Direct naar artikelinhoud
DM Zapt

Is een obsessie voor horror genetisch bepaald?

Chucky, de pop die de hoofdrol speelt in de Child’s Play-films.Beeld gratis

Sasha Van der Speeten zet deze week de blik op oneindig. Vandaag: de hang naar horror zit in de familie.

Met mijn dochter van tien deel ik een hardnekkige fascinatie voor het onverklaarbare. Voor Things that go bump in the night, zoals de Angelsaksen het met een broodnodige kwinkslag verwoorden. Ik herinner me dat dochterlief en ik twee jaar geleden langs de uitverkoopbakken van de Mediamarkt slenterden en zij naar de horror-dvd’s werd toegezogen. Met grote ogen en een grijns waar Joaquin Phoenix jaloers op mag worden, omklemde ze de cultklassieker Child’s Play. “Waarover gaat deze, papa?” “Kan die pop mensen vermoorden?” “Vertel dat verhaal eens.” De belofte een joekel van een ijsje te gaan eten als ze ophield met zeuren, drukte die keer haar hang naar horror de kop in.

Twee maanden geleden in de wachtrij van de bioscoop, met The Lion King in het vooruitzicht, bevroor ze toen de tv-schermen naast de kassa de trailer van Annabelle Comes Home toonde. Ja, alweer een film over een bovennatuurlijke pop. Zelfde routine: “Waarover gaat dat? Hoe vermoordt die pop de mensen? Wat gebeurt er met dat bange meisje in die kamer?” 

Is zulks genetisch bepaald? Of heb ik haar te vroeg Roald Dahl voorgelezen? De Griezels en De Heksen zijn pittige brokken verderf voor een kind. Hebben de sinistere verhalen van Lemony Snicket haar bezoedeld? Was het personage Marceline de vampier uit de animatiereeks Adventure Time een ongelukkig rolmodel? Had ik me die ene Halloween niet mogen verkleden als een zombie die met wormen en kevers en al uit elkaar valt voor de ogen van mijn kinderen? Nee, ik ga daar niet over uitweiden.

Bange meisjes in grote huizen

Zelf kreeg ik het virus te pakken als achtjarige toen diep in de jaren 80 de videoclip van Michael Jacksons ‘Thriller’ voor het eerst op televisie verscheen. Dat moet in het muziekprogramma Countdown zijn geweest, op Veronica. Vandaag oogt die clip bepaald knullig. Mijn dochtertje haalde er onlangs verveeld de schouders bij op. Bij mij veroorzaakte Michaels transformatie tot weerwolf en zijn malle zombiedans ooit een kortsluiting in de hersens. Mijn tienerjaren schuimde ik videotheken af op zoek naar een broodnodig shot horror. Mijn favoriete cineasten werden Cronenberg, Carpenter en Lynch. Hoe weirder, hoe liever.

Zelfs vandaag nog, wanneer ik na een heftige werkdag tegen middernacht op Netflix beland, zoek ik mijn zielenheil niet zelden bij donkere shit. Marianne, bijvoorbeeld, een nieuwe Franse reeks over een schrijfster die met haar boeken een heks tot leven wekt. Goed spul, zeg. Vol angstige meisjes in donkere, verlaten huizen waar schaduwen in slecht verlichte deuropeningen een eigen leven leiden. Veel rillingen over de ruggengraat. Fantasie en werkelijkheid die langzaam vervloeien tot een tastbare nachtmerrie. Héérlijk.

“Het heeft helemaal niks met bloed en dood te maken”, analyseerde mijn tienjarige onze obsessie laatst ongevraagd, “maar met dingen die je niet kent en met je verbeelding”. Nou! Een joekel van een ijsje lonkt. Eentje met een creepy oogbol op de slagroomtoef.