Direct naar artikelinhoud
Armoedebestrijding

Persoonlijke aanpak van armoede: het werkt

Sofie (pseudoniem) vond hulp bij het Mission-project van de stad Kortrijk.Beeld Tine Schoemaker

Met een directe aanpak, waarbij één sociaal werker mensen in armoede bij al hun problemen helpt, kan wel degelijk een verschil gemaakt worden, zo bewijst onderzoek van de UAntwerpen in Kortrijk. Ook Vlaams minister voor Armoedebestrijding Wouter Beke (CD&V) toont grote interesse.

Een op de zeven Vlaamse kinderen (14,1 procent) groeit op in armoede, blijkt uit cijfers van Kind en Gezin. En dat cijfer stijgt jaar na jaar. De UAntwerpen onderzocht samen met de stad Kortrijk en hogescholen Howest en Vives, wat de concrete impact van het beleid kan zijn. Vandaag worden de resultaten van dat onderzoek op een studiedag voorgesteld.

In Kortrijk werd daarvoor het Mission-project opgezet. Daarbij werd gekozen voor een integrale, aanklampende aanpak. Per gezin werd een sociaal werker aangesteld, bij wie de mensen met al hun problemen terechtkunnen. Vaak hebben mensen in armoede meer dan één issue. Omdat ze te maken krijgen met verschillende hulpverleners, voelen ze zich vaak van het kastje naar de muur gestuurd. Bovendien zijn ze niet altijd op de hoogte van de rechten waarvan ze kunnen genieten. 

Het onderzoek, dat in totaal bijna 2,5 jaar in beslag nam, toont aan dat die aanpak wel degelijk een verschil maakt. Vooral op het vlak van aanvullende tegemoetkomingen noteren de onderzoekers een sterk effect. Dat zijn de extraatjes die meestal het OCMW zelf toekent. 

Zo keert Kortrijk een aanvulling op het leefloon uit, die kan oplopen tot 250 euro per maand. Ook kan het OCMW een huurwaarborg voorschieten of tussenkomen wanneer bijvoorbeeld een wasmachine stuk is. Er zijn kortingen bij sportclubs en culturele activiteiten, maar ook voedselbanken en sociale restaurants. Veel mensen kennen die voordelen niet, maar die tussenkomsten maken voor hen wel een groot verschil op het einde van de maand.

Beperkingen

Het onderzoek toont ook de beperkingen aan. In de zoektocht naar een sociale woning kunnen de sociale werkers de mensen begeleiden om zich  in te schrijven op een wachtlijst, maar meer ook niet. 

Ook geraken de mensen in armoede op korte termijn niet aan het werk, al zijn na een jaar dubbel zo veel mensen ingeschreven op een ‘traject naar een job’ (40 procent). Dat wil zeggen: ze volgen een cursus of worden gescreend op hun capaciteiten.  

“De aanpak is bemoedigend, maar het is geen toverformule”, zegt hoofdonderzoeker Wim Van Lancker (UAntwerpen en KU Leuven). “Het lokale beleid doet wat het kan en lenigt zo de grootste noden. Maar het helpt geen mensen structureel uit de armoede. Heel wat hefbomen, zoals de regelgeving rond kindergeld, wonen en uitkeringen, zitten op het Vlaamse en federale niveau.”

Daarom dat de Kortrijkse schepen voor Sociale Zaken Philippe De Coene (sp.a) pleit voor een ‘armoedepact’ tussen de verschillende niveaus, waar over de partijgrenzen het armoedeprobleem duurzaam wordt aangepakt. Zijn partij legt het voorstel op tafel bij federaal informateur Paul Magnette (PS). De Coene is een van de trekkers van het project, met de expliciete steun van zijn coalitiepartners Open Vld en N-VA. 

Ook Vlaams minister Wouter Beke (CD&V) toont grote interesse. Het is de eerste keer dat de impact van armoedebeleid op deze manier wetenschappelijk wordt onderzocht. “Dit kan ons helpen om het lokaal sociaal beleid te versterken”, zegt hij. In zijn beleidsnota heeft hij met de ‘gezinscoaches’ een gelijkaardige aanpak voor ogen. Hij nodigt de initiatiefnemers van het project uit om hun input te geven, zodat hij die beleidslijn verder kan uitwerken.