Direct naar artikelinhoud
Interview

Jonge verkeersslachtoffers: ‘Ik zie mezelf nog altijd onder die ronkende vrachtwagen liggen’

Silke Lemmens.Beeld Carmen De Vos.

Elke dag fietsen duizenden kinderen en jongeren naar school, idealiter met een fietshelm op het hoofd en een fluohesje aan, op goed verlichte, veilige fietspaden. De realiteit blijkt vaak anders. In België zijn dit jaar al meer dan vijftig fietsers doodgereden. We spraken met vier mensen die in hun tienertijd bij een zwaar verkeersongeval betrokken raakten. ‘Ik ben vaak in huilen uitgebarsten als ik eraan dacht dat ik nooit meer zou kunnen fietsen of dansen.’

Ans Janssens.Beeld Carmen De Vos.

ANS JANSSENS (26): ‘JE GELIEFDEN ZIEN LIJDEN IS NOG ERGER’

Ans Janssens fietste op 17 december 2007 naar school via de Mechelsesteenweg in Antwerpen, toen een auto haar opschepte. Door de klap raakte haar ruggenmerg gekneld tussen de vijfde en de zesde halswervel.

Toen je uit je kunstmatige coma ontwaakte, kon je niets meer voelen en je niet meer bewegen. Wat ging er toen door je heen?

Janssens: “Op dat moment zat mijn moeder naast mij. Ik probeerde iets te zeggen, maar praten lukte niet. Haar gezicht was vlekkerig en haar neus zag er knalrood uit. Ik dacht meteen: ik moet haar proberen op te vrolijken. Pas daarna vroeg ik me af wat er met mij was gebeurd. Eén van de dingen die ik uit mijn ongeval heb geleerd, is dat je geliefden zien lijden nog erger is dan je eigen pijn.

“Die eerste weken wilde ik alleen mijn dichtste familie zien. Maar ik kon moeilijk praten, dus kon ik ook moeilijk geruststellen. En ik had zo’n raar ziekenhuispakje zonder achterkant aan. Ook een afknapper als je mensen wilt ontvangen. (lacht)

Was het meteen duidelijk dat je nooit meer zonder rolstoel zou kunnen?

Janssens: “De dokters zeiden dat ik erop zou vooruitgaan. Dat gaf me moed, en ik wérd ook langzaam beter: de ene dag kon ik opnieuw aan mijn neus krabben, de volgende dag raakte ik tot aan mijn voorhoofd. Maar mijn benen bleven gevoelloos en in het grootste deel van mijn lichaam had ik maar een beperkt gevoel – ik kan wel mijn armen grotendeels bewegen, maar mijn vingers niet. Ik ging ervan uit dat ik in revalidatiecentrum Pulderbos in Zandhoven wel zou herstellen. Ik stelde me een hypermodern gebouw voor met witte muren en hightechapparatuur, maar zodra ik daar binnenkwam, wist ik dat ik nooit meer zou kunnen lopen.

“Ik heb ook nog slechts 66 procent van mijn oorspronkelijke longcapaciteit en sukkel de ene keer met extreem lage, dan weer erg hoge bloeddruk. Mijn hypofyse (klier in de hersenen, red.) werkt niet meer, waardoor ik geen stress- of slaaphormoon aanmaak. Ik voel me dus niet gestresseerd wanneer ik het wel zou moeten zijn.

“Ook temperaturen voel ik niet meer: ik weet niet of het badwater kokend heet is. En ik moet opletten dat ik niet onderkoeld raak, want zelfs met vijf donsdekens op mijn bed heb ik het nog altijd koud. Pas als mijn nek het warm heeft, voel ik me comfortabel.”

Je was een puberende 14-jarige toen je plots alle controle uit handen moest geven: je kon jezelf niet meer verzorgen of wassen. Hoe moeilijk was dat?

Janssens: “Van de ene dag op de andere lag ik in bed en hing er een urinezak aan me. Ik werd verzorgd en aangekleed door vrouwen én door mannen: als pubermeisje zit je daar niet op te wachten. In het revalidatiecentrum werd ik zelfs gewassen door stagiairs die maar een paar jaar ouder waren. Als er een knappe jongen binnenkwam, kon ik door mijn bed zakken van schaamte.

“Ik heb nog altijd veel hulp nodig. Door mijn gebrek aan slaaphormoon kan ik wel zeven keer per nacht wakker worden. Dan moet iemand me opnieuw goed leggen of mijn kersenpitkussen opwarmen. En ook overdag heb ik hulp nodig: boterhammen smeren, mijn tanden poetsen, koken, wassen, mijn boeken openleggen... Ik ben fan van make-up, maar ik kan mijn lippen niet stiften: dat doet mijn mama. Ze heeft niet zo’n vaste hand, dus soms hangt er wel een gespannen sfeer voor de spiegel. (lacht)

In ideale omstandigheden is er 24 uur per dag iemand in de buurt om je te helpen?

Janssens: “Dat klopt. Al meer dan tien jaar is het vooral mijn mama die ’s nachts voor me opstaat, en soms springt mijn broer in. Maar binnenkort ga ik alleen wonen, en dan zal ik moeten puzzelen met mijn persoonlijk assistentiebudget. Betaalbare hulp voor overdag vinden is niet evident, en betaalbare nachtzorg is nog moeilijker, omdat de subsidies laag zijn en de bestaande diensten niet in staat zijn iedereen te helpen. Het gaat niet alleen om mensen met een beperking, maar ook om ouderen of mensen met dementie.”

Heeft het ongeval jullie gezinsleven ingrijpend veranderd?

Janssens: “We hebben een warm nest, maar toen ik na tweeënhalf jaar revalidatie thuiskwam, woog mijn situatie enorm op iedereen. Ik zag dat mijn broer en zus de ene leuke uitstap na de andere konden maken, van een pretpark naar de zee en op kamp. Voor mij was dat telkens een gigantisch complexe, bijna onmogelijke onderneming.

“Zeker de eerste jaren draaide alles rond mij. Mijn mama heeft het vaak heel zwaar gehad. Daarom wil ik erg graag zelfstandig wonen. Mijn ouders worden er niet jonger op, het is tijd dat ze de draad van hun eigen leven weer oppikken. Ik vind het ook vreselijk dat mijn jongere zus tijd voor mij moet vrijmaken. Hulp geven moet een keuze zijn, geen verplichting.”

Waar haal je je energie vandaan?

Janssens: “Ik heb altijd veel steun en liefde mogen ontvangen, dat helpt enorm. In 2017 heb ik zelfs een tien-jaar-na-ongevalfeestje gegeven om iedereen te bedanken. Het lijkt misschien absurd, maar het was een zalige avond.

“Mijn optimisme stuwt mij voort. En hoe ouder ik word, hoe helderder ik mijn leven zie, en alle mooie dingen die ik meemaak. Eigenlijk vertel ik wel graag over mijn ongeluk. Zo laat ik zien dat de mooie momenten kunnen overheersen. Door te relativeren kan ik door de pijn heen nog schoonheid zien.”

Zijn er ook momenten waarop je je optimisme even kwijt bent?

Janssens: “Uiteraard. Wat ik heb meegemaakt, is ongemeen hard. Ik ben vaak in huilen uitgebarsten als ik eraan dacht dat ik nooit meer zou kunnen fietsen of dansen. Als ik een mooi nummer op de radio hoor, bedenk ik in mijn hoofd nog altijd een choreografie. Maar op een bepaald moment heb ik de klik gemaakt: als ik niet beter kan worden, ga ik er het beste van maken.”

Je bent zelfs op kot geweest in Leuven.

Janssens: “Dat was een zogenaamd omkaderingskot, een residentie waar studenten zonder een beperking hulp verlenen aan medestudenten met een beperking. ’s Ochtends kwamen de verplegers, maar ’s avonds hielpen de andere studenten me geregeld in bed. Ze stelden een beurtrol op om me te helpen met het ontbijt, mijn boeken klaar te leggen, te koken en ’s nachts te waken. Ik ben de universiteit heel dankbaar dat ze dat initiatief heeft uitgedacht, anders had ik nooit mijn master in de taal- en letterkunde kunnen behalen.”

Vorige zomer heb je als jobstudent bij de dienst Diversiteitsbeleid van de Vlaamse Gemeenschap gewerkt, vandaag loop je stage bij Ketnet, de jongerenzender van de VRT. Hoe belangrijk is het voor jou om een job te vinden?

Janssens: “Ik wil mijn eigen geld verdienen, zoals iedereen. Als ik hele dagen thuis zou zitten, zou ik gek worden. Maar ik moet natuurlijk de kans krijgen om te werken. Het liefst in de media, of anders wil ik het beleid voor personen met een handicap van binnenuit veranderen via de politiek. De grootste moeilijkheid is misschien wel de juiste partij vinden, en dan moet ik er nog binnen raken. (lacht)

Je werkt nu een tweede masteropleiding af, en tegelijk zet je met je broer een woonproject op om zelfstandig te wonen. Wat wordt dat precies?

Janssens: “Carehousing heet het. Er is een groot gebrek aan woonvormen voor mensen met een beperking – doorgaans zijn het sociale woonblokken met verpleegdiensten. Carehousing heeft veel gemeen met cohousing: iedereen heeft zijn eigen appartement en er zijn gedeelde faciliteiten. Bewoners zonder een beperking zorgen voor medebewoners met een beperking en krijgen daar een vergoeding voor. We hebben onlangs de financiële middelen gekregen voor ons project en zijn in zee gegaan met een bureau dat mee naar een geschikt pand zoekt.”

Het dossier van je ongeval is nog steeds niet afgesloten.

Janssens: “Er is wel al een minnelijke schikking getroffen: ik krijg voorschotten om mijn kosten te betalen, maar de schade-eis loopt nog. Dat die man met defecte remmen reed, staat vast. Maar mijn advocaat en de zijne lijken eindeloos te discussiëren, en dat is wel verontrustend, want ik heb véél kosten. Ik heb een speciaal bed, een rolstoel en een aangepaste auto, en ik moet ook dure medicatie nemen. En zonder financiële steun maak ik geen kans om een huis te kopen. Ik hoop nu dat alles binnen het jaar afgerond kan worden.”

Je bent een jonge vrouw vol levenslust, maar zijn er ook dingen die je jezelf ontzegt?

Janssens: “Het idee van de liefde heb ik opgegeven. Een date is gedoemd om te mislukken. We zouden een restaurant moeten vinden waar ik binnen kan, met tafels die breed genoeg zijn. Daarna zou mijn date moeten helpen om mijn eetstukje aan te doen, zodat ik zelfstandig kan eten. En ik kan níéts zonder mijn rolstoel: zonder die steun zak ik als een pudding in elkaar. Dat zijn allemaal dingen waar ik niemand mee wil opzadelen. Uiteraard mis ik affectie en ben ik bang om eenzaam oud te worden. Misschien ontmoet ik ooit iemand die daar voorbij kan kijken, we zien wel. Wat komt, dat komt.”

Heeft je beperking ook onverwachte voordelen?

Janssens: “Toen ik met mijn broer op reis was in Amerika, zaten we eens op restaurant in het chique deel van Brooklyn. Het was onze laatste avond en we hadden afgesproken om te eten waar we zin in hadden, zonder op de prijs te letten. Toen we wilden afrekenen, zei de ober dat een andere man al voor ons had betaald. Ik betwijfel of we dat aan onze mooie ogen te danken hadden. (lacht)

“Ik heb sinds mijn ongeval veel nieuwe mensen ontmoet, en sommigen zijn echte vrienden geworden. Er zijn nog altijd veel meer lieve, hulpvaardige mensen in onze samenleving dan zuurpruimen die je proberen te ontwijken. Zelf ben ik ook veranderd. Ik relativeer veel makkelijker en ga minder bevooroordeeld door het leven. Er is niet veel meer dat me kan overrompelen: als het fout gaat, gaat het maar fout. Mijn optimisme heeft me erdoor gesleept en me sterker gemaakt, en dat zal het blijven doen.”

Heeft je ongeval je angstiger gemaakt in het verkeer?

Janssens: “Nee, omdat ik niet meer actief deelneem: ik kan niet meer fietsen en zit altijd in de kofferbak van een auto. Ik ben wel alerter: ik maak me zorgen als mijn familie of vrienden met de fiets onderweg zijn en als ik nieuws over een ongeval hoor, denk ik altijd aan de slachtoffers.

“Ik beklaag het me wel nog altijd dat ik op de dag van mijn ongeval geen fluovestje of een helm droeg. Over die dingen werd toen nog niet zoveel gepraat.”

Verwijt je de man die jou heeft aangereden iets?

Janssens: “Toen ik nog in het ziekenhuis lag heeft hij een paar keer naar mijn mama gebeld, maar zelf heb ik hem nooit gesproken. Ik voel geen wrok. Ik hoop dat ook hij zijn leven heeft hervat, maar dat hij bij het betalen van zijn verzekeringspremie toch even denkt: op dat moment ben ik echt de mist ingegaan.”

Martijn Derese.Beeld Carmen De Vos.

MARTIJN DERESE (30): ‘IK WAS EEN KIND EN IK WAS ONVOORZICHTIG’

Martijn Derese volgde Latijn-Grieks en had net het derde jaar achter de rug toen hij op zijn 14de werd aangereden.

Derese: “Ik stak aan ons huis de weg over om langs de Schelde te fietsen, want het was een mooie zomerdag, maar die auto had ik niet gezien. Mijn moeder was thuis en heeft de ambulance de straat horen indraaien, maar ze besefte niet dat die voor mij kwam.

“Ik had diepe sneden in mijn arm, een versplinterd middenoor en een hersenbloeding die overdruk veroorzaakte. De dokters hebben een stukje van mijn schedel moeten wegnemen, en ik heb meer dan een maand in coma gelegen.”

Wat weet je nog van het moment dat je uit je coma ontwaakte?

Derese: “Dat ging heel geleidelijk. De eerste keer dat ik mijn ogen opendeed, was ik niet volledig bij bewustzijn. Na een tijdje zag ik mijn ouders aan mijn bed staan. Ik probeerde te vragen waar ik was, maar ik kon niet meer spreken. De rechterkant van mijn lichaam was verlamd. Het heeft een tijdje geduurd voor ik tegenover mezelf kon toegeven dat ik niet droomde. Dat ik wel degelijk als een lappenpop in een ziekenhuisbed lag en dat het aan mij was om daar iets aan te veranderen.

“Die verlamming heb ik redelijk snel overwonnen dankzij revalidatieoefeningen, maar veel zwaarder was dat ik opnieuw moest leren spreken, lezen en schrijven. Mijn hele hoofd moest opnieuw geprogrammeerd worden.”

Een buitenstaander merkt niet dat je ooit een zwaar ongeval hebt gehad.

Derese: “Misschien niet meteen, maar ik praat traag en vaak kan ik niet op de juiste woorden komen. Als ik met mensen spreek, corrigeer ik mezelf constant. Ook lezen is moeilijk, terwijl ik dat vroeger erg graag deed. Tweets lezen lukt wel nog, maar door langere teksten raak ik gefrustreerd: ik lijd nu aan een soort dyslexie. Ook heb ik last van mijn gehoor: ik heb een prothese in het ene middenoor, en als ik in een drukke omgeving zit, lijkt het alsof er een muur van geluid op me afkomt. In een rustig cafeetje zitten is geen probleem, maar dan mag er niet meer dan vijf man rond mij praten.”

Je hebt jarenlang moeten revalideren in het ziekenhuis en thuis. Waar haalde je de motivatie vandaan?

Derese: “Bij mezelf en mijn familie, maar ook bij andere patiënten. Het was bij momenten wel erg zwaar. Toen ik net startte met de spraaktherapie, wist ik zelfs niet hoe ik de letter o of a moest vormen met mijn mond. Ik voelde me opgesloten in mijn lichaam en ik raakte soms in paniek. Ook later, toen het beter ging, was ik vaak lichtgeraakt omdat ik mezelf niet goed kon uiten. Thuis zorgde dat weleens voor spanningen.

“In het begin kon ik ook de trap niet op en moest ik op het gelijkvloers slapen, in het bureau van mijn ouders, terwijl ik verlangde naar mijn eigen kamer.”

Na je revalidatie ging je opnieuw naar school, maar niet meer naar de Latijn-Griekse afdeling?

Derese: “De revalidatiearts geloofde niet dat dat nog zou lukken, en hij heeft gelijk gekregen. Ik heb eerst mijn derde jaar opnieuw gedaan in dezelfde school, in de wetenschappelijke richting. Ik wilde echt graag terug naar die school, omdat ik dacht dat ik dan mijn oude leven terug had. Maar daarna ben ik fotografie en multimedia gaan studeren in een technische school. Ik vond dat ik mezelf teleurstelde door te ‘zakken’. Bovendien kon ik niet aarden tussen mijn nieuwe klasgenoten, het was alsof ik in een andere wereld zat. Tijdens de middagpauzes zei ik bijna niets, want ik wist niet goed hoe ik aan de gesprekken moest deelnemen.”

Het ongeval heeft ook je karakter veranderd?

Derese: “Ik kon niet de puber uithangen en wiet roken op een bankje in het park: ik moest revalideren. Ik heb nu ook minder energie, waardoor het sowieso moeilijk is om een sociaal netwerk op te bouwen. De meeste mensen met een niet-aangeboren hersenletsel hebben vaak minder remmingen, maar bij mij is het net andersom. Ik ben nog introverter dan vroeger, wellicht omdat ik mezelf niet altijd kan uitdrukken zoals ik wil. Ik word daar onzeker van.

“En ja, ik voel me weleens eenzaam. Ik zou graag een relatie hebben, maar ik weet niet hoe ik daaraan moet beginnen. Ik wilde me eens inschrijven in een datingbureau, maar daar kreeg ik te horen dat ze voor mij geen dates zouden vinden.

“Ik heb ook erg veel moeite met het onthouden van namen en het interpreteren van cijfers en symbolen. Mijn mama houdt mijn agenda bij, en autorijden heb ik moeten opgeven. De theorie was geen probleem, maar toen ik voor de derde keer het praktijkexamen aflegde en door een rood licht reed zonder dat ik het opmerkte, dacht ik: laat maar zitten. Ik woon in de stad, dus een rijbewijs is geen must. Maar als ik op reis wil naar het Zuid-Franse platteland, bijvoorbeeld, heb ik een probleem. Ik kan met mijn ouders mee of ik kan een groepsreis boeken, maar een trip alleen of een reisje met twee zou uiteraard ook fijn zijn.”

Na het middelbaar heb je schilderkunst gestudeerd aan het KASK in Gent. Daar vond je beter je draai?

Derese: “Schilderen was mijn nieuwe passie én ik was er goed in. In die wereld voelde ik me wél op mijn gemak. Ik wilde later lesgeven, maar dat bleek niets voor mij. Ik zal nooit het gezag van een doorgewinterde leerkracht uitstralen. Plus: ik zit niet graag in een groep. (lacht)

“Ik blijf wel schilderen. Vaak vertrek ik van foto’s of patronen die ik laat terugkeren. Soms maak ik wel tien schilderijen in vijf dagen. Als ik aan een schilderij werk, heb ik geen last van mijn sociale handicap.”

Was het moeilijk om werk te vinden?

DERESE: <<Zeker. Ik ben voor 50 procent arbeidsongeschikt verklaard. In het begin dacht ik: leuk, dan hoef ik maar halftijds te werken. Maar in de praktijk blijkt dat potentiële werkgevers je als 'half goed' zien. Een carrière mis ik misschien nog het meest. Niet omdat ik veel geld zou willen verdienen, maar omdat zinvol werk een mens verrijkt.>>

Hoe is het ongeval juridisch afgehandeld?

Derese: “We hadden naar de rechtbank kunnen stappen, maar dan waren we wellicht vertrokken voor jarenlang getouwtrek en torenhoge advocatenkosten. Ik heb voor een minnelijke schikking gekozen: ik krijg geen uitkering, maar een paar jaar geleden heb ik wel eenmalig een bedrag ontvangen. Dat heb ik in een appartementje geïnvesteerd dat ik nu verhuur. Ik leef van de huurinkomsten en van mijn loon dat ik krijg als deeltijdse onthaalbediende in een museum.”

Ben je boos geweest op de automobilist die jou heeft aangereden?

Derese: “Nee, wel op mezelf. Dat ene moment van onoplettendheid heeft de rest van mijn leven bepaald. Maar ik was nog een kind en ik was onvoorzichtig: het kan iedereen overkomen. Daarom geef ik geregeld lezingen in middelbare scholen, en binnenkort word ik ervaringsdeskundige in het revalidatiecentrum.”

Denk je soms aan hoe je leven er had kunnen uitzien als je geen ongeval had gehad?

Derese: “Uiteraard. Ik heb jarenlang moeten revalideren: dat proces heeft mijn hele leven beheerst. Ik zal die dag nooit achter mij kunnen laten. Het is alsof het verleden voor altijd aan mij plakt. Maar toch zal ik mezelf nooit voorstellen als ‘Martijn, een verkeersslachtoffer’.”

Ben je nu angstiger in het verkeer?

Derese: “Ik zou graag zeggen dat ik niet bang ben om te fietsen, maar ik ga toch liever te voet. Zeker als ik 's avonds ergens naartoe moet, vind ik snel een excuus: 'Ik fiets niet graag in het donker', 'Ik vind mijn fietssleutel niet' of 'Mijn band is plat'. Ook de straat waar het ongeval is gebeurd, steek ik niet graag over. Makkelijk is dat niet, want mijn ouders wonen daar nog steeds.”

Annelien Vermeersch.Beeld Carmen De Vos.

ANNELIEN VERMEERSCH (35): ‘IK KAN NIETS MEER ONTHOUDEN’

Annelien Vermeersch was 16 en zat in het vijfde jaar Latijn-moderne talen in het Don Bosco College in Kortrijk, toen ze op 9 april 2001 werd aangereden door een vrachtwagen.

Vermeersch: “Ik fietste opgewekt naar huis omdat ik die dag eindelijk aan de kassa van de plaatselijke supermarkt mocht zitten waar ik al een tijdje als student werkte. Ik was bijna thuis en naderde een kruispunt. De vrachtwagen heb ik niet gezien, mogelijk omdat ik met mijn gedachten elders was, en mijn bril was ook nat van de regen. Van het ongeval herinner ik me niets.”

Je had een dubbele schedelbreuk opgelopen. Wat voelde je toen je uit de coma ontwaakte?

Vermeersch: “De plaats in mijn hersenen waar herinneringen uit het kortetermijngeheugen worden overgezet naar het langetermijngeheugen, was beschadigd. Dat merkte ik snel: als de verpleegster vijf minuten na mijn laatste hap vroeg wat ik gegeten had, wist ik het niet meer. Ik herkende gezichten, maar kon er vaak geen namen op plakken. Mijn ouders, zussen en beste vrienden kon ik gelukkig wel nog thuisbrengen.

“Ik herinner me ook niets van de vier weken waarin ik in coma lag. Zelfs de revalidatieperiode is één grote waas. Toen mijn mama me een paar maanden na het ongeval foto’s en filmpjes toonde van hoe ik met krukken opnieuw leerde wandelden in het revalidatiecentrum van het UZ Gent, was het alsof ik naar een vreemde keek.”

Je hebt zes maanden in het revalidatiecentrum verbleven en hebt daarna nog acht maanden therapie gevolgd. Ben je nu hersteld?

Vermeersch: “De vrachtwagen heeft me links op mijn hoofd geraakt, waardoor de rechterkant van mijn lichaam een hele tijd verlamd was. Dat is wel verbeterd, maar ik zal nooit meer zo mobiel zijn als vroeger. Als ik wandel, zie je dat er iets niet in orde is. Ik stap eigenaardig en ik heb last van evenwichtsstoornissen. Daarom heb ik bij ons thuis een traplift laten installeren na de geboorte van Robbe.”

Je was een getalenteerde leerling, maar na het ongeval bleek studeren erg lastig. Heb je je dromen moeten opgeven?

Vermeersch: “Jammer genoeg wel. Ik heb het zesde jaar over twee jaar moeten spreiden, want ik kon me veel moeilijker concentreren en de inhoud van de cursussen bleef niet meer hangen. Ik had kinderpsychologe willen worden, maar ik besefte snel dat dat geen optie meer was. Ik heb toen een jaar de opleiding voor kinderverzorgster gevolgd, maar dat was niets voor mij. Sinds het ongeval raak ik enorm snel geprikkeld. Op café gaan is lastig, maar een crèche vol huilende baby’s voelt aan als een aanslag op mijn lichaam. Na een stagedag was ik ’s avonds tot niets meer in staat. Ik heb nu een halftijdse job als administratief bediende in de middelbare school waar ik les heb gevolgd. Meer werken lukt niet. Ik moet ervoor waken dat ik niet uitgeput raak, want dan doet mijn geheugen extra moeilijk.

“Ik danste vroeger ook erg graag, maar als je de pasjes niet kunt onthouden en je je evenwicht moeilijk kunt bewaren, is het enorm zwaar. Ik las ook graag en veel, vooral waar gebeurde verhalen. Maar ik kan de plot van een boek niet meer onthouden, dus lees ik nu tijdschriften.”

Hoe frustrerend is je situatie?

Vermeersch: “Ik moet mensen telkens opnieuw uitleggen waarom ik iets trager functioneer dan anderen, van de trap oplopen tot een administratieve taak afwerken. Sommigen hebben geduld, anderen zie ik geïrriteerd uit hun ooghoeken loeren. Soms heb ik het gevoel dat mensen me niet geloven. Ze zien een gezonde vrouw, maar ik ben wel voor 66 procent gehandicapt verklaard. Een zwak geheugen wordt ook nooit meer beter. Ik heb wel geheugentraining gevolgd, maar dat is uiteindelijk niet meer dan een reeks oppervlakkige hulpmiddeltjes. Ik probeer mezelf vooral zo goed mogelijk te organiseren: mijn agenda staat vol zaken die ik niet mag vergeten.”

Heeft je ongeval een invloed gehad op je sociale leven?

Vermeersch: “Uiteraard. Mijn vriendinnen zaten op kot toen ik voor de tweede keer mijn zesde jaar deed. Ook mijn plaats in het gezin was plots anders. Ik heb twee jongere zussen en voelde me als tiener verantwoordelijk voor hen. Plots was ik weg, en toen ik zes maanden later terugkwam, was ik een heel andere Annelien: niet meer de sterke zus, maar de hulpbehoevende zus die ongewild altijd alle aandacht kreeg.”

Hoe is het met je liefdesleven?

Vermeersch: “Ik heb veel liefjes gehad die even bij mij bleven, maar na een tijdje vreesden ze dat mijn beperking hun leven op zijn kop zou zetten. Soms moest ik een jongen op een date voor de derde keer vragen wat voor werk hij deed. Ik wist het gewoon niet meer.

“Vier jaar geleden heb ik gelukkig Björn leren kennen. Hij kijkt verder dan mijn handicap en ziet er ook de voordelen van in: ik ben geen carrièrevrouw met een drukke agenda. Samen ontsnappen we aan de ratrace en kunnen we in alle rust voor ons zoontje zorgen, want mama kent geen stress. (lacht)

Heb je soms het gevoel dat het leven te hard is geweest voor jou?

Vermeersch: “In het begin piekerde ik daar vaak over. Ik was ervan overtuigd dat ik iets verkeerd had gedaan waardoor dat ongeval mij wel moest overkomen. Ondertussen ben ik milder voor mezelf. Dingen gebeuren zonder een reden. Maar de westerse mens denkt graag dat hij verantwoordelijk is voor zijn eigen succes, en dus ook voor zijn miserie.”

Heeft je ongeval je angstiger gemaakt in het verkeer?

Vermeersch: “Ik had mijn rijbewijs destijds nog niet, dus autorijden link ik niet aan die bewuste dag. Maar ik ben wel veel voorzichtiger geworden. Ik draag nu altijd een fietshelm, en mijn vriend moet dat ook van mij. Maar de dag waarop mijn zoontje met de fiets naar school wil, zal ik écht mijn hart vasthouden.”

Silke Lemmens.Beeld Carmen De Vos.

SILKE LEMMENS (26): IN THERAPIE TEGEN POSTTRAUMATISCHE STRESS

Op een regenachtige, donkere ochtend in januari 2007 vertrok Silke Lemmens iets te laat naar school.

Lemmens: “Vroeg opstaan is nooit mijn sterkste punt geweest. Ik fietste gehaast over het marktplein van Hamme. Op de kerktoren zag ik dat de schoolbel bijna zou rinkelen. Ik begon sneller te fietsen omdat ik geen opmerking in mijn agenda wilde en zag een betonmixer het marktplein oprijden. Ik dacht dat we elkaar zouden kruisen, maar met een draaimanoeuvre had ik geen rekening gehouden.

“Of de chauffeur zijn richtingaanwijzers had aangezet, herinner ik me niet meer. Maar ik zie me wel nog onder het ronkende onderstel liggen, achter het eerste voorwiel. De vrachtwagen was over mijn bekken gereden. Het gekraak van mijn fiets had de chauffeur gealarmeerd, hij stapte uit en begon me meteen vragen te stellen, maar ik besefte niet wat er gebeurd was. Een paar seconden lang had ik geen adem meer, wellicht op het moment dat de vrachtwagen over mij reed, maar pijn had ik nog niet. Mijn lichaam maakte in ijltempo morfine aan om te vermijden dat ik in shock zou raken. Er stond ondertussen erg veel volk rond de vrachtwagen. Ik probeerde almaar het telefoonnummer van mijn mama te zeggen, maar ik vergat steeds twee cijfers. En toen hoorde ik in de verte de sirenes van de ziekenwagen.”

Verloor je op dat moment het bewustzijn?

Lemmens: “Nog niet. De ambulanciers legden me op een brancard en deden me een nekkraag om. Hoe irritant is dat, dacht ik. Plots voelde ik pijnscheuten en besefte ik dat het ernstig was. In de ambulance vroeg ik of het nog ver was. Ze brachten me naar het AZ Sint-Blasius in Dendermonde. Toen we over een vluchtheuvel reden, ging het licht uit bij mij. Soms kwam ik weer bij en gleed ik zachtjes weer weg. Op de spoedafdeling heb ik even met mama kunnen praten. Ik heb haar blijkbaar proberen duidelijk te maken dat het ongeval niet mijn schuld was, bang dat ik onder mijn voeten zou krijgen, maar daar herinner ik me niets van.”

Hoe ernstig waren je verwondingen?

Lemmens: “Mijn bekken was op meerdere plaatsen gebroken. Ik was ook gewond aan mijn hoofd, want ik droeg geen fietshelm. Ik had brandwonden op mijn buik en benen, en een diepe wonde in mijn lies. De dokters hebben mijn bekken gestabiliseerd en me vier dagen in een kunstmatige coma gehouden.

“In anderhalf jaar heb ik negentien operaties ondergaan, ook esthetische ingrepen. De meest risicovolle operatie was die aan mijn heup, want het risico op verlamming was erg groot. Het heeft zelfs een tijdje geduurd voor het ziekenhuis een dokter vond die het aandurfde. Hij heeft drie schroeven in mijn bekken gedraaid die samenkomen in mijn heiligbeen, een gevoelige plaats vol zenuwen. Na de operatie stond hij aan mijn voeteneind. Hij vroeg of ik mijn tenen kon bewegen, en toen dat lukte, sprong hij een gat in de lucht. (lacht) Daarna moest ik afkicken van de morfine: ik was een lichtgewicht van 40 kilo en ik kreeg er hallucinaties van. Als ik de hand vasthield van een meisje dat naast mijn bed stond, zag ik mijn kamer van vorm veranderen. Echt griezelig.”

Hoe verliep je revalidatie?

Lemmens: “Die begon al toen ik nog in coma lag: de kinesist probeerde mijn spieren actief te houden om te vermijden dat er weefsel zou afsterven. De derde week na het ongeval kon ik opnieuw rechtop zitten, maar niet langer dan één minuut. Zelfs als ik neerzat, voelde ik me draaierig. De spieren in mijn kuiten waren ondertussen toch korter geworden, en die opnieuw uitrekken kostte veel tijd, moeite en pijn. Ik moest ook weer leren stappen, maar tegen de zomer kon ik al korte afstanden met krukken afleggen. Ik wilde zo snel mogelijk weer mijn gewone leven leiden. Als de chirurg zei dat het oké was om opnieuw op beide benen te steunen, had ik dat stiekem al geprobeerd, zo gretig was ik.”

Dan kwam het moment waarop je als 14-jarige je littekens moest aanvaarden.

Lemmens: “De littekens op mijn benen en buik mochten jarenlang geen zonlicht krijgen. In de zomer droeg ik jongensachtige zwemshorts, ook omdat ik niet wilde dat mensen naar me keken. Ik staarde vaak naar vakantiefoto's van het jaar vóór het ongeval. Je ziet me op een tennisveld in Spanje, met mooie, bruine benen in een korte short. Ik heb meer dan eens diep gezeten, maar nu zie ik die littekens als een deel van mij.”

Heb je nu nog last?

Lemmens: “Sinds 2017 heb ik opstoten van artrose door littekenweefsel rond mijn bekken. Soms neem ik pijnstillers, maar alleen als het niet anders kan. Soms blijft de pijn aanhouden, of ik nu lig, zit of sta. In slaap vallen is dan bijna onmogelijk. De kans bestaat dat de artrose erger wordt, en dat maakt me wel bang. Onlangs heb ik meegedaan aan de Wuitensmarsen in Hamme, een wandeltocht. Dat ging 7 kilometer lang goed, daarna was het afzien.

“Ik moet accepteren dat ik niet te veel inspanningen mag doen. En als ik ooit een kind wil, weet ik dat het geen makkelijke zwangerschap zal worden, want mijn bekken zit volledig vastgeschroefd.”

Heb je nog mentale problemen?

Lemmens: “Na mijn revalidatie wilde ik zo snel mogelijk weer met de fiets naar school. Maar het ongeval heeft me wel een hele tijd achtervolgd. Ik heb orthopedagogie gestudeerd en een job vinden was niet makkelijk. Na een vlot sollicitatiegesprek bij een instelling voor mensen met een mentale handicap werd ik toch afgekeurd omdat ik geen verzorgende taken zou kunnen uitvoeren. Dat was een stevige wake-upcall. Uiteindelijk heb ik voor een job gekozen waarin ik geen fysiek belastend werk moet doen: ik ben nu in de psychiatrische thuiszorg aan de slag.”

Durf je je nog in het verkeer te wagen?

Lemmens: “Als ik de sirenes van een ambulance hoor, verkramp ik. En als ik voorbij een vrachtwagen met een ronkende motor moet, ben ik vreselijk op mijn hoede of maak ik een omweg. Die angst wordt wel minder met de jaren. Ik heb een tijdje EMDR-therapie gevolgd, speciaal voor mensen met posttraumatische stress, en dat heeft me echt geholpen.”

Je hebt ook met de chauffeur van de vrachtwagen gesproken. Hielp dat?

Lemmens: “Zeker. Hij heeft na het ongeval contact opgenomen met mijn ouders, maar ze waren kwaad, en ze wisten ook niet of ik het oké vond dat hij me in het ziekenhuis kwam opzoeken. Maar ik heb hem nooit iets kwalijk genomen: ik weet dat hij het niet met opzet heeft gedaan.

“Tijdens mijn revalidatie hebben we elkaar ontmoet en uitgevraagd. Ik vroeg hem bijvoorbeeld om me zo gedetailleerd mogelijk te beschrijven hoe hij me onder zijn vrachtwagen had zien liggen. Ik wilde echt weten hoe hij die momenten had beleefd. Hij vertelde dan dat hij zijn fluorescerende jas over mij had gelegd omdat het toen licht regende. Dat gesprek had voor mij een helende, bijna therapeutische waarde.”

Het heeft wel zes jaar geduurd voor de juridische nasleep achter de rug was.

Lemmens: “Het heeft zo lang geduurd omdat de betrokken partijen het niet eens raakten. De chauffeur reed namelijk met een gehuurde vrachtwagen, wat het dossier complexer maakte. Na schooltijd zat ik geregeld uren in het ziekenhuis voor controle door de chirurg, of moest ik me voor de verzekeringsmaatschappij van de tegenpartij aanmelden bij controleartsen die weinig medeleven toonden. Ik was een onzekere puber met fysieke en mentale littekens en toch behandelden ze mij als een nummer.

“Ik wilde geen geld, echt niet. Ik wilde de hele zaak gewoon zo snel mogelijk achter me laten. Toen ik 19 werd, stond er plots een bedrag op mijn rekening, maar ik voelde er weinig bij. Ik heb wel altijd beseft dat het veel erger had kunnen aflopen. Samen met de vzw Rondpunt ga ik nu in scholen spreken om andere jongeren diets te maken dat ze heel kwetsbaar zijn als fietser in het verkeer. Want ik heb erg veel geluk gehad, daar ben ik me erg van bewust.”

Voor meer info over de opvang na een ongeval: rondpunt.be

© Humo