Direct naar artikelinhoud
Interview

Georges Leekens, de eeuwige T1: ‘Geliefd zijn: daar  deed ik het voor’

Georges Leekens: ‘Als Kompany mij had gebeld, had ik hem gezegd: niet doen. De kans dat het lukt, is miniem.’Beeld Bob Van Mol

In T1, een nieuwe reeks op Play Sports, luchten voetbaltrainers hun hart. Doet uiteraard ook mee: de T1 aller T1’s, Georges Leekens (70). Van tovenaar tot sukkelaar, en soms ­omgekeerd. ‘Trainers zijn verslaafd aan erkenning.’

Hin Vanhaezebrouck, Philippe Clement, Yves Vanderhaeghe, Bob Peeters, Jacky Mathijssen, Ariël Jacobs en Glen De Boeck, ze zitten allemaal in de nieuwe reeks T1 op Play Sports. Globetrotter-trainer Georges Leekens, net voor de zomer teruggekeerd van zijn laatste avontuur bij een topclub in Iran, kon natuurlijk niet ontbreken.

Het record van de meeste trainersopdrachten voor een Belg had hij al langer en dat heeft hij de laatste jaren nog wat scherper gesteld. Sla zijn bio er maar eens op na, de langste die ooit in Zeno is verschenen. Verschillende keren heb ik – dorpsgenoot en quasi buur – hem raad gegeven. “Niet doen.” Later: “Hou ermee op, geniet van het leven.” Hij antwoordde: “Je hebt gelijk.” Een dag later tekende hij toch of stapte hij alweer een vliegtuig op omdat iemand hem had gezegd dat zonder hem het voetbal zou ophouden, dat er, kortom, geen leven was zonder T1 Leekens.

GEORGES LEEKENS * geboren in Meeuwen op 18 mei 1949 * woont in Hertsberge * afgestudeerd als kinesitherapeut * Trainerscarrière: 1984-87 Cercle Brugge, 1987-88 Anderlecht ,1988-89 KV Kortrijk ,1989-91 Club Brugge, 1991-92 KV Mechelen, 1992-93 Trabzonspor, 1993-94 Cercle Brugge, 1994-95 Sporting Charleroi, 1995-97 Excelsior Moeskroen, 1997-99 België, 1999-01 KSC Lokeren, 2001-02 Roda JC, 2003 Algerije, 2003-04 Excelsior Moeskroen, 2004-07 KAA Gent, 2007-09 KSC Lokeren, 2009 Al Hilal (Saoedi-Arabië), 2009-10 KV Kortrijk, 2010-12 België, 2012 Club Brugge, 2014-15 Tunesië, 2015-16 KSC Lokeren, 2016-17 Hongarije, 2017-18 Etoile Sportive du Sahel (Tunis, Tunesië), 2018-19 Tractor Sazi FC (Tabriz, Iran). Prijzen als trainer: kampioen van België: 1990 (met Club Brugge). Beker van België: 1985 (met Cercle Brugge) en 1991 (met Club Brugge) 

Die ene dag afgelopen zomer dat ik hem terugzag bij de bakker – gezond vermagerd, brede lach, de gsm eens niet in aanslag – was de eerste keer dat ik dacht: misschien is de cirkel eindelijk rond voor ‘de Georges’. Of zou hij dan toch, nog één keer, wie weet, als de juiste trein passeert…?

Georges Leekens: “De bladeren zijn aan het vallen, dus er komt af en toe wel iets mijn kant op. Is dit mijn fin de carrière? Dat hoop ik. Neen, sorry, dat bedoel ik nu juist niet. Wel, dat ik alleen nog iets ga doen als alles klopt. Mijn energie en mijn passie zijn niet weg. Maar ik ga niet meer werken in onmogelijke situaties.

“Mijn laatste club was in Iran. Niet in Teheran. In Tabriz, zoek maar op waar dat ligt. Azerbeidzjan, Turkije en Irak waren dichterbij dan Teheran. De ambassadrice was er op bezoek om een wedstrijd van mij bij te wonen, maar dat mocht ze niet. Een vrouw mag in Iran niet naar het voetbal.

Februari 2011: de Belgische bondscoach Georges Leekens met de jonge Romelu Lukaku.Beeld BELGA

“Veel passie voor voetbal, spelers die vol wilden gaan, maar ja, na drie maanden word je niet meer betaald, en hoor je van de spelers dat de Iraanse munt met 30 procent wordt gedevalueerd. Die Amerikaanse boycot, dat voelen ze daar. Vroeger zou ik nog wel zijn gebleven, maar nu had ik er geen zin meer in. Gelukkig is er nu de FIFA bij wie je kunt aankloppen om de rest van je contract te laten uitbetalen. Wat ik ook heb gedaan.

“Ik kom nog vaak op het voetbal. Laatst nog bij Gent tegen Saint-Etienne. De Red Flames tegen Litouwen heb ik gezien. Eric Gerets was er ook. Ik probeer wel weg te blijven bij clubs waar de trainer onder druk staat. Anders zie ik die foto’s al in de krant, met onderschrift: ‘Vanderhaeghe heeft een paar keer ongelukkig verloren en Leekens duikt op bij KV Kortrijk.’ Dat zou zonder bijbedoeling zijn, maar dat moet je vermijden.”

Hoe ging dat eraan toe in 1984, toen u voor het eerst trainer werd en bij middenmoter Cercle aan de slag ging?

“Vooroorlogs. Ik was aangesteld, had een contract getekend, maar moest nog eens voor de Raad van Eer komen, zoals dat daar heette, een man of tien die het te zeggen hadden vooral omdat ze de club sponsorden of geld toestaken. Men had mij ingeseind, dus ik wist wat ze zouden vragen. Eerste vraag: ‘Bent u katholiek?’ ‘Jazeker’, antwoordde ik. En dan nog wat vragen en het was goed: ik mocht beginnen.

“Ik haalde Ronny Desmedt van bij de jeugd om mijn assistent te worden. Wij deden alles met ons twee: trainingen, scouting én de jeugd coördineren. We hadden een keeperstrainer die één keer per week kwam, soms twee keer. Iedereen werkte nog, behalve ik en zes spelers, onder wie de buitenlanders zoals Wim Kooiman, Edi Krnčević en Kari Ukkonen. We trainden om twee uur en om half zes, voor wie er bij kon zijn.

“Waar ik dan later een beetje voor bekend ben geworden – het verbeteren van de randomstandigheden – dat heb ik daar voor het eerst toegepast. Ik vroeg van alles, ik zocht zelf naar een fitnesscentrum, ik wist vanuit mijn opleiding als kinesist dat het kon helpen. In die tijd namen de spelers nog hun vuile was gewoon mee naar huis. Ik ben toen wel begonnen met zorgen voor eten. Pistolets, belegd, of dat kon? Aha, daar ging de Raad van Eer voor zorgen. Uiteindelijk waren wij toen al een club zoals alle Belgische clubs vandaag: wij haalden spelers en verkochten die voor meer geld. Kooiman, Musonda en Krnčević zijn gekocht door Anderlecht, Kalusha ging naar PSV.”

‘Thuiskomen met stress is geen lolletje. Je vrouw wil met je praten, maar jij wilt eigenlijk alleen tv kijken.’Beeld Bob Van Mol

De trainer als salesmanager, het is steeds erger geworden.

“Meerwaarde creëren op gehaalde spelers, dat was de taak van de trainer en nu nog. Cercle overleefde op die transfers, ongeveer alle clubs waar ik heb gewerkt. Bwalya Kalusha won later de Ballon d’Or de l’Afrique maar zat hier eerst zes maanden op de bank. Later is het Bosmanarrest gekomen en waren de spelers vrij bij einde contract, maar wisselden ze ook ineens veel sneller van club en werd het nog moeilijker om een goeie speler te houden. Tien seizoenen bij Club Brugge zoals bij mij het geval was, dat is niet meer van deze tijd.”

Waar heb je als trainer de beste randvoorwaarden gekend?

“Dan moet ik Hongarije antwoorden. Daar hebben ze het heel goed voor elkaar. In Telki, ten westen van Boedapest, hebben ze een heel mooi centrum gebouwd. Er lagen vier oefenvelden, op vraag van Bernd Storck (nu bij Cercle, HV) die er voor mij trainer was. Ik heb er twee bij laten leggen, waaronder een kunstgrasveld, dat nu ook een overkapping heeft gekregen. Recent hebben ze hun nieuwe stadion ingehuldigd, het Ferenc Puskasstadion. Echt, een heel mooi stadion, iets om jaloers op te zijn. Je mag zeggen van (Hongaars premier) Viktor Orbán wat je wilt, maar het voetbal vaart goed met die man. De meeste clubs hebben modernere stadions dan in België, en er is een nationaal stadion.

“Maar eerlijk: onze topclubs hebben het ook goed voor elkaar. Club, Anderlecht, Genk, Gent, Standard: ze hebben de ideale voorwaarden gecreëerd om hun ploeg te trainen.”

Stel, je kunt een jonge, hitsige trainer raad geven, wat zeg je dan?

“Zorg voor een goeie staf, zorg voor wederzijds vertrouwen. Leer jezelf kennen, leer ook je groep kennen. Voor Philippe Clement is het snel gegaan. Ik vergelijk hem als trainer een beetje met Wouter Vrancken van KV Mechelen. Beiden heb ik als speler gehad. Het waren niet de meest begaafde voetballers, maar ze haalden alles uit hun carrière omdat ze wisten wat ze konden en niet konden. Dat worden meestal goede trainers.

De Tunesische bondscoach Georges Leekens groet Kevin De Bruyne voor een oefenduel in 2014. ‘In onmogelijke landen onmogelijke dingen proberen, dat was mijn drijfveer.’Beeld Photo News

“Ik vond de aanpak van Clement in de zaak-Diagne heel verstandig. Geen theater op het veld, binnenskamers oplossen: strenge boete – wellicht 5 procent want meer mag niet – en voor onbepaalde tijd geschorst. Waarom onbepaald? Omdat als je vijf blessures voorin hebt, je toch Diagne terug moet kunnen halen zonder gezichtsverlies.

“De belangrijkste raad die ik jonge trainers kan geven is deze: stap voor stap. Ik was laatst uitgenodigd door Emile Mpenza die bij Antwerp in de opleiding werkt. Dat deed mij veel plezier. Hij doet dat goed, Emile, slaat geen stappen over.“

Zoals: probeer niet van Cercle meteen naar Anderlecht te springen…?

(lacht) ”Bijvoorbeeld. Dat was mijn hoogmoed. Het had kunnen lukken, maar het is mislukt. Vandaag zouden ze mij op handen dragen bij Anderlecht: we stonden vierde en speelden de kwartfinale van de UEFA-cup toen ik werd ontslagen en Raymond Goethals mij opvolgde. Constant Vanden Stock heeft mij toen bij zich geroepen en gezegd dat het jammer genoeg te vroeg was. Hij had mij al gewaarschuwd dat ik niet zo aanwezig mocht zijn, meer moest kijken, luisteren en inspelen op wat er gebeurde, maar ik, jong trainersveulen, ik wilde alles meteen anders doen.”

Vincent Kompany, uw captain bij de Rode Duivels, heeft inmiddels ook leergeld betaald.

“Als hij mij had gebeld, dan had ik hem gezegd: niet doen, de kans dat het lukt, is miniem. Als je van geluk afhankelijk bent, doe het dan niet. Pas op, ik ben een grote fan van de mens en de voetballer Vincent Kompany, maar die dubbelfunctie was een vergissing.

“Kompany kwam van een andere wereld en van de beste ploeg ter wereld. Dat is Anderlecht niet, en dat weet Frank Vercauteren natuurlijk wel. Dus die heeft gedaan wat elke trainer zou doen: wat hebben we hier lopen en wat kunnen we daarmee op het veld? Afgezien daarvan hoop ik dat Vincent gezond wordt en 2020 haalt. We kunnen hem gebruiken.”

Kompany verbergt zich voor de pers. Dan wordt het extra lastig. In uw eerste periode ging u ook in tegen de media, later vond ik u dan weer erg meegaand.

“Jonge en oudere journalisten kregen evenveel tijd van mij. Dat viel niet in goede aarde. Je leert door scha en schande. Bij de nationale ploeg introduceerde ik de regel van drie open trainingen per week en drie persconferenties, de FIFA-norm. Tot dan was er elke dag een uur vraag-en-antwoord geweest met de pers en mochten ze bij alle trainingen. Internationaal was dat al lang niet meer en op de World Cup vorig jaar waren de eerste tien minuten van elke training open en dan sloften de spelers wat in het rond.”

Was Ernst Happel, uw coach bij Club, een voorbeeld voor u als trainer?

“Iedereen met wie ik heb gewerkt, is een beetje een voorbeeld. Je neemt altijd dingen mee. Ik heb Goethals gehad bij de nationale ploeg en Happel bij Club, van twee verschillende types gesproken. Goethals kon niet van je blijven als hij wat uitlegde, Happel was het liefst op zichzelf. Een kettingroker, een kaarter, zwijgzaam, maar een goeie voetballer, zelfs als trainer. Die trapte een bal waar hij hem wilde, fenomenaal.

“Onze vrouwen waren bevriend, wat niet belette dat Happel mij ook aanpakte. Ik mocht van hem bijvoorbeeld niet over de middellijn komen, maar die ene keer op Beringen kreeg ik de bal, ik rukte op, was al ver over de middellijn en werd nog steeds niet aangevallen, dus schoot ik maar: los in de winkelhaak. Dat was mijn revanche, dus liep ik naar de kant om te juichen, en eigenlijk ook een beetje om hem uit te lachen. Een week later zat ik op de bank. Voorts heb ik onder hem alle wedstrijden gespeeld.”

‘Ik kom nog vaak op het voetbal, maar probeer weg te blijven bij clubs waar de trainer onder druk staat.’Beeld Bob Van Mol

Een trainer moet een halve dictator zijn?

“Dat weet ik niet. Hij moet mensen beter maken, een soort humanresourcesmanager zijn. Hij mag vooral de spelers geen obsessies aanpraten, niet focussen op de negatieve dingen. Hij moet ook opvoeden. Zeggen wat kan en niet kan, maar ook dingen door de ogen zien als een speler buiten de lijntjes kleurt en toch presteert.

“In mijn geval wordt al snel verwezen naar het incident met Eden Hazard toen ik hem verving en hij een hamburger ging eten. Die hamburger kon mij niet schelen, wel zijn houding. Ik had hem vervangen omdat ik vond dat hij onze ploeg meer kon bijbrengen. Dat hij nu zo goed speelt omdat ik hem toen heb geschorst, wil ik ook niet gezegd hebben, maar hij moest toen wel op een andere manier omgaan met presteren. Later hebben we gezien dat hij wel zijn eigen wedstrijden analyseerde. Wij stuurden die beelden op en we konden zien wie ze had geopend. Hazard dus.

“Een trainer moet zelfvertrouwen uitstralen, ook al is het normaal dat hij twijfelt. Dat mag binnenskamers, maar naar de groep draait het om leiderschap. Belgische trainers stralen dat nog iets te weinig uit. Felice Mazzù bij Genk, dat is een verhaal van gebrek aan leiderschap. Hij zal het wel hebben geleerd, maar het was te laat. Een Nederlandse trainer komt ergens binnen en neemt doorgaans meteen de ruimte in. Die wil ook niets liever dan zich in het buitenland bewijzen. Dat was ook altijd een beetje mijn drijfveer: in onmogelijke landen onmogelijke dingen proberen.”

Op een zaterdagavond vroeg u mij of het een goed plan was om de nationale ploeg te verlaten en naar Club te gaan. Ik heb u dat afgeraden en u gaf mij gelijk….

“…en een dag later, zondag 13 mei 2012, ben ik toch naar Club gegaan. Ik weet het, dat was niet mijn sterkste beslissing. Ik had (manager) Vincent Mannaert toen hij ’s ochtends bij mij thuis arriveerde nochtans gezegd dat ik het niet zou doen, maar tijdens het ontbijt heeft Bart Verhaeghe op mij ingepraat. ‘Mijn werk met de Duivels was af, hij had mij nodig bij Club, we zouden binnen de drie jaar kampioen spelen, alles zou mogelijk zijn…’ Zeg mij ‘ik heb u nodig’ en ik ga met u mee. Zo ben ik. Is dat hunkeren naar erkenning? Ik denk het wel. Trainers zijn verslaafd aan erkenning.

“De mensen kennen mij niet, maar ik heb het nooit voor de G van geld gedaan, wel voor de G van geliefd. Ik had meteen spijt dat ik de nationale ploeg had laten schieten en Club was niet klaar voor wat ik wilde. Het is ook niet onmiddellijk goed gekomen, hè. Wanneer zijn ze kampioen geworden? In 2016, juist.”

Wat gebeurt dan in het hoofd, de maag en de darmen van een trainer die voelt dat het niet aanslaat?

“Ja, dat is afzien. Ik slaap zo al maar hooguit vijf uur op een nacht – wat mij in staat stelt veel sport te bekijken – maar toen sliep ik haast niet. De druk was vanaf het begin erg groot en ik ging daarmee slapen en stond ermee op. Iedereen zag dat ik verging van de stress en dat is mij eigenlijk nooit meer overkomen.

“Thuiskomen met die stress is ook geen lolletje. Je vrouw wil met je praten, maar jij slaat dicht en het enige wat je nog wil is naar tv kijken, om te vergeten, een beetje te ontspannen. Fout natuurlijk, want mijn vrouw is nog een groter stresskonijn dan ik, dus dat gaat op den duur op ons beiden wegen. Uiteindelijk komt het dan wel goed, omdat er ook een einde aan komt en het is zoals ze zeggen; waar je niet van dood gaat…

“Welnu, je wordt daar sterker van en dan kun je al eens andere dingen aan. Ik heb wel wat meegemaakt. Rare voorzitters, maar ook rare toestanden. In Tunis werd er door IS een aanslag gepleegd op het Nationaal Museum, en ben ik ’s avonds met mijn chauffeur een competitiewedstrijd gaan bekijken, alsof er niks was gebeurd. In mijn tweede periode in Tunesië werd een hotel overvallen door terroristen, met tientallen doden, een week nadat ik daar een lezing had gegeven voor trainers. In Algerije ben ik dan weer gevlucht voor een massale aardbeving. Dat zijn dingen die je snel weer vergeet.”

U zat vaak in het buitenland, zonder vrouw.

“Ja. Nu ja, ik wilde werken en dat waren de aanbiedingen. Kathleen wilde niet altijd mee omdat het er niet altijd erg geschikt was voor een vrouw, dus bleef ze thuis. Gelukkig heeft ze daar nooit spel van gemaakt. En ikzelf… je was ooit eens bij mij in Tunis en Monastir, je hebt gezien hoe je daar van ’s morgens tot ’s avonds bezig bent met vergaderen, trainen, eten, weer vergaderen.

“Werken in het buitenland heeft één groot nadeel: het is lastig om aan gezond eten te geraken. Je logeert vaak op hotel, eet elke dag op restaurant, drinkt al eens een glas. Wat dat betreft was Iran een goeie detox: zes maanden geen druppel alcohol, dat heeft mij goed gedaan.”

Hoe pakt Roberto Martínez het aan met de Rode Duivels?

“Als het slecht zou zijn, zou ik niet antwoorden, want ik geef geen kritiek op collega’s. Maar Martínez doet dat verstandig. Ik hoor hem zinnige dingen zeggen. Anderzijds heeft hij een groep die op het toppunt van zijn maturiteit zit. Ik weet wel dat ze de laatste twee echt belangrijke wedstrijden – tegen Frankrijk op het WK en Zwitserland voor de Nations League – hebben verloren, maar ik schat hen in op het niveau van Spanje. De Rode Duivels hebben de wil om te presteren en zijn niet te beroerd die ambitie uit te spreken, waardoor ze zichzelf onder druk zetten. Die druk kunnen ze aan. Ik geef België een grote kans op Euro 2020.”