Direct naar artikelinhoud
Visafraude

Melikan Kucam (N-VA): ‘Ze wilden mij en Theo Francken kapotmaken’

Melikan Kucam (N-VA): ‘Ze wilden mij en Theo Francken kapotmaken’
Beeld rv/Facebook

Melikan Kucam, de Mechelse N-VA’er die verdacht wordt van gesjoemel met humanitaire visa, schreeuwt zijn onschuld uit in een interview met Humo. ‘Ik ben geen maffiabaas, maar een brave ambtenaar.’

Het mogelijke gesjoemel werd het eerst aangeklaagd in een Pano-reportage. “Die reportage was een schande. Op simpel verzoek van het parket, dat blijkbaar geen bewijzen tegen mij vond, hebben ze een uitzending gemaakt waarin ze mij voor heel Vlaanderen schuldig verklaarden. En dat op basis van een paar anonieme getuigen.”

Volgens Kucam zijn er ‘nul bewijzen’ tegen hem. “Ik ben geen maffiabaas, maar een brave ambtenaar.” Het Antwerpse gerecht voert sinds november 2018 een onderzoek naar onregelmatigheden bij het toekennen van humanitaire visa. Uit dat onderzoek blijkt volgens het parket dat Kucam zich fors liet betalen om Assyrische christenen uit Syrië en Irak op de lijst met kandidaten voor een humanitair visum te zetten. Kucam was een van de mensen die in samenspraak met het kabinet van voormalig staatssecretaris voor Asiel Theo Francken (N-VA) die lijsten opstelde.

Kucam werd in januari aangehouden op verdenking van mensensmokkel, criminele organisatie, passieve omkoping en afpersing. Negen maanden later, begin oktober, mocht hij de gevangenis verlaten. Hij staat nu onder elektronisch toezicht. 

“Het is alleszins een politieke afrekening”, oordeelt Kucam in Humo. “Mechels burgemeester Bart Somers was al maanden aan het rondstrooien dat hij de N-VA een ferme loer zou draaien. ‘Binnenkort ontploft er een bom bij jullie.’ CD&V en Open Vld wilden mij en Theo Francken pakken, en geruchten van Assyrische leden uit hun partijen boden de ideale gelegenheid.” Volgens Kucam draait het allemaal om jaloezie. “De mensen waren ons dankbaar en nodigden mij uit op een etentjes. Voor de gemeenteraadsverkiezingen van 2018 had ik een camapgneteam van twintig man: Syriërs wiens familie ik had gered, en die van ’s morgens tot ’s avonds campagne voor me voerden. (...) Zelfs onze eigen kopstukken waren jaloers.”