeld niet in staat ben om ziek te worden tijdens opnames, zo heb ik gemerkt de afgelopen dertig jaar.”

Tijdens de opnames in vies water voor Torpedo heb je wel een zware oorontsteking opgelopen.

“Helemaal op het einde, ja. Toen was ik ook echt helemaal op. Ik had Grenslanders gedraaid en de VTM-serie Phil Frisco, die nog moet worden uitgezonden. En tijdens de drie seizoenen Professor T. heb ik ook nog mijn Amerikaanse avontuur The Last Tycoon beleefd, dat toch heel veel van me heeft gevraagd.

“Aan het einde van die lange rij projecten was ik zo moe dat ik in niets meer zin had. Dat mijn oren het toen hebben begeven, is dus misschien wel omdat mijn lichaam begreep dat ik even helemaal niets meer wilde horen. Toen heb ik besloten drie maanden ‘neen’ te zeggen op elke aanbieding die op me afkwam. Maar die drie maanden zijn negen maanden geworden omdat er een film gecanceld werd, waardoor ik weer door een enorme financiële stress werd overvallen die me verlamde.”

Heb jij nu nog altijd te maken met financiële stress? Met jouw staat van dienst en na al die binnen- en buitenlandse projecten?

(lacht) Natuurlijk. De rekening stond op nul hoor, na die negen maanden. Ik ben zelfstandige, hè. Als je niet werkt, is het snel op. Ik was blij toen ik eindelijk The Man Who Sold His Skin kon draaien.”

De film van de veelbelovende Kaouther Ben Hania gaat over een Syrische vluchteling die dankzij een op zijn rug getatoeëerd visum, dat een kunstwerk wordt, de wereld kan rondreizen. Het verhaal is geïnspireerd op de Madonna-tattoo die Wim Delvoye in 2008 op de rug van een man liet zetten en die hij daarna als kunstwerk verkocht.

“Kaouther had indruk op mij gemaakt met haar film La belle et la meute. Ik moest er gisteren nog aan denken, toen ik nadacht over wat mensen allemaal tweeten over Grenslanders: dat het racistisch is, dat het nergens op slaat dat de agenten zo racistisch zijn, dat het op die manier een karikatuur maakt van racisme. Ja, hallo? Alsof racisme niet per definitie een karikatuur is. Toen dacht ik aan La belle et la meute, dat het waargebeurde verhaal vertelt van een meisje dat door vijf mannen wordt aangerand en daar aangifte van gaat doen bij de politie, om dan te ontdekken dat de vijf daders eigenlijk agenten zijn. Dat agenten racistisch zijn, is misschien niet dé realiteit, maar het is wel een realiteit, een die je in fictie kunt aankaarten. Ik erger me enorm aan commentaar als: ‘Dat is niet toch niet echt!’ Over De premier zeiden ze ook: ‘Goed verhaal, maar zoiets kan nooit echt gebeuren.’ Om te beginnen is een film fictie, en daarbij: als iemand vóór 9/11 een film had gemaakt over vliegtuigen die in de Twin Towers vlogen, dan had ook iedereen gezegd: ‘Spannend, maar dat kan nooit gebeuren.’”

In The Man Who Sold His Skin speel je naast Monica Bellucci. Was je onder de indruk?

“Gek genoeg wel. Terwijl zij dat helemaal niet wil. Zij is ook iemand die zich, net als ik, eerder ongemakkelijk voelt bij het ontzag voor haar verschijning. Omdat ze van oorsprong model is, voelt ze zich als actrice ook niet zo veilig. Ik heb haar vooral leren kennen als een gevoelige vrouw zonder pretentie. We hebben ook vastgesteld dat Monica en ik op dezelfde dag van dezelfde maand in het hetzelfde jaar geboren zijn: 30 september 1964. Funny.”

Wat heb je tijdens die negen maanden sabbat allemaal gedaan?

“Dat weet ik niet meer.”

Hoe kan dat nu?

“Echt, ik kan me dat niet herinneren. Ik verkeerde in een vermoeide toestand en ik ben sowieso heel slecht in het memoriseren van dingen.”

Dat is wel onhandig als je acteur bent.

“Zéér onhandig. Nu, het kortetermijngeheugen kun je oefenen. Als een tekst goed geschreven is, ken ik die na drie keer lezen wel uit het hoofd. Maar zodra ik na een scène ‘Het staat erop!’ hoor, is die tekst weg. Daarom vraag ik na een take altijd: ‘Hebben we alles?’ Als er dan toch nog een opname nodig is, hou ik de tekst nog even vast. Anders heb ik zeker een kwartier nodig om mijn tekst opnieuw te leren.

“Sinds kort zie ik af en toe weer een oude vriend uit Turnhout en hij vertelde me dingen van vroeger over mezelf die me totaal verbazen.”

Zoals wat?

“Ja, zeg... Dat weet ik niet meer. Je lacht, maar het is echt onhandig, hoor.”

Zo is elke dag wel helemaal nieuw, natuurlijk.

“Zeg, helemaal seniel ben ik nu ook weer niet. Tenminste, niet voor zover ik weet. Neen, dan had mijn vrouw hier nu naast me gezeten om me te helpen. Voor haar is het ook storend dat ik maar niets kan onthouden.”

Professor T. is verkocht aan de VS en een pak landen in Europa en Zuid-Amerika. Via sociale media krijg je zelfs complimenten van Argentijnen. Wat doet dat met een mens?

“Als ik uit een land als Groot-Brittannië, waar nog altijd de beste fictie wordt gemaakt, complimenten krijg, dan doet me dat echt wel iets. Het blijft wonderlijk dat die rare man zich tot in Argentinië geliefd heeft weten te maken. In Engeland noemen ze T. quirky en vergelijken ze hem met House, de dokter uit de gelijknamige serie, omdat die ook zo cassant en beledigend is. Dat iedereen uiteindelijk toch van T. gaat houden, komt juist daarom, omdat hij die dingen zegt die veel mensen denken en er ook graag eens uit zouden willen uitflappen.

“T. is mij heel dierbaar. Indra (Siera, regisseur van ‘Professor T.’, red.) en ik hebben hard moeten vechten om hem te maken tot wat hij nu is – je weet dat ze er in het begin de scènes waarmee we verbeelden wat er in T.’s hoofd omgaat, wilden uitknippen. Ik ben blij dat de serie overal zo aanslaat.”

In november ga je terug naar de VS.

“Voor een fantasyreeks. Ik zal daar vooral voor een blauwe wand moeten spelen. Het is afwachten hoe dat zal aflopen. Normaal gesproken zouden ook de opnames starten voor The Last Front, waarin ik zou spelen naast Liam Cunningham – Davos Seaworth in Games of Thrones – maar dat project is vorige week uitgesteld. Omdat die opnamen op de agenda stonden, heb ik neen gezegd toen Mark O’Brien – met wie ik in The Last Tycoon speelde – me drie weken geleden vroeg de lead te spelen in de film die hij in Canada gaat draaien. Maar nu is het te laat om daar nog in te stappen. Tja, ik zit nog niet in de situatie van mijn vriend Matthias (Schoenaerts, red.) die helemaal meedraait in het buitenland. Daar moet je, als je voor een rol wordt gecast, drie maanden later meteen beginnen. Hier duurt dat een jaar en ligt je agenda dus ook lang van tevoren vast. Daarom greep ik twee maanden geleden naast de rol in de Netflix- en BBC-reeks The Serpent, omdat de opnamen samenvielen met mijn draaidagen voor Red Light waaraan ik nu begonnen ben (nieuwe VTM-reeks geschreven door Carice van Houten en Halina Reijn, red.).”

Je hebt zelf lang niet naar het buitenland gewild.

“Ik heb veel dingen niet gedaan, omdat ik vond dat ik er niet klaar voor was.”

‘Ik heb negen maanden niets gedaan, en toen stond de rekening op nul. Ik ben zelfstandige: als je niet werkt, is het geld snel op.’

En toen het aanbod van The Last Tycoon kwam, was je dat wel?

“Goeie vraag. Kijk, die rol was overzichtelijk en behapbaar. Maar ik heb tijdens The Last Tycoon zo veel stress gehad dat ik me afvroeg waarom ik er in godsnaam aan begonnen was. In Amerika gebeurt het geregeld dat ze de tekst waarop je de hele week gestudeerd hebt op de set nog veranderen. Mijn bloed trok dan uit mijn lijf weg.

“De eerste draaidag ben ik daar zelfs zo goed als uit mijn lichaam getreden. Het terrein van Paramount Studios is enorm. Ik was vreselijk onder de indruk. En toen ze voor mijn eerste scène ‘Actie!’ riepen, dacht ik: ‘Oké, dit is een repetitie.’ Maar die worden daar, zo bleek, al op voorhand door stand-ins gedaan. Het waren meteen de echte opnames. Mijn hart begon te bonken als een opstijgende helikopter en toen trad ik uit mijn lichaam. ‘Trek uw plan ermee,’ zei ik tegen mezelf, ‘ik ben weg.’ Ik zat in een auto uit de jaren 30 waarmee ik voor mijn scène 10 meter moest rijden. Ik weet nog dat ik dacht: ‘Als ik niet kan stoppen, ga ik hier die hele ploeg omver rijden.’ Dat is niet gebeurd. Ik heb ook op tijd mijn raam opengedraaid en mijn tekst gezegd. Maar ik was daar dus zelf niet bewust aanwezig. (lacht)

“Pas na een paar weken werd het leuk. Ik weet ook wel dat er alleen andere kansen op me zullen afkomen als ik uit mijn comfortzone stap. Maar ik moet mezelf daartoe forceren. De keren dat er een buitenlands voorstel tot mij komt, zeg ik nog steeds eerst tegen mijn agent: ‘Zeg maar dat ik niet kan.’ Dan moet mijn vrouw echt op mij inpraten: ‘Komaan, je kunt dat wél.’”

Ben je nog altijd zo onzeker?

“Ik probeer mijn onzekerheid en twijfel ergens ook wel te blijven koesteren. Ik zou niet zelfgenoegzaam met mijn vak willen omgaan. Maar ik vind niet altijd het juiste evenwicht. Dat is iets om in het oog te houden.”

Hardnekkige twijfel heeft veel te maken met ouders die net niet genoeg laten merken dat ze erop vertrouwen dat alles goed zal komen met je. Ik herinner me dat jouw vader tegen de gevoelige jongen die je was vaak zei dat hij een krijger moest worden.

“Mijn ouders zijn steeds zeer liefdevol en vol vertrouwen geweest. Ik herinner me nu mijn laatste gesprek met Humo-journalist Rudy Vandendaele. Hij vroeg me: ‘Voor wie doe je het eigenlijk allemaal?’ Ik heb toen geantwoord: ‘Voor mijn vader.’ Waarop hij: ‘Nog altijd?’ Het zal er, zoals je zei, zeker mee te maken hebben. Dat is ook niet erg.”

Is je vader ondertussen wel trots?

“Zeker.”

Wat is het mooiste compliment dat hij je al heeft gegeven?

“Hij geeft er de laatste tijd veel, eerlijk gezegd. Ook één om niet te vergeten. (slikt) Toen ik in Los Angeles was voor The Last Tycoon had hij me een kaartje meegegeven waarop hij had samengevat waarom hij trots op me was. Het ging ’m niet zozeer om wat ik daar deed, maar om het feit dat ik in Hollywood was terechtgekomen. Dat wees volgens hem op een prachtig parcours. (glimlacht)

“Ik vind het mooi hoe hij met de jaren zachter is geworden. Misschien staat hij daar zelfs verder in dan ik. Ik heb als vader nu ook de neiging om vooral te zeggen wat ik niet goed vind, om mijn kinderen te wapenen in het leven. En ik vind het nog altijd niet evident om tegen hen te zeggen hoe graag ik hen zie.”

Maar het gaat goed met je, heb ik de indruk. Bij de start van Grenslanders zei je: ‘Ik ben op het toppunt van mijn kunnen.’ Wat bedoelde je daarmee?

“Dat ik moeitelozer op mijn best kan zijn, als de omstandigheden ideaal zijn. En ik kan er nu ook beter mee om als ik niet op mijn best speel. De frustratie die ik dan voel, kan ik sneller opzij zetten. Ik laat me daar niet meer door onderuithalen.

“Er is veel dat ik nog zou willen doen. Dat gevoel maakt me ongeduldig, merk ik. Ik word toch ouder. Dat merk ik aan hoe anders ik nu speel in Red Light. In een eerste gesprek met nieuwe regisseurs zeg ik altijd: ‘We gaan samen op een trip, maar we hebben ieder ons vak. Ik toon je steeds een aantal wegen om verder te reizen en daar moet jij uit kiezen, maar jij moet mij niet zeggen hoe ik moet reizen.’ Maar Anke Blondé en Wouter Bouvijn doen dat wél af en toe. En telkens wanneer ze me een aanwijzing durven te geven, zeg ik: ‘Verdomme! Goed gezien. Je hebt gelijk.’ Ze maken me beter. Dat vind ik zalig. Maar dat kan ik alleen maar laten gebeuren als ik me veilig voel.”

Het woord ‘veilig’ viel al een paar keer. Je veilig voelen is belangrijk voor je.

“Dat is waar. Soms is het zo dat als anderen de gevoeligheid of het respect niet hebben om die veiligheid voor me te creëren, ik die zelf probeer af te dwingen. De kracht om dat te doen, is bij veel acteurs afwezig.”

Hoe doe je dat dan?

“Door zoiets simpels als een stoeltje te vragen op een set. Bij opnames op locatie zijn we het in Vlaanderen heel erg gewend om op een set te komen – een koud lokaal waar het als het tegenzit nog binnenregent ook – waar je je temidden van de drukte achter een stuk karton moet omkleden. Dat maakt ons sterk. Maar als je zoals voor Professor T. twaalf scènes op een dag moet draaien, is dat niet vol te houden. Daarom heb ik een eigen plek geëist.”

In Grenslanders speel je een psychiater, in Professor T. een hoogleraar psychiatrische criminologie. Je vrouw is therapeut, gespecialiseerd in NLP: een combinatie van communicatietraining en gedragstherapie. Heb jij ook NLP gevolgd?

“Ik heb dat een jaar gedaan, ja. Ik moest wel. Chantal (Leyers, zijn vrouw, red.) werd op den duur zo straf in communicatie dat ik ook uit mijn schulp moest komen, omdat ik anders niet meer zou kunnen volgen.”

Helpt het om op een set een stoel te durven vragen?

(lacht) Welja, ook voor kleine dingen heeft het zijn nut. De productie van Het vonnis heeft er uiteindelijk één voor mij laten maken met mijn naam erop. Op de set van Red Light kreeg ik nu een plastic stoel, maar telkens wanneer ik even wilde zitten, zat er al iemand op. Ik vind het dan zo lullig om te vragen: ‘Mag ik alstublieft even zitten?’ Dus heb ik die stoel met mijn naam erop uit de kelder gehaald en gisteren heb ik voor het eerst in dertig jaar mijn eigen stoel meegebracht naar de set. (lacht)

© Humo