Direct naar artikelinhoud
Immobiliën

‘De witte middenklasse is de motor van de stadsvlucht’

Pieter-Jan Honoré en zijn gezin: “We woonden lange tijd langs de Gentse Ring, en onze kindjes hadden best vaak een piepende ademhaling. Dat is nu voorbij.”Beeld Francis Vanhee

De stadsvlucht bij jonge gezinnen schakelt een versnelling hoger. Vlaamse steden als Gent, Leuven of Mechelen boksen op tegen hoge prijzen en de onvermijdelijke drang naar groter en groener. “Maar we schoppen ook niet té hard tegen de schenen van de bouwmeester.”

“We waren al twee jaar lang wekelijks de immowebsites aan het afschuimen voor een huis in Mechelen, maar het was gewoon te duur. De goede huizen zijn in een vingerknip weg”, zegt Linde Guldentops (31), die nu anderhalf jaar in Keerbergen woont met haar man en drie kinderen. Ze herinnert zich de spreekwoordelijke druppel nog goed. “Ik was als eerste naar een huis gaan kijken, maar helaas zonder mijn man. Na overleg bleek het diezelfde avond al aan een ander koppel verkocht. Toen heb ik mijn zoekstraal twintig kilometer ruimer gezet, en een mail naar mijn man gestuurd met een aantal opties.” Het onderwerp van die mail: ‘Dan toch maar emigreren?’ 

Dat jonge gezinnen wegtrekken uit de stad is lang geen nieuw fenomeen, maar na enkele jaren van lichte vertraging schakelt de stadsvlucht in Vlaanderen opnieuw een versnelling hoger. Dat blijkt uit een analyse door vastgoedspeler Immpact van de Statbel-cijfers uit 2018. In de dertien Vlaamse centrumsteden vertrokken 7.539 gezinnen meer dan er bijkwamen, in 2016 waren dat er 5.863. Vooral in Antwerpen, Gent, Leuven en Mechelen is de vlucht opvallend, meestal richting randgemeenten.

Wrange nasmaak

“Jonge gezinnen zijn veeleisend, ze willen groter en groener wonen. Maar uiteindelijk blijft de betaalbaarheid het belangrijkst, en moet het aantrekkelijke stadsleven het afleggen”, zegt Philippe Janssens (Immpact). Tussen 2016 en 2018 stegen de prijzen in 11 van de 13 centrumsteden met meer dan 10 procent, met Gent (18 procent) als koploper. In de Arteveldestad verlieten vorig jaar 2.183 meer jonge gezinnen de stad dan er bijkwamen; dat aantal was in tien jaar tijd nooit zo hoog.

“Toen onze tweeling anderhalf jaar oud werd, was er duidelijk nood aan wat meer levensruimte. In Gent konden we met al onze wensen niet terecht”, zegt Pieter-Jan Honoré (34), die sinds 2017 in randgemeente Merelbeke woont met zijn gezin. Aan de huizenjacht houdt hij een wrange nasmaak over. “Je vindt er vooral belabberde waar, en potentiële kopers worden soms op een perverse manier tegen elkaar uitgespeeld.”

Witte middenklasse

Bij de Gentste stadsdienst Data en Informatie leggen ze wel de nuance dat de enorme instroom aan twintigers niet verrekend zit in de cijfers. “Er blijven nochtans meer van die twintigers wonen in Gent dan er vertrekken”, zegt Annelies Van Steenberge. In Gent is het aandeel kinderen (0-9) en dertigers de laatste tien jaar inderdaad sterker gestegen dan de gemiddelde bevolkingsgroei.

Volgens socioloog Pascal De Decker (KU Leuven) gaat die positieve vlieger echter niet helemaal op. “Als je het gemiddeld belastbaar inkomen per inwoner berekent, zie je dat Gent vroeger in de buik zat en nu helemaal in de staart. Gezinnen uit de witte middenklasse zijn de motor van die stadsvlucht.”

‘Geen fermette’

“Een eigen woning en een tuin blijft de norm. In steden worden vooral appartementen gebouwd, en is er weinig groenruimte. Dat is niet geschikt voor Vlaamse gezinnen”, zegt De Decker. Volgens hem spelen ‘potentieel negatieve aspecten’ de stad ook duidelijk parten, zoals onveiligheid, armoede en etniciteit. Bij dat laatste aspect zou uit diepte-interviews blijken dat mensen een ‘het moet ook niet te veel’-mentaliteit hanteren.

Volgens Honoré speelde dat laatste geen rol in zijn keuze. “De multiculturele crèche vond ik op zich wel plezant, het was eerder de luchtkwaliteit die een negatieve factor was. We woonden langs de Gentse Ring, en onze kindjes hadden best vaak een piepende ademhaling. Dat is nu voorbij.”

Leeft het idee niet een beetje dat hij zich, initieel tegen wil en dank, heeft geconformeerd aan die Vlaamse norm van huisje-tuintje-kindje? “Die gedachte heb ik zeker gehad, maar ik moet zeggen dat die norm best comfortabel aanvoelt”, lacht Honoré. “Bovendien schoppen we nu ook niet té hard tegen de schenen van de Vlaamse bouwmeester. Het is geen fermette, we leven in een residentiële wijk op slechts zes kilometer van de Korenmarkt.”