Direct naar artikelinhoud
Gezondheid

Wereldwijd bewegen vier op de vijf adolescenten niet voldoende

Nederlandse jongens die wél bewegen.Beeld Hollandse Hoogte / Jaco Klamer

Belgische jongeren bewegen niet genoeg: 83,5 procent van de 11- tot 17-jarigen haalt de internationale minimumnorm van een dagelijks uurtje beweging niet. Daarmee volgt onze jeugd de internationale trend, zo blijkt uit een nieuw rapport van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO).

Dagelijks een uurtje aan matige intensiteit bewegen. Dat is de minimale bewegingsnorm die de WHO hanteert voor jongeren. Concreet komt dat neer op een activiteit waarbij de hartslag al een beetje de hoogte ingaat en er een beetje zweet aan te pas komt. “Niet dat je meteen volledig in het zweet moet staan”, zegt professor en bewegingsexpert Jan Seghers (KU Leuven). “De absolute minimumnorm is een uurtje stappen aan 5 kilometer per uur.”

Geen al te hoge lat om over te moeten. En toch haalt onze jeugd die norm niet. Een wereldwijde studie van de WHO die gepubliceerd werd in The Lancet toont dat in 2016 81 procent van de adolescenten te weinig bewoog. Van de Belgische jeugd haalt 83,5 procent dat niet. Jongens (81,1 procent) doen het wel iets beter dan meisjes (85,7 procent). Dat verschil is een internationale constante.

De cijfers verbazen Seghers niet. Samen met zijn collega’s onderzocht hij vorig jaar hoeveel de Vlaamse jeugd bewoog. “Die resultaten waren zelfs nog iets slechter”, zegt hij. “Wij werkten met metingen in plaats van enquêtes, wat de WHO deed. Metingen zijn altijd accurater.” Lees: de 81 procent van de WHO is mogelijk nog een onderschatting.

Slechter gesteld bij meisjes

Maar zelfs dan: vier op de vijf jongeren die te weinig bewegen, dat is een catastrofaal slecht resultaat. De negatieve gezondheidsgevolgen van te weinig beweging zijn algemeen gekend. Daarom stelde de WHO het doel voorop om tegen 2030 tot 15 procent meer jongeren over de minimumnorm te tillen. Uit dit onderzoek blijkt echter ook dat er de laatste vijftien jaar enkel bij jongens een lichte vooruitgang te merken was. Er is dus nog flink wat werk aan de winkel.

Oorzaak van de inactiviteit is volgens de WHO-experts te zoeken bij de elektronische revolutie. Seghers betwijfelt dat. “De schuld enkel en alleen op het schermgedrag leggen, lijkt mij te kort door de bocht. Het is vooral de combinatie van tijd die jongeren in school steken en dan na school nog moeten besteden aan schoolwerk”, zegt hij.

Dat sport en onderwijs voor het eerst samenkomen onder één minister, namelijk Ben Weyts (N-VA), schept mogelijkheden om daar wat aan te doen. “We moeten meer sport naar de speelplaatsen brengen”, zegt Weyts. “Op die manier laten we zoveel mogelijk jongeren proeven van zoveel mogelijk verschillende sporten.” Iets wat Seghers aanmoedigt. “Het is geen kernfysica”, zegt hij. “De kernboodschap moet zijn dat we op een heel goedkope en laagdrempelige manier jongeren meer kunnen doen bewegen. De overheid kan daarin een rol spelen door de gepaste omgeving aan te bieden. Bijvoorbeeld door een goede verkeersinfrastructuur te installeren waardoor meer jongeren te voet of met de fiets naar school kunnen.”

Beeld ter illustratie.Beeld Thinkstock