Direct naar artikelinhoud
Wonen

‘Hoogslapers’ hebben geen hoogtevrees: ‘Hier blijf ik wonen tot ik sterf’

‘Hoogslapers’ hebben geen hoogtevrees: ‘Hier blijf ik wonen tot ik sterf’
Beeld Siska Vandecasteele

Ze kijken uit over stad of zee, hopen elke ochtend dat de lift nog werkt en staren liever door het raam dan naar hun televisie. O ja, en ze willen nooit meer terug naar het gelijkvloers. Drie hoogbouwbewoners vertellen.

Journalist Gui Polspoel (73) wil niet meer weg uit Oostende, en al zeker niet uit zijn appartement op de 28ste verdieping van het Europacentrum

Hij noemt zichzelf een ­‘appartementsmens’. Laat hem maar hoog in de stad wonen, ver weg van voordeuren en straatstenen. In Brussel deed hij ooit hetzelfde, in de Brusiliatoren in Schaarbeek. “Daar woonde ik nog hoger, op de 30ste verdieping. Toen ik in Oostende op zoek was naar een nieuwe woning en dit appartement kwam bekijken, heb ik geen moment getwijfeld. Ik denk dat ik op tien minuten beslist heb.”

Journalist Gui Polspoel (73) wil niet meer weg uit Oostende, en al zeker niet uit zijn appartement op de 28ste verdieping van het Europacentrum
Beeld Siska Vandecasteele

Sindsdien drinkt hij zijn eerste ­koffie van de dag in het hoogste ­flat­gebouw van West-Vlaanderen. Het Europacentrum, een betonnen kolos tussen zeedijk en stad, is door Oostendenaars zowel geliefd als verguisd, maar door Gui vooral geliefd. Vanuit zijn slaapkamer ziet hij de haven liggen, en het duinengebied van Bredene. Zijn woonkamer kijkt uit op het strand en een eindeloze zee. “Voor de helft van de prijs van een appartement op de dijk. We kijken gewoon over de daken heen.”

Hij hád hoogtevrees, zegt hij, maar daar is hij – in Brussel al – van verlost geraakt. Gordijnen gaan hier zelden dicht. “Als ik niet kan slapen, kijk ik naar de lichten van de stad en de boten. Soms lijkt het alsof het file is op zee. Ook het zicht op de stad is ­fascinerend. Je ziet dingen die je niet ziet als je beneden door de straten loopt. Oostende is een allegaartje, maar er zitten parels tussen de ­rommel. Ik heb al prachtige gevels ontdekt vanop mijn balkon.”

Journalist Gui Polspoel (73) wil niet meer weg uit Oostende, en al zeker niet uit zijn appartement op de 28ste verdieping van het Europacentrum
Beeld Siska Vandecasteele

Bij stormweer is hij in zijn nopjes. Dan kijkt hij vanuit zijn bed naar de dreigende wolken, terwijl de stoelen heen en weer schuiven op het terras. Bij kalm weer ziet hij ’s avonds de ­garnaalvissers uitvaren voor een nacht op het water. “Ik zou hier uren aan het raam kunnen staan. Het is altijd weer de zee die je ziet, maar ze is elke dag anders. Geen enkele ­wolkenlucht of zonsondergang is ­hetzelfde. Er is buiten vaak meer te zien dan op televisie. Ik kan me niet voorstellen dat ik dit uitzicht ooit beu word. Hier blijf ik wonen tot ik sterf.”

Marit (33) en Quinten (34) wonen met hun pasgeboren dochtertje Suzie op de 23ste verdieping van Brusilia in Schaarbeek

Slecht onderhouden, een beetje vies en vuil. Het appartement dat Marit en Quinten twee jaar geleden kwamen bezichtigen, was niet bepaald een droomplaatje. Maar ze keken naar buiten en wisten meteen: hier wilden ze wonen. “We hebben langs twee kanten een fantastisch zicht op Brussel”, zegt Marit. “Het is alsof je naar een schilderij met heel veel details kijkt. We staan hier vaak aan het raam. Op heldere dagen kan je zelfs Antwerpen zien liggen.”

Marit (33) en Quinten (34) wonen met hun pasgeboren dochtertje Suzie op de 23ste verdieping van Brusilia in Schaarbeek
Beeld Siska Vandecasteele

De Brusilia, een ontwerp van de Belgische architect Jacques Cuisinier, was lang het hoogste appartements­gebouw van België. “We zijn allebei zelf architect, en tijdens onze opleiding waren we al eens in de Brusilia komen kijken. Ik weet nog dat we dachten: zoveel wind op het terras, daar kan je nooit zitten. Maar eigenlijk gebruiken we ons terras best vaak.”

Niet iedereen was even enthousiast over hun plannen. “Onze ouders dachten dat we ergens in een of andere armzalige hoogbouw gingen wonen. Intussen zijn ze volledig ­bijgedraaid. Ook enkele van onze vrienden hadden hun twijfels. Tot ze de eerste keer op bezoek kwamen, en het fantastisch vonden. Al zijn er ook mensen die niet op het terras durven te gaan staan.”

Verbouwen en verhuizen was een uitdaging: enkel wat in de lift past, kon naar boven. Voor het vernieuwen van de ramen moesten een veiligheidscoördinator en werkmannen zonder hoogtevrees opgetrommeld worden, maar alles kwam goed. Het gouden uurtje achter het slaap­kamervenster is er alleen maar mooier op geworden.

“Hoogbouw heeft geen positief imago, maar voor ons is het een bewuste keuze. We hebben een park voor onze deur, een huis vol licht en niemand die binnen kan kijken. Het weidse uitzicht doet ons denken aan reizen, weg van de stad. Door de hoogte leef je echt mee met het weer. Op mistige dagen kan het buiten écht een triestige boel lijken. Maar verder zitten we hier on top of the world, of zo voelt het toch.”

Nabila (20) woont samen met haar moeder op de 24ste verdieping van het Chicagoblok in Antwerpen

Naar buiten kijken doet ze het liefst ’s avonds, vanuit haar slaapkamerraam. “Een ­zonsondergang met een klein beetje bewolking vind ik het mooist. De lucht en de wolken die langzaam roze ­kleuren, de lichtjes van de haven die beginnen te fonkelen. Prachtig gewoon.”

Nabila (20) woont samen met haar moeder op de 24ste verdieping van het Chicagoblok in Antwerpen
Beeld Siska Vandecasteele

Nabila verhuisde drie jaar geleden naar hier met haar moeder. Daarvoor woonden ze in Antwerpen-Noord, een paar kilometer verderop en meer dan zeventig meter lager. “Ons appartement lag op de gelijkvloerse verdieping in een hele drukke buurt. Alles wat op straat gebeurde, hoorde je. Hier is het veel rustiger. En het ­uitzicht is ongelooflijk. Toen we hier de eerste keer binnen kwamen, ­dachten we allebei: wauw.”

In het begin was het wennen aan de hoogte. “Het duurt wel even voor je boven of beneden bent. Zeker ­tijdens het ‘spitsuur’, wanneer ­iedereen naar school of naar het werk vertrekt, stopt de lift om de haverklap. Daar heb ik me toch een paar keer aan mispakt wanneer ik de bus moest nemen. Het is ook al gebeurd dat de lift het niet deed. Ik was knock-out toen ik boven kwam.”

Haar slaapkamer kijkt uit over het Sint-Annabos, en het speelplein waar in de zomer regelmatig buurtfeestjes georganiseerd worden. In de verte draaien windturbines. “Ik zit hier graag, het is een fijne plek om te ­studeren. Al kijk ik soms te veel naar buiten in plaats van naar mijn ­boeken. Elke keer ontdek je wel iets dat je nog niet eerder had gezien. Sinds ik hier zelf woon, waardeer ik Linkeroever ook veel meer. De rechte straten, de identieke huizen: het doet een beetje aan Amerika denken. Het heeft wel iets, vind ik.”

Nabila (20) woont samen met haar moeder op de 24ste verdieping van het Chicagoblok in Antwerpen
Beeld Siska Vandecasteele

Op nieuwjaarsnacht is de woon­kamer van Nabila en haar mama een gegeerde plek. “Mijn broers en zussen komen hier met hun kinderen oudjaar vieren. Om middernacht plakken we allemaal tegen het raam om naar het vuurwerk te kijken. Voor dit uitzicht betaal je op andere plaatsen veel geld, wij kunnen er elke dag van genieten. Nee, ik denk niet dat ik nog snel terug op het gelijkvloers zal gaan wonen.”

tekst: Lien Lammar