Direct naar artikelinhoud
VoetbalJohan Cruijff

‘Een wonderkind, maar ook een zorgenkind’: nieuwe biografie over voetbalicoon Johan Cruijff

Johan Cruijff in 1977.Beeld Hollandse Hoogte / George Verberne

Johan Cruijff was het legendarische nummer 14 van Ajax, Barcelona en Oranje. Onsterfelijk door al even legendarische quotes, zoals: “Als ik zou willen dat jij het begreep, had ik het wel beter uitgelegd.” Maar wie Cruijff écht was, dat probeert journalist Auke Kok te vatten in een nieuwe biografie. 

In het Amsterdamse café waar we hebben afgesproken, op een boogscheut van het ouderlijke huis van Johan Cruijff en een straat verwijderd van het oude Ajax-stadion, hangt een grote afbeelding van Sant Jordi. De Catalaanse naam van de heilige Joris, waar Johan Cruijff zijn jongste van drie kinderen naar vernoemde. “Dat is een van de zovele mythes over Cruijff waar niets van klopt”, zegt Auke Kok. “Dat Cruijff een voorvechter zou zijn van de Catalaanse zaak. Is hij nooit geweest. Hij sprak niet eens Catalaans. Hij vond Jordi gewoon een mooie naam.”

Het is een van de vele verhalen die Kok heeft opgetekend in een nieuwe biografie over Johan Cruijff, die vandaag verschijnt, drieënhalf jaar na de dood van het Nederlandse voetbalicoon. 

Nog een biografie, boven op alle bestaande levensverhalen en autobiografieën die Cruijff zelf bij leven al schreef. Waarom moest daar nog een turf van 640 pagina’s bij?

“Ik word in mijn werkkamer inderdaad aangegrijnsd door zo’n meter aan Cruijff-boeken. Maar ik vond dat een wereldfenomeen als Johan Cruijff ook een goed geresearchte, onafhankelijk opgeschreven biografie moest hebben. Die bestond nog niet.

“Ik heb voor het boek 160 mensen geïnterviewd die Cruijff van dichtbij hebben meegemaakt. Enkel zijn gezinsleden niet. Ik had wel graag met zijn weduwe Danny en de kinderen gesproken, maar dat kon enkel wanneer het boek uitgegeven zou worden door de Cruijff Foundation en het door hen goedgekeurd zou worden. Zo is het merendeel van de boeken over Cruijff tot stand gekomen. Dat wilde ik dus niet, want dan kon ik niet onafhankelijk de waarheid opschrijven zoals ik die zie.”

Wat bent u dan te weten gekomen dat we tot nog toe niet wisten?

“Verrassend veel. Bijvoorbeeld dat er gesjoemeld is bij zijn eerste contract bij Ajax. Hij was vijftien op dat moment, maar een contract mocht van de KNVB pas op je zestiende. Dus stelde Ajax een ‘speciaal jeugdcontract’ op. Het speciale: er werd in gelogen over zijn leeftijd. Ajax had dat er voor over, want Johan wilde per se geld verdienen met voetbal en had toegezegd om te gaan spelen bij een clubje in het noorden van Amsterdam omdat zij hem een brommer beloofden. Zelfs op die leeftijd was hij zich al bewust van zijn marktpositie. 

“Ik heb ook de psychologische dossiers van de jonge Cruijff in handen gekregen. Ajax had namelijk in de jaren zestig al een psycholoog in dienst, die zich ook in Cruijff verdiepte. Onder meer dankzij die documenten hoop ik de lezer te kunnen tonen hoe die raadselachtige figuur Cruijff in elkaar zat. Natuurlijk had ik kunnen schrijven over zijn voetbaltalent, alle prijzen die hij heeft gewonnen en hoe rijk hij daarmee werd. Dat is ook allemaal waar. Maar ik laat me liever leiden door zijn kwetsbare kanten. Die nam hij namelijk ook mee op het voetbalveld. Door de mens Cruijff, leer je ook de voetballer beter kennen.” 

Hij bleek een ziekelijk, recalcitrant jongetje dat ondanks zijn slechte schoolresultaten, hevige migraine, slappe spieren en doorgezakte voeten toch overloopt van zelfvertrouwen. 

“Cruijff was zowel een zorgenkind als een wonderkind. Hij was niet dom, scoorde later zelfs best goed op een IQ-test en dat terwijl hij die niet helemaal invulde. Dat typeert hem. Hij had problemen met lezen en schrijven. Het enige diploma dat hij bezat was een zwemdiploma. Hij had wel een fantastisch ruimtelijk inzicht, maar niet in wiskundige zin. Enkel op een voetbalveld. Hij heeft zich intellectueel helemaal ontwikkeld via het voetbal. Daarnaast had je dus die lichamelijke zorgen. Op de keper beschouwd was hij geestelijk en fysiek niet geoutilleerd voor topsport. En daaruit komt dan toch een van de meest tot de verbeelding sprekende topsporters ooit voort.”

Wat heeft hem dan toch tot die topsporter gemaakt?

“Bewijsdrang. Rancune. Tomeloosheid. En dat grenzeloze zelfvertrouwen uiteraard. In de psychologische rapporten wordt hij hoogbegaafd genoemd en ik denk dat dat heel veel verklaart. Kinderen die intellectueel hoogbegaafd zijn, slaan klassen over op school, komen tussen oudere kinderen terecht en hebben het daar dan vaak emotioneel niet gemakkelijk mee. Cruijff was hoogbegaafd als voetballer. Hij voetbalde op straat al met oudere jongens, sloeg bij Ajax groepen over omdat hij veel te goed was terwijl leeftijdgenoten ieder seizoenseinde bevend moesten afwachten of ze wel bij de club mochten blijven. Dat heeft op zeer jonge leeftijd al iets met zijn ego gedaan. 

“Cruijff heeft zich op heel jonge leeftijd losgemaakt uit de groep als individu. Met dat eeuwige wijzen van hem: dáár moet jij staan, dáár moet die lopen. Hij zag dingen die een ander niet zag. In het protestantse Nederland waar iedereen gelijk was en je je vooral niets moest verbeelden. Nou, Cruijff verbeeldde zich een heleboel. Eigenlijk was hij een kunstenaar. Zo heb ik hem willen beschrijven.”

U begrijpt dat een niet-voetbalminnend lezer nu denkt: kunstenaar? Doe even normaal. 

“Ik snap wat je bedoelt, zulke termen worden vaak ijdel gebruikt. Toch meen ik het echt. Cruijff ontwikkelde zich tot de driepoot kunstenaar - zakenman - weldoener. Hoewel hij versleten werd voor een egoïst op het veld, gaf hij al op heel jonge leeftijd om wie het minder goed had dan hij. Terwijl hij zelf nog een tiener was, gaf hij al erg veel weg aan andere kinderen. Dat bleef hij doen. Hij was er ook diep van doordrongen dat hij van het volk was, een handtekening heeft hij nooit geweigerd. Tegelijk had hij natuurlijk ook dat magische zelfbeeld: hij was zich zo bewust van wat hij voor andere mensen betekende, dat hij gaandeweg over zichzelf sprak in de derde persoon. Net zoals die twee andere grootheden: Napoleon en Louis Van Gaal.” (lacht) 

Is uw beeld van Cruijff  veranderd na het schrijven van deze biografie? 

“Ja. Ik heb vooral veel ontzag gekregen voor de mensen die met hem te maken kregen. (lachje) Dat viel lang niet altijd mee. Dat is iets wat ik ook voor het eerst heel duidelijk heb kunnen aantonen: hoe volkomen grenzeloos hij was. Gaf je hem vandaag zijn zin, dan kwam hij volgende week wel met iets anders en een week later weer opnieuw. Hij had een slechte antenne om aan te voelen wanneer mensen even met hem klaar waren. Zijn medespelers hier bij Ajax noemden hem Flipper, naar de tv-dolfijn. Die was wel vrolijk, maar hij snaterde ook altijd maar door. 

“John van ’t Schip (oud-Ajacied en huidig bondscoach van Griekenland, AVB) vertelde me hoe Cruijff in 1985 nog maar enkele maanden trainer was van Ajax, toen ze met een groepje spelers op hem toegestapt zijn met de vraag of het alsjeblieft ook een tandje minder kon. Zijn eisen, de tactiek die hij voor ogen had, die konden zij gewoon niet uitvoeren. Hij had er de ploeg niet voor, maar dat zou Cruijff worst wezen. Hij had een visie en die moest gevolgd worden. Compromissen sluiten, dat kon hij niet. Hij was resoluut en radicaal, even geniaal als onmogelijk. Een kunstenaar, dus. Aan Picasso had je ook niet moeten zeggen: ‘hey Pablo, we hebben het er nog even over gehad, als je nou die ogen eens náást elkaar zou zetten?’ Dat had Cruijff ook. Hij hield radicaal vast aan zijn eigen ideeën. En zo was dat met alles. Goot iemand een flesje spuitwater uit, zei Cruijff hoe het beter kon. Ajax-speler Tscheu La Ling heeft zo tijdens het biljarten eens geroepen: ‘Als je nou je bek niet houdt, dan ram ik die keu in je reet.’ Maar dat zeiden dus heel weinig mensen tegen hem.”

Die tomeloosheid had Cruijff ook als zakenman.

“Meer dan anderen was hij bezig met commerciële activiteiten. Hij had altijd wel een zaakje te regelen. Het viel niet altijd mee om samen met hem een kamer te delen in de spelershotels. Hij zette de kamer blauw met zijn sigaretten en was vaak druk met zijn zaakjes. Bovendien sliep hij vaak slecht zodat de onrust zich tot na twaalven voortzette. Hij was doordrongen van zijn eigen kwetsbaarheid. Hij wist dat hij niet zijn leven lang kon voetballen, daarom wilde hij zo snel mogelijk binnen zijn.”

Cruijff wilde ook heel graag aantonen dat hij meer was dan voetbal alleen. 

“Dat is hem als orakel en weldoener ook zeker gelukt. Alleen zijn kijk op de samenleving bleek minder wijsgerig te zijn. Daar kwam schrijver Mark Blaisse wel achter toen hij, op vraag van Danny, Cruijff daarover probeerde te interviewen voor een boek. Ik heb de opnamen beluisterd en ben niet van mijn stoel gevallen. Het boek is er ook nooit gekomen. 

“Vanaf zijn achttiende deed bijna niemand nog gewoon tegen hem. Hij had de status van een popheld. Dan krijg je het idee dat je over allerlei andere dingen ook geweldige inzichten hebt. De enige die hem altijd is blijven corrigeren, is zijn vrouw. (In het Amsterdams) ‘Cruijff, daar was weer es geen touw aan vast te knope’, zei ze dan. Hun leven draaide dan wel rond zijn loopbaan, binnenshuis heeft Danny altijd alles bepaald. Zoals Cruijff zelf zei: ik geloof dat ik twee persoonlijkheden heb, eentje binnenshuis en eentje buitenshuis. Binnen deed hij een jasje uit.”

Johan en Danny Cruijff hadden een hele innige band, maar dat hield hem niet tegen om er ook minnaressen op na te houden. 

“Ik ben niet op zoek gegaan naar die verhalen, maar ik kon ze ook niet negeren. Zodra bekend was dat ik werkte aan dit boek, werd ik gecontacteerd door vrouwen die een affaire met hem hadden, door andere mensen die me verhalen vertelden die die getuigenissen bevestigden. Ik vond het wel belangrijk om aan te geven dat onze heilige Johan niet in alles heilig was.”

Auke Kok, journalist en auteur van de nieuwe biografie over Johan Cruijff.Beeld Damon De Backer

Iedereen weet: je idolen kom je best nooit tegen. U heeft Cruijff wel ontmoet. Hoe was dat?

“Ik heb hem enkele keren meegemaakt. Zoals die keer bij NOS, hij was toen analist voor de televisie. Vier wedstrijden tegelijk zat hij te volgen. Ik had de verhalen daarover al wel gehoord en altijd gedacht: dat kan niet. Maar hij deed het wel. Onwaarschijnlijk. Hij zag niet alleen wat er gebeurde, maar ook wat er had moeten gebeuren. En hij slaagde er dan nog in om de pronostiek te winnen ook.”

U hield er zelfs een eigen Cruijff-quote aan over.

“Hij nam na afloop het papiertje vast en vroeg: ‘AK, wie is dat?’ Ik steek voorzichtig mijn vinger op. Zegt Cruijff droog: ‘Die heeft er geen verstand van’. Terwijl hij de rijksdaalders en guldens in zijn zak schoof.” (lacht luid)

Hij was misschien zelfs beroemder om zijn quotes dan om zijn voetbalkwaliteiten. Vindt u dat jammer?

“Het voelt een beetje fout. Camp. Het worden dan van die aforismen waar van alles achter gezocht wordt, terwijl het vaak simpelweg om versprekingen gaat. Bij ieder ander zou een journalist ze anders, grammaticaal correct en in normaal Nederlands hebben opgetekend. Ik hoop dat jij dat straks ook doet, en niet alles letterlijk opschrijft zoals ik het zeg. Het zou geen zicht zijn. Maar bij Cruijff gebeurde dat niet. En hij deed het er ook niet om, het was vaak onmacht. Hij kreeg het niet beter gezegd. Als je dat weet, worden die quotes bijna denigrerend.”

In uw boek staat een fragment dat dit pijnlijk blootlegt. Cruijff wordt, tegen forse betaling, geïnterviewd voor een zaal vol bankmedewerkers. Op de vraag wat een goed advies is, antwoordt hij: ‘Een advies dat wordt opgevolgd.’ 

 “Ieder ander die dat antwoordt, wordt wandelen gestuurd. Hem vonden ze briljant.

“Zijn inzichten over de wereld buiten het voetbal werden nogal overschat. Ook wat voetbalclubs betreft. Zijn haat tegenover die mannen in het pluche zat zo diep, hij vond dat een club geleid moest worden door ex-spelers. Maar het is niet omdat ze weten hoe een kleedkamer ruikt en een wedstrijd kan worden gewonnen, dat oud-voetballers ook goede organisators of voorzitters zijn. Dat bleek ook wel toen hij in zijn laatste levensjaren in de raad van commissarissen zat bij Ajax. Die zogenaamde fluwelen revolutie is is in onderling gekrakeel geëindigd en heeft hem vrienden gekost. Heel tragisch.” 

Hoe schat u Cruijff in als voetballer? Is hij voor u de grootste ooit?

“Nee. Om een groot speler te kunnen zijn, moet je openstaan voor de tragiek van het spel. Hij is niet naar het WK ’78 gegaan. Hij had er zelfs in 1982 nog bij kunnen zijn, als Nederland zich had geplaatst. Maar altijd waren er, vond hij, redenen om niet mee te doen. Een held speelt tot het gaatje en staat ook open voor de tragiek van de ondergang. Kijk naar een Beckenbauer, of zelfs naar Maradona die zelfs met zijn hoofd vol coke toch op het WK ’94 stond. Ik zie Cruijff veel meer als de meest fascinerende voetbalpersoonlijkheid ooit.

“Maar eigenlijk is Cruijff een criterium op zichzelf. Je lacht daarmee, maar zeg me eens: wat is de voetbalidee van Pelé? Van Maradona? Van Platini? Ik zou het begot niet weten. Cruijff was geen denker, geen schrijver, geen filosoof. Maar zijn unieke visie op voetbal, die hadden we best wat serieuzer mogen nemen.”

Johan Cruijff - De biografie door Auke Kok verscheen bij Hollands Diep.