Direct naar artikelinhoud
Interview

Astrid Stockman: ‘Als ik iets doe, wil ik het goed doen – en nog liever: héél goed’

‘Als het over mijn carrière gaat, kan ik heel sec en rationeel zijn. Die kleine hardheid zit van nature niet in mij, maar ik oefen ze wel, want ik heb ze nodig.’

‘Weerloosheid brengt je op prachtige plaatsen’, zegt Astrid Stockman (32). Ze kent de kracht van ontroering, ze weet dat schoonheid altijd brutale euforie als passagier heeft. Wanneer ze vertelt over wat haar raakt, schuift er een dun vlies over haar ogen: het mooie, aarzelende begin van tranen. De sopraan – Stockman zingt opera’s en maakt muziektheater in binnen- en buitenland – wervelt dezer dagen door De slimste mens ter wereld. Want wervelen, daar is ze goed in.

Nog dit: omdat er tussen het vaderschap en professionele bezigheden geen wetten maar wel veel praktische bezwaren staan, was de 4-jarige Polly – meer dan vermoedelijk mijn dochter – aanwezig bij het interview. De intelligentste vragen, zo zult u merken, worden door haar gesteld.

Stockman: “Die televisiestudio is een biotoop die ik niet kende, maar toch zit ik er vrij ontspannen. Ik had toegezegd zonder echt stil te staan bij de impact en de consequenties – ‘even een quizke doen.’ Maar nu komt die quiz dus op televisie en zíén mensen mij. Dat is best een gek gevoel.”

U heeft niet gestudeerd ter voorbereiding, zei u in de eerste aflevering, maar wel veel naar de koers gekeken.

“O, ja. Ik kan je alles vertellen over de Belgische ritwinnaars in de Tour van dit jaar. De Clásica San Sebastián? Remco Evenepoel! De rood-witte truitjes? Lotto-Soudal! Ik vond het wel fijn om me te verdiepen in iets dat vroeger helemaal aan mij is voorbijgegaan. En om dan vast te stellen dat dat fietsen een prachtige encyclopedie van de grote gebaren is: het lijden, het falen, het terugkomen, het winnen… Koers is een opera op wielen.”

U doet het heel goed in De slimste mens. Betekent dat dat u competitief bent?

“Neen, integendeel zelfs. Professioneel gezien behoor ik tot een niche: ik werk in een kleine wereld vol getalenteerde mensen. Daarin is het een logische reflex om je te meten met die andere mensen. Maar daar heb ik me altijd tegen verzet: al heel vroeg in mijn opleiding vond ik dat vergelijken – en dus: wedijveren, proberen om de beste te zijn – gewoon absurd is. Zingen is zó persoonlijk: je kunt het alleen goed doen als je er héél je kwetsbare zelf in legt, als je bereid bent om nooit te liegen. Hoe zou dat dan competitie kunnen zijn?”

‘Het leven is zo gruwelijk kort, dus valt er geen tijd te verspillen: ik ben allergisch voor alles wat middelmatig is, of slechts een béétje boeiend.’

U bent dus uw eigen maatstaf? Moet u daar niet een heel sterk hoofd voor hebben?

“Ik vind het net makkelijker om me níét bezig te houden met wie beter, mooier en succesvoller zou kunnen zijn dan ik. Het is leuk om de strijd aan te gaan met mezelf: ‘Kom Stockman, we gaan eens kijken wat dit leven te bieden heeft, en waar je ergens raakt.’”

Af en toe zit er in De slimste mens ook een vrijbuiter, iemand die het allemaal nadrukkelijk níét ernstig neemt.

“Dat ben ik sowieso niet. Als ik iets doe, wil ik het goed doen – en nog liever: héél goed. Ik vind het fijn om te focussen op iets en dat dan een paar seconden het allerbelangrijkste ter wereld te vinden. Nu ja, een paar seconden: ik zit er ondertussen toch al enkele afleveringen in. (glimlacht) Het is simpel: ik kan de dingen niet half doen.”

Is dat wat u het meest typeert?

“Ik denk het wel, ja. Weet je, het leven is zo gruwelijk kort…”

Ik vind het anders al behoorlijk lang aanslepen.

(onverstoorbaar) ...en dus valt er toch geen tijd te verspillen? Ik ben allergisch voor alles wat middelmatig is, of slechts een béétje boeiend.”

(Polly) Waar woon jij ergens?

“In Antwerpen, maar ik ben opgegroeid in Ronse.”

Ha, de stad die om de uitvinding van het wiel noch om de ontdekking van de rock-’n-roll bekendstaat!

“En toch: het was daar fijn opgroeien. Ik was er omringd door lieve mensen en ik heb me er altijd heel gelukkig gevoeld. En er was de muziekschool: de plaats waar ik vuur vatte – zo voelde het echt. De leerkrachten en de directeur van die school geloofden erg in mij en duwden mij naar boven. Dat is zo belangrijk: dat je mensen tegenkomt die je stimuleren in plaats van je af te remmen.”

Herinnert u zich nog de eerste kiem van uw liefde voor muziek?

“Ja, ik heb heel heldere herinneringen aan mijn vroege kindertijd. Ik weet bijvoorbeeld nog hoe ik me als 3-jarige verbaasde over die toren van muziek thuis – zo’n typische hifibak uit de jaren 90. Daar klonk plots ‘Is dit nu later?’ van Stef Bos uit op. Dat trof me, dat raakte me, ik begréép het. Terwijl de zanger natuurlijk een dertiger in een weltschmerzmijmering was, en ik een kleuter met even daarvoor nog een pamper aan. Maar ik hoorde dat, en ik voelde meteen: dit schudt me doorheen. Dit wil ik kennen.

“Mijn grootmoeder had een café – zoals dat hoort in Vlaanderen: net naast de kerk. Ik was 5 jaar toen ik met haar in de mis zat en helemaal bevangen werd door het geluid van zingende mensen. Ik wist niet wat het was, maar ik vond het fantastisch – een douche van kristalhelder water. En vervolgens wees mijn grootmoeder me waar dat sensationele geluid vandaan kwam: van het koor. (glimlacht) Waarop ik, als 5-jarige: ‘Hallo, mag ik meedoen?’ Ik moest wachten tot ik op de lagere school zat, kreeg ik te horen. Dus ja: op mijn eerste dag in de lagere school stond ik daar: ‘Mag ik dan nu mee komen zingen?’ (blij) En het mocht.

“Ik heb op de judoschool gezeten, en op de tekenschool – en daar kwam altijd een einde aan. Maar de muziekschool, die bleef. Dat was de grote liefde.”

Op de middelbare school heeft u een wetenschappelijke opleiding gevolgd.

“Ik overwoog toen om daar verder in te gaan. Chemie sprak me aan, materiaalkunde ook. Ik kon wel ingenieur worden, dacht ik. Maar toen kwam het moment van het ingangsexamen aan het conservatorium, en besefte ik: ‘Dit. Ja, dit.’”

Wat een mooie luxe. Veel mensen blijven een leven lang zoeken naar een echte, grootse passie.

“Absoluut: in mijn omgeving zie ik zo veel mensen die halfweg de 30 zijn en zichtbaar twijfelen omdat ze nog altijd niet weten wat ze precies willen, wat hen helemaal zou vervullen. Ik had het geluk dat ik op mijn 3de al halsoverkop verliefd werd.”

(Polly) Ben jij ook een kindje geweest?

“Zeker! Ik zat vaak te lezen. Ik was een soort spons, een kind dat zoveel mogelijk dingen wilde absorberen. Maar een echte eenzaat was ik niet: ik was heel vrolijk en ging graag naar school.

“Een leraar Grieks zei me ooit: ‘Als jij iets rustiger was, zou je nog 5 cent meer waard zijn.’ (lacht) Niet dat ik zo’n haantje-de-voorste was dat de boel voortdurend op stelten zette, hoor. Maar als ik echt door iets geraakt werd, zag je dat meteen aan mij – dan werd ik op slag een bom van enthousiasme.

“Op zich had ik alles om de vreemde eend in de bijt te zijn: ik had het eerste leerjaar overgeslagen en haalde altijd goeie punten. Maar de muziek was mijn connectie met de rest van de wereld. Ik herinner me nog heel goed dat ik in het zesde middelbaar voor onze 100-dagenviering mijn piano had meegebracht naar school, en op de speelplaats een popliedje bracht. Iedereen vond dat een revelatie. Voor mijn klasgenoten werd het plots tastbaar, die muziek waar ik altijd mee bezig was.”

U stond dus al vroeg op een podium.

“Ik was 4 toen ik op het dressoir van mijn moeder klom en Samson & Gert playbackte. En iedereen moest en zou komen kijken, natuurlijk.

“Er zijn muzikanten die briljant zijn, maar op de planken sterven van de stress. Ik ben weleens zenuwachtig, maar fundamenteel hou ik van het podium. Er is ook nog nooit iets fout gegaan. Of toch één keertje. Ik stond in Bozar in een kinderopera met het Nationaal Orkest van België, en bij de eerste beweging die ik maakte, hoorde ik mijn broek scheuren. Ik zag op de eerste rij een man lachen, dus ik wist meteen dat ik het me niet ingebeeld had. Het probleem was dat ik het héle stuk op het podium moest blijven. Een uur lang heb ik toen gezongen met een gescheurde broek, maar zonder te weten hoevéél poep er precies zichtbaar was. (lacht)

Wordt u weleens emotioneel bevangen op een podium? Of is het louter techniek?

“Als ik voor het eerst iets zing of speel, voel ik metéén of het een muziekstuk is dat me raakt. Zelfs als ik de achtergrond nog niet ken, als ik me er nog niet in verdiept heb, weet ik bij die eerste keer of dat stuk ook een beetje over mezelf gaat.

Astrid Stockman: ‘Als ik iets doe, wil ik het goed doen – en nog liever: héél goed’

“Als je het van een afstand bekijkt, is klassieke muziek louter reproductie: je speelt de partituur van een werk dat vaak al eeuwen bestaat. Maar ik vind het zo mooi omdat je als muzikant of zanger iets van jezelf kunt terugvinden in zo’n stuk. Of, in het beste geval: iets van jezelf kunt toevoegen aan het stuk. Dus neen, muziek is voor mij niet alleen techniek.”

Voelt u niet de behoefte om zélf liedjes te maken, zoals pop- en rockmuzikanten doen?

“Ik heb me vroeger ook wel met popmuziek beziggehouden. Op de Gentse Feesten heb ik ooit zelfs in het voorprogramma van Gorki gespeeld. Dát was sterven! Nu goed, dat voelt wel als een ander leven. Ik was 18 en schreef liedjes over de chemische castratie van ex-vriendjes. Iets te veel naar Tori Amos geluisterd, gok ik. (lacht)

“Ondertussen weet ik dat klassieke muziek de jurk is die me past. Ik hou van de subtiliteit ervan, en ik heb absoluut niet het gevoel dat ik minder over mezelf vertel dan wanneer ik eigen popliedjes zou brengen.”

Maar hoe vindt u zichzelf in een eeuwenoude opera?

“Eerst ga ik door de taalbarrière. Want een rol kan in het Engels zijn, maar net zo goed in het Italiaans of het Russisch. Ik verdiep me dus in de taal: wat wordt hier precies gezegd? Daarna dompel ik me onder in de traditie. Hoe is die opera ontstaan? En daarna ga ik zoeken naar de emotionele lading. Speel ik een sterk personage, dan moet ik ook op zoek naar de sterke vrouw in mezelf. Idem voor het in de steek gelaten personage, het verdrietige personage, het wraaklustige personage... Altijd weer vraag ik me af: in hoeverre begrijp ik mijn personage, en in welke mate is ze een raadsel voor mij?

“Ik heb ooit donna Elvira gespeeld in een bewerking van Mozarts Don Giovanni. Dat libretto is oud, héél oud, maar het vertelt nog altijd een universeel verhaal: dat van een bedrogen vrouw die terugkeert om wraak te nemen. Mijn chemischecastratieliedjes van vijftien jaar geleden zijn het beste bewijs. (lacht)

U moet vaak woelen in donker sentiment. Kan dat gevaarlijk zijn?

“Voor mij niet. Ik vind het vooral louterend. Je kunt de vorige versies van jezelf bezoeken in een veilige, afgeschermde omgeving: dat vind ik fijn. Ik hou ook van nostalgie, zelfs als die met wat verdriet komt. Want wie om iets treurt, heeft van iets gehouden – en net dat is toch waar het leven om draait?”

Onlangs heeft u zelf mee een opera gecreëerd.

“Ja, met een internationaal team van jonge theatermakers. De opera is bedoeld voor tieners, vanuit de vaststelling dat er veel opera’s bestaan voor kleine kinderen en voor volwassenen, maar nauwelijks voor tieners. We hebben iets gemaakt rond cyberpesten.

“Het klinkt pompeuzer dan ik het bedoel, maar ik vind wel dat ik een soort missie heb. Het mag niet louter entertainment zijn, bedoel ik: ik wil ook iets zeggen over de wereld waarin we leven. In die jongerenopera zit bijvoorbeeld een scène waarin ik aan het dansen ben in een doorzichtige doos – het decor is een soort nachtclub. Mijn personage gaat op in de muziek en zit helemaal in haar eigen cocon, en ze merkt niet dat haar jurk van haar schouder glijdt. Iemand maakt daar een foto van, en die wordt op het internet verspreid. In het publiek zitten jongeren die me luid beginnen te slutshamen. ‘Hoer!’ ‘Vuile slet!’ We spreken dat vooraf door met een aantal van de mensen in het publiek, maar we merken dat andere jongeren – die vooraf niet op de hoogte zijn gebracht – daar heel makkelijk in meegaan en ook beginnen te roepen. En gelukkig ook het omgekeerde: mensen die zich er hoogst onbehaaglijk bij voelen, en het liefst de zaal uit zouden rennen.

“Enfin, in die scène zit een maatschappelijke realiteit vervat, hè. En het is dan mijn rol om op zoek te gaan naar een moment in mijn leven waarop ik een slachtoffer was. Want in deze fase van mijn leven voel ik mij helemaal niet zo. Maar om het geloofwaardig te kunnen spelen, moet ik zo’n moment oprakelen.”

Op 13 november 2015 was u in Parijs.

“We zouden daar Fidelio van Beethoven opvoeren, een opera over tirannie, censuur en broederschap. Op die vrijdagavond waren we aan het repeteren toen ik plots overstelpt werd met berichtjes. Er waren aanslagen gepleegd in Parijs, en mijn vrienden waren bezorgd om me. In de keuken zaten we verdwaasd naar een klein tv’tje te kijken. Het werd steeds groter: eerst hoorden we iets over het voetbalstadion, dan over de Bataclan, dan over de aanslagen op straat… Parijs stond in brand.

“Ik bleef als enige van de groep het hele weekend daar, en dat was ontzettend bevreemdend. De noodtoestand was uitgeroepen, alle winkels waren gesloten. Maar tegelijk voelde ik iets heel veerkrachtig door de straten waaien, iets tussen solidariteit en weerbaarheid in. Toen heb ik echt een band met Parijs gekregen, want voordien had ik die niet.

“De woensdag daarna zijn we in première gegaan. Ik vind dat nog altijd de juiste beslissing, zeker ook omdat het thema van die opera plots ontzettend actueel was. Heel veel mensen waren aan het huilen in de zaal. En toen ik helemaal op het einde ‘Ode an die Freude’ zong, kreeg ik het zelf moeilijk. Het licht op de scène ging nét uit toen de tranen kwamen.”

Wilt u graag een ambassadeur van de opera zijn?

“Absoluut. Ik heb ooit iets gemaakt met Innerwoud, het project van Pieter-Jan Van Assche, een geniale contrabassist. Iets voor de niche, dacht ik, maar tot mijn verbazing kregen we lovende recensies, en Kurt Overbergh van de AB was razend enthousiast. We werden door hem geprogrammeerd op de Feeërieën, en ik herinner me dat gelukzalige, licht absurde gevoel: ‘Kijk eens, efkes opera zingen in de AB!’

“Ik wil er niet flauw over doen: ik doe mee aan De slimste mens omdat ik het fijn vind, maar zeker ook omdat ik hoop dat ik mensen warm kan maken voor opera. We hebben zo’n prachtige scene in België!

“Ik hoop dat het een beetje werkt, want het is natuurlijk best mogelijk dat kijkers denken: wie is die vrouw in hemelsnaam? Waarom trekt ze van die gekke smoelen? En Jezus, moet ze altijd zo luid lachen?”

Ik denk dat het wel goed zit, hoor. U bent heel prettig om naar te kijken – en dan heb ik het niet alleen over hoe u eruitziet.

“O, dank je. Het voelt alleszins wel goed. En het zit soms in de kleine dingen voor mij. De schminkster van De slimste mens die een aria loopt te neuriën die ik een dag eerder heb gezongen: daar word ik intens blij van. Dan denk ik: ‘Zie je wel!’ Iederéén is vatbaar voor die overrompelende schoonheid. Je moet gewoon het idee weggooien dat opera per definitie elitair is.”

Geef eens enkele tips voor de operamaagd?

“Zoek eerst informatie op. Want als je lukraak een opera uitkiest, zou je in een vijf uur durende, loodzware Wagner-opvoering kunnen belanden. Kies een van Mozart of Puccini om te beginnen: die hebben een lage drempel, en het verhaal slorpt je meteen helemaal op. (bevlogen) Opera heeft dezelfde kracht als theater, literatuur, film, popmuziek of desnoods zelfs een voetbalmatch: het verhuist je naar een andere plaats. Het doet je rondwandelen in je eigen hoofd.”

‘De week na de aanslagen in Parijs hebben we daar Beethovens 'Fidelio' opgevoerd, dat plots weer actueel was: de mensen zaten te huilen in de zaal.’

(Polly) Wil je eens iets zingen voor mij?

(lacht) Dat is de vraag die ik voortdurend krijg. Ook in De slimste mens, ja. Het was wel vreemd om in een televisiestudio te zingen. Dat is een heel droge omgeving – zo’n studio is zo gebouwd dat hij geluid opslorpt.”

Heeft u op nog andere gekke plaatsen gezongen?

“Bij Gunther D. op Studio Brussel! Hij had een oproep gelanceerd: wie een speciaal talent had, mocht zich melden. In een impuls heb ik toen gereageerd. ‘Hallo, ik ben Astrid en ik wil een aria komen zingen in jouw programma.’ What the fuck is dit nu weer, moet hij gedacht hebben, maar ik werd wel uitgenodigd. Ik dus ’s nachts naar de VRT, en weet je wat het mooie was? Ik had een verbale tackle van Gunther D. verwacht – hij kakt op iedereen, toch? – maar ik kreeg alleen maar bewondering. Hij werd er oprecht stil van. Het was 1 uur ’s nachts, dus waarschijnlijk hebben niet veel mensen dat fragment gehoord, maar voor mij was het een memorabel moment. Gunther D. die ontroerd was en dat ook zei: mooi, nee?”

Zou u elke dag zingen als het niet uw job was?

“Niet letterlijk élke dag. Maar een leven zonder zingen, neen, dat wil ik me echt niet inbeelden.

“Ik zit nu in een heel drukke periode, met elke dag een concert of een zware repetitie. Dat is behoorlijk slopend – ik voel aan mijn lichaam dat ik er omzichtig mee moet omgaan. Dat ik het een beetje moet beschermen, ja. Maar dat vind ik fijn: door mijn passie leer ik mijn lichaam kennen. Het is eigenlijk sport: ik moet van mijn lijf een bondgenoot maken.”

(Polly) Ben je blij?

“Héél blij – ik zit goed in mijn vel. Tien jaar geleden, toen ik 22 was, werd ik voortgedreven door de gedachte dat beslissingen onherroepelijk zijn. Ik dacht toen nog dat een deur openen betekende dat je er onherroepelijk een paar andere sloot.”

Dat klopt toch? Ouder worden betekent dat het aantal mogelijkheden krimpt.

“Néén, dat klopt niet! Ik ben veel minder fatalistisch dan tien jaar geleden: er zijn nog zoveel paden die ik kan inslaan. Je kunt echt de dirigent van je eigen leven zijn.”

Zit er veel ontroering in dat leven? Als u een opname van zichzelf beluistert, bijvoorbeeld?

“Dan net niet: automatisch focus ik op het technische. Maar dat is niet erg hoor, want voor het overige zit er genoeg ontroering in mijn leven. Ik prijs me gelukkig dat mijn antenne voor schoonheid zo scherp is afgesteld. Ik laat de dingen graag in mijn gezicht kletsen. Een liedje, een zinnetje dat voorbijwaait, een komiek die iets pertinent zegt, een boek, mensen die een prachtig gesprek voeren: ik kan instant vervuld raken. (denkt na) Ja, vervuld, dat is het juiste woord: ik voel altijd en overal de behoefte om mezelf op te vullen met schoonheid en ontroering.”

Zorgt volwassen worden er niet voor dat veel schoonheid haar glans verliest?

(beslist) Neen. Neen, absoluut niet: ik heb geen enkel talent voor cynisme. Begrijp me niet verkeerd: ik ben geen emotionele kip. Als het over mijn carrière gaat, kan ik heel sec en rationeel zijn. Die kleine hardheid zit van nature niet in mij, maar ik oefen ze wel, want ik heb ze nodig. Maar waar ik voor leef, dat zijn de momenten van oceanische ontroering. Als je ergens in Amerika op de top van een berg staat met uitzicht op een sensationele canyon, dan word je overvallen door een groots sentiment, toch? Wel, die momenten kun je ook gewoon in je dagelijkse leven vinden, als je er maar voor openstaat. (peinzend) Ik vind het schoon, mensen die niet afgestompt zijn. Weerloosheid brengt je op prachtige plaatsen.”

Wat delen de mensen die u graag ziet?

“Ik heb vrienden van heel diverse pluimage. Heel creatieve breinen, maar net zo goed mensen die rationeel en rechtdoor redeneren. Wat ze allemaal gemeen hebben, is dat ze in zijn voor gekkigheid, zonder dat het ooit geforceerd aanvoelt. In een impuls beslissen om naar Parijs te rijden, daar op een terras gaan zitten en vervolgens innig gelukkig zijn met dat moment.

“Mijn vrienden en mijn familie vormen het fundament onder mijn voeten. Het zijn geen mensen aan wie ik twijfel: ik wéét dat ze er voor mij zijn, en dat ze er voor mij zullen blijven. Vriendschap is een constante, stabiele factor, terwijl een romantische relatie kan uitdoven. De liefde is wat gecompliceerder dan de vriendschap: het is meer koorddansen.”

Wanneer weet u dat een vriendschap of liefde echt en waardevol is? Als u het de moeite waard vindt om voor de andere steeds de beste versie van zichzelf te zijn? Of net omgekeerd: als u niet de verplichting voelt om op elk moment die beste versie van zichzelf te zijn?

“Het tweede. Door die focus op mijn job vraag ik veel van de mensen in mijn leven, en kan het niet anders dan dat ik vaak niet de beste versie van mezelf ben – al was het maar door mijn fysieke afwezigheid. Het mooie is dat dat aanvaard wordt. Mijn vrienden houden van mij om wie ik ben, niet om wie ze willen dat ik word. Dat is een ongelooflijke luxe.”

U bent zo vitaal! Ik ben er een beetje jaloers op.

“Vitaal, dat vind ik zo’n mooi woord! Als tiener dweepte ik met een gedicht van Hendrik Marsman: Lex barbarorum. (citeert uit het hoofd) ‘Ik heb gehoord, dat ik heb gezegd / in een huiverend, donker beven / ik erken maar één wet: / léven.’ Prachtig, toch? Dat waanzinnige biologische toeval dat maakt dat je plots op de aardbol wordt gegooid, is toch formidabel? Ik hou zo van het leven! (zet samen met Polly een vrolijk lied in)

© Humo