Direct naar artikelinhoud
Vier vragen

Is het frietkot een bedreigde soort? ‘De heksenjacht ligt gelukkig achter ons’

Is het frietkot een bedreigde soort? ‘De heksenjacht ligt gelukkig achter ons’
Beeld Baert Marc

In Nederland is het frietkot uitgeroepen tot bedreigde soort. Ook in België kent het beroerde tijden, maar volgens Bernard Lefèvre van het Nationaal Verbond van Frituristen (Navefri) liggen die stilaan achter ons.

De Nederlandse expert Ubel Zuiderveld brengt in een fotoboek de laatste exemplaren in beeld. Is het zo erg?

“Er verdwijnt daar blijkbaar elke week wel ergens een frietkot. De Nederlanders hebben voeding altijd veel te rationeel benaderd, en beginnen zich dat nu te realiseren. Diepvriesfrieten? Een automaat? Geen bezwaar. Handiger. Wij hebben gelukkig altijd een portie nonchalance en gezelligheid kunnen bewaren.”

Hoeveel frietkoten zijn er in België nog?

“Zo’n 4.500 à 5.000. Ooit waren ze allemaal losstaand, als caravan of barak op een of ander pleintje, nu nog slechts een op de zes. Maar de laatste jaren blijft dat stabiel. Tot een jaar of vijftien geleden zag het er nog naar uit dat het losstaande frietkot ten dode opgeschreven was. Telkens als ergens een plein werd heraangelegd, moest het frietkot weg. In een stad als Antwerpen is er geen enkel losstaand frietkot meer, in Leuven zijn het er nog amper vier. Het komt door de heksenjacht die in de jaren 70 en 80 is ingezet doordat een beperkt aantal ambtenaren bij Stedenbouw een monopolie had op het bepalen van wat mooi is. Die een soort gezelligheid voor ogen hadden zoals je die kunt zien in Louvain-la-Neuve. Wat voor discussies ik vroeger allemaal niet heb moeten voeren met burgemeesters als Norbert De Batselier of Louis Tobback.”

Zij vonden frietkoten smerig?

“Ja, denk eens terug aan het beroemde frietkot aan het station in Leuven. Zonde toch? Men moet zich afvragen: van waar komt het frietkot? Wel, het is ongeveer gelijktijdig met België ontstaan, met één kraam op het kerkplein dat aan het eind van de kermis bleef staan omdat de eigenaar te lui was om het te verslepen. Een andere uit een naburig dorp die dat opmerkte en dacht: wel, dan blijf ik ook staan.

“Norbert De Batselier zei ooit tegen mij: ‘Die frieten smaken toch even goed als ze binnen zijn gebakken?’ Ik vroeg hem: hebben jullie in Dendermonde een kermis? Jaja, zei hij, de leukste en de grootste van allemaal. Ik stelde voor om de kermis voortaan in een hangar te organiseren, dan zou niemand nog last hebben van regen. Hij zei: ‘Maar de sfeer zou dan toch nooit hetzelfde zijn?’ Waarop ik: voilà! Een frietkot, dat is feest, en de heksenjacht ligt nu gelukkig achter ons.”

Sinds 2014 is het frietkot cultureel erfgoed.

“Sindsdien kun je bij Stedenbouw al het woord frietkot laten vallen zonder dat iemand daar hysterisch wordt. De periode waarin je als friturist ook niet meer investeerde in je kraam, omdat een volgende burgemeester die wel eens hinderlijk zou kunnen vinden, ligt achter ons. In West-Vlaanderen en Wallonië zijn er nog veel losstaande kramen, en durft een uitbater tegenwoordig al opnieuw een lening aangaan. Nu alle Europese steden er identiek beginnen uitzien, is er ook een groeiende behoefte aan authenticiteit. Mensen gaan op zoek naar sociaal contact, naar het ambachtelijke. Kijk naar de foodtruck, dat is eigenlijk het heruitgevonden frietkot. Dat zou ik zo graag willen zien: een foodtruck die aan het eind van een festival gewoon blijft staan. Bij voorkeur in Antwerpen.” (DDC)