Direct naar artikelinhoud
Syriëstrijders

Vervolging Belgische IS-strijders in Syrië dreigt enorm probleem te worden

Vermoedelijke IS-strijders in een gevangenis in Hasakeh, in het noordoosten van Syrië.Beeld AFP

De vervolging van de Belgische IS-strijders in Syrië dreigt een enorm probleem te worden. Hen laten berechten in Irak – zoals de regering wil – wordt lastig. Irak lijkt daar niet toe bereid, tenzij voor veel geld. Hen zelf berechten wordt ook aartsmoeilijk. Bewijzen vinden voor hun misdaden is zelfs voor de Verenigde Naties een bijna onmogelijke taak.

en

In de Wetstraat is de afgelopen maanden urenlang gedebatteerd over wat ons land moet aanvangen met de ruim 55 Belgische IS-strijders die momenteel vastgehouden worden in Syrië. Moeten zij in Irak berecht worden, desnoods met het risico op de doodstraf? Moet België hen terughalen en hier laten berechten door het eigen justitieapparaat? Of moet er een (nieuw) internationaal strafhof komen? 

De federale regering heeft zich – met de goedkeuring van voormalig coalitiepartner N-VA – steeds voorstander getoond van berechting in de regio. Versta: door het ‘bevriende’ regime in Irak. Ook onder meer Nederland, Frankrijk en het VK willen dit.

Alleen: Irak zelf blijkt hier niet toe bereid. In de Nederlandse krant NRC laat de Iraakse minister van Buitenlandse Zaken Ali Alhakim daar vandaag geen twijfel over bestaan. Irak zal alleen de eigen IS-strijders in Syrië terugnemen en berechten. “Wij nemen de verantwoordelijkheid voor onze burgers, hun vrouwen en kinderen”, zegt hij. Volgens Alhakim moeten de Europese landen, dus ook België, hetzelfde doen voor hun mensen. “Dat is wat wij deze landen adviseren.” De minister benadrukt dat dit standpunt al meermaals is overgemaakt. Onder meer tijdens een bijeenkomst achter gesloten deuren in New York met twintig landen en de Verenigde Naties.

Damascus en Ankara

Volgens Alhakim staat de Iraakse wet gewoonweg niet toe dat buitenlanders worden berecht voor misdaden die buiten Irak zijn gepleegd. Als Europese IS-strijders worden verdacht van misdaden in Irak zelf, of als ze anderen hebben aangezet tot misdaden in Irak, kunnen ze wel in Irak worden berecht. Voor de andere IS-strijders verwijst Alhakim door naar Syrië en Turkije. “De Syrische regering heeft gezegd dat ze buitenlandse IS-strijders wil berechten, Turkije ook. Dus jullie moeten gaan onderhandelen met Damascus en Ankara.” De kans lijkt klein dat België deze diplomatieke stap zal zetten. Zeker met het dictatoriaal regime van Assad is dat zo goed als uitgesloten.

Regeringsbronnen aanzien de uitspraken van Alhakim als een vorm van onderhandelen. “Irak wil geld, véél geld, voor de berechting van buitenlandse IS-strijders. Dit is een manier om druk te zetten”, luidt het. Volgens gelekte documenten zou Irak tot 2 miljoen dollar (1,8 miljoen euro) vragen per persoon. De landen van herkomst moeten onder meer de kosten van voedsel, medische verzorging en bewaking zelf dekken. Op 14 november zitten de EU-landen en Irak opnieuw samen in Washington. Dan moet er meer duidelijkheid komen over de kwestie.

De Belgische ogen en oren in Syrië zijn van de kaart geveegd. En dat is een probleem

België weet zelf weinig of niets over wat er vandaag in Syrië gebeurt. Het geheime netwerk van de militaire inlichtingendienst is er ingestort. Voor informatie over de Belgische jihadi’s ter plaatse zijn we totaal afhankelijk van wat andere landen doorgeven. Dat zeggen zes inlichtingenbronnen aan De Morgen.

“De mogelijkheden om onze IS-strijders te beveiligen drogen op, maar de regering weigert om iets te ondernemen”, reageert parlementslid Jessika Soors (Groen). “Irak wil hen niet berechten. Een internationaal strafhof oprichten zal nog jaren duren. Wat blijft er dan nog over?” Soors zegt dat de IS-strijders in eigen land berechten wellicht de beste keuze is. “Het gaat hier om veiligheid. We moeten zicht houden op deze gevaarlijke mensen. Als we ze daarvoor moeten terughalen, dan is dat zo.”

Verenigde Naties

Een van de grote problemen die hierbij opdoemen, is het gebrek aan bewijslast tegen IS-strijders. Dat blijkt ook uit een parlementaire vraag van John Crombez (sp.a) aan minister van Justitie Koen Geens (CD&V) over het International Impartial and Independent Mechanism  een VN-orgaan dat in Syrië probeert bewijzen te verzamelen over mogelijke oorlogsmisdaden door de verschillende strijdende legers, milities en terreurgroepen. België investeert hier 1,6 miljoen euro in.

Voorlopig heeft dat geld nog geen resultaat opgeleverd. Het federaal parket heeft in twee dossiers een vraag gesteld over Belgische verdachten, maar zonder succes. De Verenigde Naties kunnen geen bewijzen aanleveren. “Dit toont dat we eigenlijk nergens staan”, zegt Crombez. “De regering moet dringend zelf werk maken van een proactieve aanpak. Ook rond het verzamelen van bewijslast.” In de parlementaire vraag geeft Geens aan dat Belgische onderzoekers naar Syrië sturen te gevaarlijk is. Wel zou erover nagedacht worden om onderzoekers naar de buurlanden van Syrië te brengen, om daar bijvoorbeeld getuigen te kunnen ondervragen. Maar dit idee zit nog in een embryonale fase: momenteel is het nog niet concreet.

Hoe nijpend het probleem rond de bewijsvoering is, hebben eerdere processen tegen teruggekeerde IS-strijders aangetoond. De eerste keer dat een IS-strijder in België veroordeeld werd voor moord, kwam het bewijs van de man zelf. In 2017 kreeg Hakim Elouassaki uit Vilvoorde 28 jaar cel voor een moord op een gevangengenomen sjiiet in Syrië, omdat hij er tijdens een afgeluisterd telefoontje over opschepte.

Vijf andere Syriëstrijders, die gelinkt waren aan een onthoofdingsfilmpje, werden door gebrek aan bewijs vrijgesproken. “Er zijn veel Syriëstrijders tegen wie er nooit bewijs gevonden is”, zegt historicus en arabist Pieter Van Ostaeyen (KU Leuven). “Als ze zelf nooit iets verteld hebben, of niets op sociale media hebben gezet, is het moeilijk. Ze worden dan enkel veroordeeld voor hun lidmaatschap aan IS, waar in België straffen op staan tot vijf jaar cel.”