Direct naar artikelinhoud
Mehdi Bouda

‘Mijn broer was een doodgewone 17-jarige jongen, niet het typische Brussels-Arabische boefje voor wie men hem wegzet’

'Zolang ik niet begrijp wat er is gebeurd, kan ik niet beginnen te rouwen. Het beste medicijn is de waarheid'Beeld Saskia Vanderstichele

Op 21 augustus haalde een Brusselse jongen het nieuws: ‘17-jarige doodgereden bij politie-interventie in Brussel; slachtoffer was zelf op de vlucht voor politie.’ Over de precieze toedracht van wat er zich de nacht voordien had afgespeeld in de buurt van het Centraal Station, bestaat tot op vandaag weinig duidelijkheid. Maar in de media lijkt het proces van de jonge Mehdi Bouda de dag nadien al gemaakt: drugsfeiten, identiteitscontrole, weggelopen, dood.

Een zondagmiddag, uitzonderlijk warm voor oktober, in de Anderlechtse Peterboswijk. Op het oranje basketbalpleintje aan de voet van een paar sociale woonblokken heerst op het eerste zicht een uitgelaten sfeer. Op de ene helft van het pas heraangelegde terrein dribbelen en dunken jongeren zich in het zweet; op de andere staan grote, ronde tafels opgesteld, met keurig witte tafellakens. Het geurt er naar verse muntthee en barbecue. Franse raphits galmen uit twee grote luidsprekers en aan een tafeltje iets verderop laten kinderen zich schminken tot lieveheersbeestjes.

Mehdi Bouda (17). Zijn familie wil weten wat er met hem gebeurd is toen hij stierf.Beeld RV

Dan stokt de muziek en neemt Ayoub Bouda (24) het woord. Ietwat onwennig dankt hij de aanwezigen voor hun steun. Dit pleintje, vertelt hij, was één van de favoriete plekken van zijn kleine broer, Mehdi. Samen kwamen ze er dikwijls basketten en het is dan ook een eer, zegt Ayoub, dat hij hier vandaag een gedenkplaat mag onthullen ter nagedachtenis van Mehdi. Op het eind van zijn korte speech roept hij iedereen op talrijk aanwezig te zijn op de witte mars, die hij, samen met zijn verloofde Maude Devulder (23), op zondag 27 oktober in het centrum van Brussel in goede banen wil leiden. ‘Als hommage aan Mehdi. En omdat we eindelijk antwoorden willen.’

Wat is er de nacht van die 20ste augustus precies gebeurd?

Ayoub Bouda: “Als ik dat maar eens wist. Het enige wat ik weet, is dat mijn broer is aangereden door een politiewagen, die met hoge snelheid op weg was naar een diefstal op heterdaad, en ter plekke is gestorven. Naar de omstandigheden van het ongeluk hebben we het raden. Er zou een onderzoek aan de gang zijn – misschien is het zelfs al afgerond – maar de politie en het parket houden ons in het ongewisse. We weten niets.”

Mehdi bracht zijn laatste uren door op de Brusselse Kunstberg, vlak bij het Centraal Station.

Bouda: “Ik was die dag boodschappen gaan doen met mijn moeder. Daarna bracht ik haar naar haar doktersafspraak en keerden we terug naar huis. Thuis dacht ik: ‘Waar zit Mehdi toch? Hij zou ons kunnen helpen met de boodschappen naar binnen te dragen.’ Dus belde ik hem op – rond acht uur ’s avonds was dat. Mehdi en ik waren heel close. Hij was mijn enige broer – verder heb ik nog een zus van 21 en een klein zusje van 11. We belden en sms’ten elkaar voortdurend. Omdat hij acht jaar jonger was, was hij niet alleen mijn kleine broer, maar tegelijk ook als een zoon voor mij. We deden bijna alles samen. Die avond zat hij met wat vrienden op de trappen van de Kunstberg.”

Maude Devulder: “Op zomeravonden zit het daar vol met groepjes jongeren. Het schooljaar was nog niet begonnen.”

Bouda: “Met acht vrienden en vriendinnen van op school zaten ze te praten en naar muziek te luisteren. Ik zei hem dat hij snel naar huis moest komen, dat ik zin had om hem te zien. Ik eindigde zoals ik elk telefoongesprek met hem afsluit: ‘Je t’aime. Bisous. Ciao!’ Het is een magere troost, maar ik ben blij dat dat onze laatste woorden waren.

“Vijftig minuten voor het ongeluk – de aanrijding is iets voor middernacht gebeurd – heeft mijn moeder hem ook nog even aan de lijn gehad. Hij stond toen op het punt afscheid te nemen van zijn vrienden en de laatste metro naar huis te nemen. Kortom: een gewone vakantieavond voor een 17-jarige in Brussel.”

Jij was intussen naar huis gegaan.

Bouda: “Toen Mehdi op zich liet wachten, ben ik gaan slapen. Ik had de volgende ochtend een examen.”

Devulder: “Ayoub en ik studeren nog. Door de week wonen we samen en tijdens het weekend ga ik naar mijn moeder in Henegouwen.”

Wat studeren jullie?

Bouda: “Ik volg bewegingswetenschappen aan de ULB. Helemaal zeker ben ik nog niet, maar misschien wil ik later wel leraar lichamelijke opvoeding worden.”

Devulder: “Ik studeer communicatiewetenschappen aan de VUB, in het Nederlands.”

Bouda: “De ochtend van 21 augustus ben ik nietsvermoedend naar mijn examen vertrokken. Nadien kreeg ik telefoon van mijn moeder: ‘Je moet naar huis komen.’ Ze zei me niet dat er iets met Mehdi was, gewoon dat ik moest komen. Maar nog voor ik bij haar was, had ik al telefoon gekregen van mijn tante, die me nogal onomwonden meedeelde dat Mehdi dood was.

“Thuis trof ik mijn moeder aan in alle staten. Ze begint nog altijd te huilen als ik haar vraag naar die ochtend, dus het fijne weet ik er ook niet van. Alleen dat er opeens zes agenten voor de deur stonden. Twee van hen namen mijn moeder apart.”

Devulder: “‘Waar is Mehdi?’ vroegen ze. Intussen vroeg een andere agent aan Anissa, het 11-jarige zusje, of ze een foto van Mehdi kon zoeken. Toen ze daarmee aankwam, zei de agent koudweg: ‘Dat is ’m.’”

Bouda: “Amper een kwartier zijn ze binnen geweest. Ze zeiden dat Mehdi was overleden in een auto-ongeluk en dat mijn moeder naar het mortuarium moest om hem te identificeren. Er was zelfs haast bij: ‘U hebt tot twaalf uur, daarna sluiten we.’ Intussen was het al bijna elf uur. Dat is één van de dingen die ik niet snap: waarom hebben ze zo lang gewacht? Waarom zijn we niet ’s nachts op de hoogte gebracht? En waarom lieten ze mijn moeder en zusje helemaal alleen, na zo’n vreselijk nieuws? Ik weet niet of dat hun vaste procedure is, maar het lijkt me sterk dat die dingen zo moeten verlopen. En toen wisten we nog niet eens dat er een politievoertuig betrokken was bij het accident.”

Samen met je ouders ben je in allerijl naar het mortuarium gegaan.

Bouda: “Nog voor ik het goed en wel besefte, stond ik daar, naast het lichaam van mijn broer. Het heeft even geduurd voor het tot me doordrong. (Begint te huilen) Hij zag bont en blauw. Zijn gezicht zat nog onder het bloed. Ze hadden hem niet eens gewassen.”

Werden jullie bijgestaan door een psycholoog?

Bouda: “De aanwezige psychologe heeft mijn ouders en mij drie glazen water en een folder van slachtofferhulp gegeven. Daarna stonden we terug op straat.

“Ik heb een goede vriend gebeld, die intussen al van alles had gelezen in de kranten. Toen begon het me te dagen dat er een politiepatrouille van de Brusselse anti-agressiebrigade bij het ongeluk betrokken was, maar we hadden de tijd niet om daarbij stil te staan. We maakten ons meer zorgen over het lichaam van mijn broer: dat hebben ze pas op donderdagavond vrijgegeven. Het gaf ons amper de tijd voor de begrafenisrituelen. Op vrijdag hebben we Mehdi begraven, op het multiconfessionele gedeelte van de begraafplaats van Evere. Mijn moeder wilde het zo: ze wilde haar zoon dichtbij hebben.”

Grappig kereltje

Wat voor jongen was Mehdi?

Bouda (blaast) «Mehdi was een parel.”

Devulder: “Een engel.”

Bouda: “Hij had een goed hart. Dat heb ik ook gemerkt, toen ik na zijn dood naar zijn school ging, waar ze een herdenking voor hem hielden met witte ballonnen. Iedereen was er dol op hem. De één na de ander kwam me anekdotes vertellen. Ik was zo trots op hem, toen ik dat hoorde.”

Devulder: “Ayoub was nog nooit op die school geweest, maar toch kende iedereen hem daar: kennelijk vertelde Mehdi voortdurend over zijn grote broer, die aan de universiteit studeert. Ayoub was een beetje Mehdi’s idool.”

Bouda: “Hij was zo’n jongen die opviel, met wie de leerkrachten een speciale band hadden. Ja, hij kwam ’s ochtends weleens te laat, maar zelfs dan had hij de beleefdheid om iedereen vriendelijk goedemorgen te zeggen. Hij toonde altijd respect.”

Hij ging naar een middelbare school in Sint-Gillis. Was hij een goeie student?

Bouda: “Hij zat op een kunstschool. Na de zomer zou hij naar het vierde jaar gaan. Toegegeven: voor zijn algemene vakken kon hij het soms wat laten hangen, maar in de sport- en kunstlessen excelleerde hij. Daar hoorde hij bij de besten van de klas. Hij kon ontzettend goed tekenen. Naast sport was dat zijn grote passie.”

Devulder: “Hij had zo’n grafische tablet gekregen, waarmee hij de meest fenomenale tekeningen maakte. Die zette hij dan op zijn Instagrampagina.”

Bouda: “Hij zat vol wilde plannen: hij droomde ervan een kledinglijn te ontwerpen. Hij had zelfs al een eigen logo. Hij was enorm creatief. En hij voelde zich helemaal op zijn plaats op die kunstschool. Hij ontmoette er leeftijdsgenoten van allerlei slag. Hij stond open voor iedereen, maakte niet uit van welke origine.”

Devulder: “Dat geldt voor de hele familie. Kijk naar ons als koppel: wij zijn daar het beste bewijs van.”

Hoe hebben jullie elkaar leren kennen?

Devulder: “Dankzij Mehdi. Zes jaar geleden waren we met onze families op vakantie in hetzelfde hotel in Turkije. Ik leerde eerst Mehdi kennen. Kijk, zo zag hij eruit (toont een foto op haar telefoon van een 11-jarige Mehdi, die naast het zwembad staat te pronken in een grappige pose, met een handdoek rond zijn hoofd gedrapeerd). Hij was zo’n grappig kereltje, liep altijd onnozel te doen. Plots zei hij: ‘Ik ga je voorstellen aan mijn grote broer.’ Et voilà, zes jaar later zitten we hier nog altijd samen. Ik ben enig kind en Mehdi was als het broertje dat ik nooit heb gehad.”

Bouda: “Mijn familie is heel open-minded. We zijn moslims, maar geen pilaarbijters. We leven gewoon volgens de waarden van de islam.”

Devulder: “Ik ben geen moslim en dat is geen probleem voor hen. Ik vind het verrijkend om van een ander te leren. Iedereen heeft zo z’n vooroordelen. Door Ayoub en zijn familie te leren kennen, heb ik geleerd dat het een kracht is, geen zwakte, om niet in je vooroordelen te blijven hangen. Ze hebben me vanaf dag één in hun hart gesloten. Voor hen was dat de normaalste zaak van de wereld. Dat is ook wat ons zoveel pijn doet in deze hele zaak: het lijkt er sterk op dat Mehdi beoordeeld is sur son faciès, op hoe hij eruitzag.”

Mehdi en Ayoub Bouda: ‘Mehdi en ik waren heel close. We deden bijna alles samen. De enige reden waarom hij niet bij mij was op de avond van zijn dood, was omdat ik de volgende dag examen had.’ Beeld RV

Nooit in de nesten

Begrijp ik nu goed dat, wat jullie weten over de zaak, integraal uit de media komt?

Bouda: “Klopt. De kranten wisten het zelfs eerder dan wij. Rond kwart voor tien stond er al een artikel over het ongeluk online, terwijl mijn moeder toen nog niet eens op de hoogte was gebracht. We zijn achteraf naar het politiebureau gegaan aan de Grote Markt, maar daar gaven ze ons alleen het nummer van het proces-verbaal. De inhoud mochten we niet zien. Maar wat hebben we nu aan dat nummer? Daar worden we toch niet wijzer van?”

Kunnen Mehdi’s vrienden niet vertellen wat er met hem is gebeurd?

Bouda: “Die weten het zelf niet! Nadat ze afscheid hadden genomen van elkaar, zijn ze elk hun eigen weg gegaan – Mehdi langs de Ravensteinstraat. Toen moet het zijn gebeurd. Is Mehdi op een politiecontrole gebotst? Ik weet het niet. Zijn vrienden hebben niks gemerkt van een controle. Ze zijn even later langs de plaats van het accident gepasseerd, zonder te beseffen dat het Mehdi was die daar lag. Net als wij hebben ze het pas de dag nadien vernomen.”

Devulder: “Was er echt een controle? Heeft Mehdi het op een lopen gezet? Dat zijn allemaal dingen die in de media zijn verschenen, maar waarvan we niet zeker weten of ze wel zijn gebeurd. Het is allemaal een beetje flou.”

Bouda: “In de pers werd mijn broer afgeschilderd als een boefje. Eerst spraken ze over opgedreven drugscontroles in de buurt. Daarna zeiden ze dat Mehdi de benen had genomen voor een identiteitscontrole. Et voilà, daarmee was het beeld van Mehdi gevormd.”

Jullie denken niet dat er drugsfeiten mee gemoeid zijn?

Bouda: “Ik ken mijn broer heel goed. We hebben allemaal onze foutjes, maar de fouten die ze nu in zijn schoenen proberen te schuiven, kloppen gewoon niet. Ik ben achteraf echt wel mijn licht gaan opsteken en met zijn vrienden gaan praten. Hij was daar die avond met acht andere Brusselse jongeren. Het waren stuk voor stuk wat wij des Belgo-belges noemen: blanke Belgen. Mehdi was de enige Marokkaan. Als Mehdi nog bij zijn groepje blanke vrienden was geweest, dan hadden ze hem niet verdacht van drugs of dealen.”

Devulder: “Waarom pikte de politie er Mehdi uit? Waarom hij en niet de anderen?”

Zou het kunnen dat hij iets op zak had die avond?

Bouda: “Daar zou ik graag ja of nee op antwoorden, maar ik weet het gewoon niet. Misschien hadden hij of zijn vrienden iets gerookt, dat weet ik niet. Maar meer dan dat? (Stellig) Nee. Zo was Mehdi niet.

“Mehdi werkte bij C&A als jobstudent. Hij had zakgeld genoeg. Omdat hij nog geen eigen bankkaart had, werd zijn loon op de rekening van mijn moeder gestort. Zij regelde alles voor hem, controleerde zijn uitgaven, en gaf hem wat hij nodig had.”

Devulder: “Hij was een doodnormale jongen van 17.”

Bouda: “Zijn strafblad was clean. Er viel niks op aan te merken. Niks, niks, niks. Hij had nog nooit in de nesten gezeten.”

Devulder: “Ze hebben hem weggezet als een typisch Brussels-Arabisch boefje, maar dat was hij niet. En dan moet je de reacties eens lezen op de artikels: die waren nog erger. Dingen als: ‘Zoveel te beter, da’s alvast één dealer minder.’ Wie heeft gezegd dat Mehdi een dealer was?”

Bouda: “Als die mensen Mehdi echt hadden gekend, dan zouden ze door de grond zakken van schaamte. Ze beseffen niet hoe hard ze de familie kwetsen.

“Maude leest die haatreacties nog, ik niet meer. Ik wil die haatzaaiers geen aandacht schenken. Voor hen is nationaliteit niet iets wat op een identiteitskaart staat, maar iets wat op ons gezicht staat geschreven. Terwijl Mehdi wellicht nog Belgischer was dan sommige Belgen. Mijn zussen, broer en ik zijn hier allemaal geboren. Mijn moeder is naar België gekomen toen ze 2 was. Ze is hier opgegroeid, heeft hier gestudeerd. Mijn vader was 17 toen hij hier zijn studies kwam afmaken. Intussen zijn ze gescheiden. Mehdi en ik speelden zelfs met het idee een opleiding te volgen in het Belgische leger. Aangezien we allebei zo sportief zijn, leek me dat geen slecht plan, soldaat worden.”

Devulder: “Ik was een beetje tegen. Ik was bang dat hun iets zou overkomen.”

Bouda: “Ik zag het als een kans voor ons allebei om een mooie carrière uit te bouwen. Om maar te zeggen: we hebben nooit problemen gehad met België. Het is alleen raar dat wij ons moeten rechtvaardigen in dit verhaal: wij zijn het slachtoffer, niet omgekeerd.

“Mehdi bracht het grootste deel van zijn tijd door met zijn familie. Hij was net terug van vakantie met mijn moeder: de hele zomer had hij met haar in Griekenland gezeten. Zodra hij terug was, gingen hij en ik weer samen sporten en basketten. De enige reden waarom hij die avond bij vrienden zat en niet bij mij, was omdat ik de volgende dag examen had.”

Voel je je soms schuldig?

Bouda: “De enige die zich schuldig moet voelen, is de man die mijn broer heeft gedood. De enige die zich moet afvragen ‘Wat als...?’, is hij.”

Devulder: “Die agent is nooit zijn spijt komen betuigen. We kennen zijn naam zelfs niet. Die werd uit alle artikels gehouden, terwijl de naam van Mehdi breed werd uitgesmeerd, waardoor er meteen opdringerige journalisten aan de telefoon hingen.”

Vrezen jullie dat het in een rechtszaak hun woord tegen dat van jullie wordt?

Devulder: “Als ze in de rechtszaal Mehdi in een slecht daglicht proberen te stellen, dan zullen wij er zijn om de waarheid te vertellen.”

Bouda: “Ze mogen nog zo’n negatief beeld ophangen van Mehdi als ze willen, de gevangenis zit vol met dealers, grote bandieten, terroristen en pedofielen. Zij zijn niet dood, maar mijn broer wel. Waaraan heeft hij dat verdiend? Voor zover ik weet, bestaat de doodstraf in België niet.”

'Mijn broer was een doodgewone 17-jarige jongen, niet het typische Brussels-Arabische boefje voor wie men hem wegzet.’Beeld Saskia Vanderstichele

Uitleg verschuldigd

Ayoub, heb je de indruk dat je anders bekeken wordt door de Brusselse politie?

Bouda: “Daar lijkt het toch op, ja. Ik ben in Brussel opgegroeid: mij hoef je niks te vertellen over identiteitscontroles. Ik heb er genoeg meegemaakt.”

Devulder: “Weet je nog die keer toen je was gaan joggen?”

Bouda: “Ik kwam terug van het sporten en jogde naar huis. Ik had mijn oortjes in, dus ik had niet eens in de gaten dat ik gevolgd werd. Toen ik aanbelde bij Maude, zag ik opeens twee agenten: ‘Mogen we vragen waarvoor u aan het wegrennen was?’ Toen ze Maude zagen, geloofden ze niet eens dat ze mijn verloofde was.”

Devulder: “‘Kent u deze man? Zeker dat het geen inbreker is?’ vroegen ze.”

Bouda: “Uit mijn eigen ervaringen kan ik alleen maar zeggen: je hebt goeie flikken en je hebt er die het niet verdienen flik te zijn. Toen ik eens een ongeluk had met de auto, ben ik geholpen door een agent op de fiets die de vriendelijkheid zelve was. Maar ik herinner me ook andere ontmoetingen met de politie.”

Devulder: “Zoals die keer dat ze hem tegenhielden omdat er in de buurt een inbraak was gepleegd. Volgens de beschrijving van de politie zochten ze ‘een grote Arabier’. Ayoub paste in dat plaatje.”

Bouda: “Of die keer dat ik, op mijn 15de, de school uitkwam en werd tegengehouden door agenten: ‘Wilt u ons volgen? We willen een foto van u nemen.’ Toen ik vroeg waarom, zeiden ze dat ze een databank aan het aanleggen waren. Dat is me twee keer overkomen en telkens heb ik geweigerd. Waarom zou mijn foto in zo’n databank moeten zitten?”

Devulder: “Of die keer dat we het vliegtuig namen naar Miami. Ik mocht zonder problemen doorlopen aan de douane, maar Ayoub haalden ze eruit voor een speciale controle. Drie uur lang hebben ze hem ondervraagd: ‘Bent u een terrorist? Gaat u een aanslag plegen? Komt u uit Syrië?’ En de hele tijd zat ik me daar angstig af te vragen wat er aan de hand was. We onderschatten hoe erg we allemaal beoordeeld worden op ons uiterlijk.”

Bouda: “Je kunt er donder op zeggen dat ik er tijdens een verkeerscontrole wordt uitgepikt. Mij maakt het niet uit: ik heb een blanco strafblad.

“Het is triest om te zeggen, maar ik ben het zo gewend. Het is nu eenmaal de realiteit waarin ik leef. Misschien had ik er vaker over moeten praten met Mehdi, dat de dingen zo werken. Misschien was hij er dan vandaag nog geweest. Hij is het slachtoffer geworden van de vooroordelen die er leven.”

Had Mehdi ook al dikwijls identiteitscontroles meegemaakt?

Bouda: “Ik herinner me eentje aan de metrohalte Bockstael, een paar jaar geleden. De agente zei me achteraf dat Mehdi van begin tot eind vriendelijk en beleefd was gebleven, dat hem niets te verwijten viel. Maar Mehdi kende ook de verhalen over Brusselse jongeren die al onzacht in aanraking waren gekomen met de politie. Stribbel je tegen of dien je hen van antwoord, dan vallen er klappen. Die verhalen boezemen elke jongere angst in.”

Denken jullie dat hij het uit schrik op een lopen heeft gezet?

Bouda: “Ik weet het niet. Het kan. Zou jij het, als 17-jarige, op een lopen zetten, als er twee gewapende kleerkasten achter je aan komen? Ik had de politie wel willen geloven, als ze van bij het begin open kaart hadden gespeeld. Maar als ik dan in de krant moet lezen dat een ooggetuige de versie van de politie in twijfel trekt, dan weet ik niet meer wat ik moet denken.”

Nu heb je het over de sirene: meteen na de eerste nieuwsberichten dook er een ooggetuige op die verklaarde dat, in tegenstelling tot wat de politie eerst had beweerd en wat de wegcode voorschrijft, de sirene van het politievoertuig onmogelijk kon hebben aangestaan.

Bouda: “Ik ben er 100 procent zeker van: als Mehdi een sirene had gehoord, dan was hij niet zomaar de straat op gelopen. Mijn broer was heus niet dom.

“Bovendien was Mehdi volgens de getuige niet de straat over aan het rennen, zoals de politie eerst beweerde, maar liep hij op de rijweg, omdat er gewerkt werd aan het trottoir. Ik ben de avond van 21 augustus nog zelf op die plek gaan kijken – ik kon niet thuis blijven, ik moest het zien. Ik heb toen foto’s genomen van de geel-blauwe hekkens die het trottoir afsloten. Een week later waren die, toeval of niet, allemaal weg.”

Devulder: “Misschien zien we spoken, maar dat komt door de mist die ze spuien rond het ongeval. Als je niets weet, gaan je gedachten met je aan de haal.”

Hebben jullie die ooggetuige kunnen spreken?

Devulder: “Nee. We hebben de krant gebeld, waarin we zijn getuigenis hadden gelezen. Daar wisten ze ons alleen te vertellen dat de getuige rechtstreeks naar het parket was gestapt. Verder wilde hij anoniem blijven. We respecteren zijn keuze.”

Via Facebook deden jullie zelf nog een oproep naar getuigen.

Devulder: “Verschillende mensen hebben ons gecontacteerd. We hoorden van alles: dat de zwaailichten van de politiewagen niet aanstonden, dat ze die pas na het ongeluk zouden hebben aangezet. We weten niet wat we ervan moeten geloven.”

Bouda: “Voor mij is één ding duidelijk: de politie heeft me mijn broer afgenomen. Daar zijn ze me op z’n minst een uitleg over verschuldigd. Het kan toch niet dat wij, als slachtoffer, de misdaad moeten onderzoeken?”

Er moeten toch camerabeelden zijn van wat er is gebeurd?

Devulder: “Zeker. Rond het Centraal Station hangt het vol met camera’s.”

Bouda: “Toen ik die avond ben gaan kijken, heb ik minstens tien camera’s zien hangen, die gericht staan op de plek van het ongeluk. Er moeten beelden zijn. Waar zijn die? Ik weet niet of ik zelf in staat ben ze te bekijken, maar dat iemand het dan tenminste in mijn plaats doet en me vertelt wat erop te zien is.”

Hebben jullie een advocaat onder de arm genomen?

Bouda: “Daar zijn mijn ouders nu mee bezig. De voorbije twee maanden waren zo vreselijk, ik heb het gevoel dat we nu pas de eerste stappen kunnen zetten. We hebben wel klacht ingediend bij het parket en ons burgerlijke partij gesteld.

“Weet je, we willen vooral dat de witte mars straks kalm en vredig verloopt. Ik wil niet dat Mehdi’s verhaal gerecupereerd wordt door andere groepen, die strijden tegen politiegeweld. Niks mis met hun strijd, maar ik weet er niet genoeg van om erbij betrokken te worden. Voor mij gaat het hier over Mehdi, meer niet. Destijds ben ik meegelopen in de mars voor Joe Van Holsbeeck, die ook aan het Centraal Station is overleden (Van Holsbeeck werd in 2006 doodgestoken toen twee Poolse tieners zijn mp3-speler probeerden te stelen, red.). En na de aanslagen in Brussel zijn we onze steun gaan betuigen aan de Beurs. Mijn vader was één van de taxichauffeurs die mensen gratis en voor niks naar huis heeft gebracht die dag, omdat het openbaar vervoer stillag. Wij zijn neutraal, altijd al geweest.”

Niet te aanvaarden

Bouda: “Ik probeer mijn ouders nu zoveel mogelijk te helpen. Ik heb het gevoel dat ik hen niet te veel alleen mag laten.”

Devulder: “Hij wil hen beschermen.”

Bouda: “Ik kan niet anders. Mijn moeder zou hier nu niet kunnen zitten. Ze heeft er de kracht niet voor, mijn vader evenmin. Daarom doe ík het. Telkens als ik mijn hoofd even laat hangen, denk ik aan de aanblik van Mehdi in dat mortuarium. Dan besef ik weer: ik kan het hier niet bij laten.

“Weet je wat me ook zo kwaad maakt? Dat de woordvoerder van de politie na het ongeval op tv verkondigde dat de agent die de aanrijding had veroorzaakt erg aangedaan was door wat er was gebeurd, en psychologische bijstand kreeg. Via via vernam ik dat hij met ziekteverlof naar huis is gestuurd. Hij mag dus thuiszitten en wordt betaald, terwijl mijn vader niet anders kan dan met zijn taxi blijven rondrijden. Hij zit met de daver op het lijf, telkens als hij in de auto moet stappen. Hij rijdt met zijn taxi nooit meer door de straat waar Mehdi is gestorven. Dat lukt hem niet.

“Mijn moeder slaagt er evenmin in verder te gaan. Ze dacht onlangs: het is tijd dat ik mijn rol als moeder weer opneem, ik ga naar de supermarkt. Een buurvrouw heeft haar huilend tussen de rekken gevonden en naar huis gebracht. Het lukte niet.”

Hoe stel jij het?

Bouda: “Ik heb één keer naar het nummer van slachtofferhulp gebeld, maar ik kreeg alleen een bandje met de openingsuren te horen: maandag tot vrijdag, van acht tot twaalf. Als je het in het weekend zwaar krijgt, bekijk je het maar. Ik ben dan maar zelf naar een dokter gestapt. Ze schrijft me telkens medicatie voor, maar ik hou niet van pillen. Zolang ik rechtsta, probeer ik zonder. Ik praat er wel over met haar en dat helpt een beetje. Rouwen doe je in verschillende fases. Aanvaarding is er één van. Ik aanvaard stilaan dat mijn broer er niet meer is, maar hoe het is gebeurd: nee, dat kan ik nog niet aanvaarden. Zolang ik niet begrijp wat er is gebeurd, kan ik niet beginnen te rouwen. Het beste medicijn is de waarheid.”

Devulder: “Mehdi verdient het niet om zomaar te worden uitgewist.”

Bouda: “Mensen zeggen ons dat het misschien nog jaren kan duren voor we iets te weten komen. Ik hoop van niet, want dat trek ik niet. Ik slaap niet meer, ik eet nog amper. Overdag hou ik me recht, maar ’s avonds gaat mijn hoofd weer malen en zak ik in elkaar.

“Ik hoop dat ik op de mars mensen zal kunnen vertellen hoe Mehdi echt was.”

Devulder: “Weet je dat hij ooit een prijs heeft gewonnen van de Brusselse vervoersmaatschappij MIVB? Iedereen in de klas moest een project uitdokteren om het tramverkeer veiliger te maken. Mehdi’s project kwam er als beste uit.”

Bouda: “Omdat ze met hun telefoon bezig zijn, letten voetgangers tegenwoordig niet op, als ze de tramsporen oversteken. Mehdi had daarvoor een oplossing bedacht: hij wilde rode en groene lichten installeren in het wegdek aan oversteekplaatsen. Ze hebben zijn project zelfs uitgewerkt aan halte Graaf van Vlaanderen. Hij was apetrots. Het is tragisch dat hij net op deze manier aan zijn eind moest komen: onder de wielen van de politie, die hem had moeten beschermen.”

We hebben ook contact opgenomen met de Brusselse politie en het parket. Zolang het onderzoek loopt, kunnen ze niets kwijt over de details ervan. Dat er bijna een halve dag verstreek voor de familie werd ingelicht, had volgens het parket te maken met de moeilijke identificatie van Mehdi. Als de familie meer informatie wil, dan raadt het parket hun aan om via hun advocaat aan de onderzoeksrechter te vragen inzage te krijgen in het dossier. De familie zal de vraag eerstdaags stellen.

© Humo