Direct naar artikelinhoud
Reportage

De Syriërs gaan niet meer weg uit Turkije, maar dat kan Erdogan niet toegeven

Een Syrisch restaurant in de vrome volkswijk Fatih in istanbul. Zo’n beetje de helft van alle winkels en cafetaria’s rond de grote moskee hier is in Syrische handen.Beeld Nicola Zolin

Het gist in Turkije. De aanwezigheid van miljoenen Syrische vluchtelingen leidt tot onrust. President Erdogan dacht de ideale oplossing te hebben: een bufferzone in Noord-Syrië. Maar hij is iets cruciaals vergeten: de Syrische vluchteling is verknocht aan Turkije. Waarom eigenlijk?

De 19-jarige Sami – zomaar een Syrische vluchteling – zit achter zijn laptop te werken in de koffieshop van een hippe boekwinkel in de vrome volkswijk Fatih. Hij studeert softwareontwikkeling aan een Engelstalige universiteit hier in Istanbul.

Naast Arabisch, zijn moedertaal, spreekt Sami perfect Engels, maar ook bijna vloeiend Turks. Dat heeft hij geleerd tijdens zijn korte verblijf op een Turkse middelbare school en vooral van zijn Turkse vrienden. Die heeft hij immers volop.

De Syriërs gaan niet meer weg uit Turkije, maar dat kan Erdogan niet toegeven

Sinds hij zes jaar geleden met zijn ouders Damascus ontvluchtte, heeft Sami zijn plek gevonden in de grootste stad van Turkije. “In mijn hart blijf ik Syriër”, zegt hij, maar hij moet er niet aan denken terug te gaan naar zijn vaderland. Te onveilig. En vooral: te weinig professionele kansen. “Mijn toekomst ligt buiten Syrië. Ergens waar de technologie ontwikkeld is. Europa? Misschien. Maar Turkije wordt steeds beter in ict.”

De ambities van Sami lijken niet goed te rijmen met het officiële standpunt van de Turkse regering. Die stelt dat alle 3,7 miljoen Syriërs in Turkije op zeker moment naar hun land zullen terugkeren. Het woord “moeten” wordt zorgvuldig vermeden, alles gaat “vrijwillig”. Maar voor altijd in Turkije blijven – die toezegging is nog niet vernomen uit de mond van president Recep Tayyip Erdogan. 

Bovendien heeft hij de optie van massale terugkeer extra in het licht gezet met Operatie Vredesbron. In de 32 kilometer brede bufferzone in het noorden van Syrië wil Turkije 140 dorpen en 10 steden bouwen voor in totaal 1 miljoen Syriërs. Naar het aangrenzend gebied in het zuidoosten zouden nog eens 1 miljoen ontheemden kunnen terugkeren. Als ze willen.

Alleen: willen ze wel?

Daar lijkt het niet op. Gesprekken met Syrische vluchtelingen in Istanbul en de zuidelijke stad Sanliurfa bevestigen wat Turkse onderzoekers hebben vastgesteld: het overgrote deel van de Syriërs in Turkije ziet voorlopig niets in terugkeer.

Veel van de Syriërs die we spreken, hebben de mentale band met hun land nog niet doorgesneden. Ooit willen ze waarschijnlijk wel terug. Maar niet zolang het oorlog is. Niet zolang het land nog in puin ligt. Niet zolang Bashar al-Assad president is. De jonge mannen voelen er bovendien niets voor hun militaire dienstplicht te vervullen; voor velen was dit de voornaamste reden om te vluchten.

En hoe langer ze in Turkije verblijven, hoe meer gewicht ze verzamelen in de andere helft van de weegschaal met het opschrift Should I stay or should I go? Zayar, een 31-jarige verkoper in parfumerie ­Alghabra in Fatih, wijst om zich heen en zegt: “Kijk wat een mooie zaak. Van nul af aan opgebouwd. Het is moeilijk dat allemaal op te geven.”

‘Een goed leven’

Ruim 950 kilometer verderop, in de stad Sanliurfa, maakt de 27-jarige Nigal ­Saleh een dergelijke afweging. Zeven jaar geleden kwam hij uit Damascus, waar hij een eigen garage had. Nu werkt hij als ­automonteur voor een Turkse werkgever, à 400 lira (63 euro) per maand. “Genoeg”, zegt hij.

Saleh en zijn vrouw hebben twee kleine kinderen, een huis met drie slaapkamers en veel vrienden, Syriërs zowel als Turken. Hij spreekt een aardig mondje Turks. Ingrediënten van wat hij “een goed leven” noemt. “In Damascus zou ik een kapitaal moeten uitgeven om mijn garage en onze familiewoning te herstellen. Hier betaal ik alleen huur. Waarom zou ik teruggaan?”

Murat Erdogan, Turkijes bekendste migratiedeskundige, stelde twee jaar geleden in een peiling vast dat 61 procent van de Syriërs alleen zou willen weerkeren onder een “goed regime”. Een op de zes wil onder geen beding terug. Slechts 3 procent zei hoe dan ook terug te willen, zelfs als de oorlog niet is afgelopen.

Arabischtalige opschriften bij een Syrisch falafelrestaurant in Fatih.Beeld Nicola Zolin

Maar ook als de oorlog wel voorbij is, staat de afloop bij voorbaat vast. Assad heeft gewonnen. Het regime van de gehate president is waarschijnlijk nog jaren aan de macht en dus zal een groot deel van de 3,7 miljoen Syriërs nog even zoveel jaren in Turkije willen blijven.

Integratie

Het terugkeerscenario botst daarmee op de harde werkelijkheid van de Syrische burgeroorlog. Het staat ook op gespannen voet met het beleid van de Turkse regering zelf, en met een werkelijkheid die zich onmiskenbaar aftekent in het gastland. Langzaam maar zeker integreren de Syriërs, vooral de jongeren, in de Turkse samenleving. Zij wortelen zich in Turkije, mede dankzij de inspanningen van de Turkse staat.

De regering kan het niet openlijk toe­geven, zegt Erdogan, directeur van het Onderzoekscentrum voor Migratie en Integratie aan de Turks-Duitse Universiteit in Istanbul. Daarvoor is de onvrede in de samenleving over de aanwezigheid van miljoenen vluchtelingen te groot. De autoriteiten beseffen volgens hem echter al geruime tijd dat het merendeel van de ­Syriërs in Turkije voor eeuwig zal blijven.

Het beleid is er dan ook op gericht de ­Syriërs zo soepel mogelijk in hun nieuwe omgeving te voegen. “Harmonisatie” heet dat officieel. “In feite is het gewoon integratie”, zegt Erdogan. “Er is sprake van een stille integratiepolitiek van de Turkse regering. Het is voor het eerst dat ik dat woord gebruik, maar het omschrijft precies wat het is. De Syriërs gaan nooit meer weg.”

‘Tijdelijke Bescherming’ 

Dat had uiteraard niemand verwacht, toen vanaf 2011 steeds meer ­Syriërs de burgeroorlog ontvluchtten, naar de buurlanden. Gastvrij bood president Erdogan het geplaagde islamitische broedervolk een plek om te schuilen, voor zolang het nodig was. Dictator Assad zou immers spoedig worden verjaagd. Ook de Turkse bevolking verwelkomde de ontheemde mannen, vrouwen en kinderen met sympathie.

De Syriërs werden opgevangen in kampen en kregen “Tijdelijke Bescherming”, de Turkse variant van de vluchtelingenstatus. Voor de kinderen ­werden Arabischtalige scholen opgezet, ­Syrische artsen richtten provisorische klinieken in, met VN-hulp werd in de basale levensbehoeften voorzien.

Hoe anders is de situatie acht jaar later. De Syrische kinderen die onderwijs volgen (650.000 van de ruim 1 miljoen in de leeftijd van 5-17 jaar) doen dat op Turkse scholen, zij zijn opgenomen in het nationale onderwijssysteem. De Arabische scholen werden gesloten in 2016, het moment van de omslag.

In dat jaar besloot de Turkse regering werkvergunningen en paspoorten te gaan verstrekken aan goed geïntegreerde Syriërs. De klinieken gingen dicht, Syriërs konden voortaan gratis terecht in de Turkse gezondheidszorg. Vrijwel alle kampen zijn gesloten. De Syriërs hebben zich verspreid over de steden, waar zij op eigen houtje woonruimte hebben gevonden, te midden van de autochtone bevolking.

Zo’n 80.000 Syriërs hebben een Turks paspoort en hoewel slechts 32.000 een werkvergunning hebben, is de arbeidsdeelname aanzienlijk. Naar schatting 1,2 miljoen Syriërs werken in de informele sector – naaiateliers, landbouw, de bouw, middenstand. Niet helemaal volgens de regels, maar de autoriteiten knijpen bij kleine werkgevers graag een oogje dicht. Hoe meer Syriërs zelf in hun onderhoud kunnen voorzien, hoe beter. Iemand die een winkel of restaurant wil beginnen, wordt niets in de weg gelegd.

Syrische koffie

De straten van Malta Bazaar rond de grote moskee in de volkswijk Fatih zijn daarvan het levendige, kleurrijke bewijs. Zo’n beetje de helft van alle winkels en cafetaria’s hier is in Syrische handen. Koffiebrander Haldun en ijswinkel Omaya waren bekende zaken in Damascus, de eigenaars hebben in Istanbul de draad weer opgepakt. Bij Haldun kun je de typisch Syrische koffie krijgen, met kardemom. Kruideniers verkopen producten als zahter en makdous, het klassieke Syrische ontbijt.

Elke winkelier heeft zijn eigen verhaal, de een wil liever terug naar Syrië dan de ander. Maar allen vrezen het regime en allen geven te kennen dat het leven in Turkije zo slecht nog niet is. Ook tonen ze zich tevreden over de omgang met hun Turkse buren, klanten en collega’s. Alleen eigenaar Samir (38) van Café Waterpipe moppert over “dit land waar ik niet welkom ben en van alles de schuld krijg”.

Samir verwijst naar het groeiende gemor onder de Turkse bevolking over de grote aantallen Syriërs. Geklaagd wordt over het inpikken van banen, over gestegen huren, over culturele verschillen. In de onderbuik van de samenleving leeft het idee dat Turken beschaafder zijn dan Arabieren. Toevallige observatie: als we koffieshop Espresso Lab betreden, zegt vlak voor ons een jonge Turkse vrouw tegen haar vriendin: “Er zijn hier toch geen Arabieren, hè?”

Syriërs kunnen in Turkije eenvoudig een winkel of restaurant beginnen.Beeld Nicola Zolin

Zo zijn onvrede en integratie twee kanten van dezelfde medaille. Zodra het besef doordringt dat die arme Syriërs niet snel weggaan, roept dat een tegenreactie op. Turkse politici kunnen dat niet negeren. Vooral rond verkiezingen klinkt de retoriek over terugkeer. Erdogan zegt af en toe dat burgerschap alleen bestemd is voor Syriërs met talenten waar Turkije iets aan heeft.

Dat is precies de opzet van de Turkse regering, zegt Dogus Simsek, migratiedeskundige van de Koç Universiteit in Istanbul. Turkije zou alleen de vluchtelingen willen houden die nuttig zijn voor de Turkse economie. Een “neoliberale” tweedeling, meent ze.

Elite als ‘brug’

Murat Erdogan ziet die elite juist als “brug” tussen de Syriërs en de Turkse samenleving; samen met de EU heeft hij een Elite Dialoog opgezet. Terwijl hij massale terugkeer van Syriërs een “fantasie” blijft noemen, zetten collega’s als Simsek en Zeynep Sahin Mencütek, verbonden aan de Universiteit van Duisburg-Essen, een kanttekening bij zijn stellige prognose. Uiteindelijk zal de regering er wel in slagen een half miljoen Syriërs te bewegen naar de bufferzone te trekken, vermoedt Mencütek.

Dan nog blijven er 3,2 miljoen ­Syriërs over. En elke dag komen er 465 bij: baby’s. Per jaar worden in Turkije 170.000 Syrische kinderen geboren.

Moefti Zakharia al-Massoud zou zo op het oog een geschikte kandidaat zijn voor terugkeer. Hoewel hij al zeven jaar in Turkije is, spreekt hij amper een woord Turks. In Sanliurfa geeft de islamitische geestelijke godsdienstles op de weekendschool waar Syrische kinderen ook onderricht krijgen in de ­eigen taal. Het woord “integratie” lijkt hem niet aan te kleven.

Toch heeft de moefti een Turks paspoort en hij vindt het, zegt hij, geen enkel probleem dat Syrische kinderen in Turkije opgroeien. In Al-Bab in Noord-Syrië, waar hij ooit hoofd was van alle moskeeën, is volgens hem de rust weergekeerd. Maar teruggaan doet hij niet.

Waarom eigenlijk niet? Het is toch veilig? Hij lacht een beetje betrapt. Dan: “Niet zolang het varken er is.”

Het varken?

“Assad.”

Turkije en de Syriërs in cijfers

Ruim 300.000 Syriërs zijn vrijwillig teruggekeerd naar hun land, volgens de Turkse regering. De VN-organisatie UNHCR komt niet verder dan 55.000. Volgens migratie-expert Murat Erdogan zijn velen weer teruggegaan naar Turkije. Amnesty International meldde onlangs dat vluchtelingen naar Syrië zijn ‘gedeporteerd’ met trucs en dreigementen.

Intussen blijft Turkije betrekkelijk goed voor zijn 3,7 miljoen Syrische gasten zorgen. De regering heeft volgens eigen opgave al 36 miljard euro aan ze uitgegeven. Ook gemeenten geven taalcursussen en dergelijke om de nieuwkomers te laten deelnemen aan de samenleving.

Verder komt er veel steun uit Europa. Met EU-geld voorziet de Rode Halve Maan 1,6 miljoen Syriërs van 120 lira (19 euro) per persoon per maand. Bij veel Turken leeft ten onrechte het idee dat alle Syriërs zo’n uitkering krijgen. Grote en behoeftige gezinnen krijgen voorrang.

Lang niet alle Syriërs hebben het immers zo goed als de succesvolle middenstanders in Istanbul. Volgens de VN leeft 64 procent onder de armoedegrens. Zo’n 400.000 kinderen gaan niet naar school en er zijn verhalen over kinderarbeid. Turkse en internationale hulporganisaties proberen de scherven te ruimen.