Aalst geeft zelf Unesco-erkenning voor carnaval op

© carlo coppejans

De stad Aalst wacht de beslissing van de Unesco niet af en laat het carnavalsfeest zelf schrappen van de lijst met cultureel erfgoed. ‘Wij zijn geen racisten of antisemieten. Carnaval werkt net heel verbindend.’

Stijn Cools

Binnenkort vertrekt een offi­cieel schrijven van de stad Aalst naar de Unesco. Die organisatie van de Verenigde Naties, die zich onder meer ontfermt over cultuur, wordt verzocht om het bekende carnavalsfeest te schrappen van de lijst met immaterieel cultureel erfgoed. Sinds 2010 staat het feest daarop, onder meer vanwege zijn ‘collectieve lach en licht subversieve atmosfeer’. Volgens burgemeester Christoph D’Haese (N-VA) houdt de stad met die terugtrekking de eer aan zichzelf.

De aanleiding van alle commotie is de wagen van carnavalsgroep De Vismooil’n, die meereed in de stoet van maart dit jaar. Daarop waren karikaturale afbeeldingen te zien van orthodoxe joden met haakneuzen en zakken geld. De tv-beelden en foto’s daarvan gingen de wereld rond als een voorbeeld van antisemitisme. De Unesco stelde daarop de positie van het carnaval als cultureel erfgoed ter discussie. De beslissing over een eventuele intrekking moest vallen op een top van de internationale organisatie over anderhalve week.

Aalst wachtte de uitkomst daarvan niet af. De stad heeft de tekst gelezen die bezorgd is aan de 24 landen die aan de top deelnemen. ‘Dan weet je dat het een uitgemaakte zaak’ is, zegt D’Haese aan De Standaard. ‘Hij is zeer wereldvreemd. Meer een politiek statement dan een juridisch document, vol onjuistheden en foute beweringen ook. Barbertje moest hangen.’

SS-uniformen en Ku Klux Klan

De Unesco struikelt onder meer over eerdere stereotiepe afbeeldingen van de joodse gemeenschap in de stoet en het gebruik van nazi-symboliek. Het omdopen van de N-VA tot SS-VA in 2013 met carnavalisten die gekleed waren in SS-uniformen, valt bijvoorbeeld niet in goede aarde. Ook een verkleedpartij met uniformen van de Ku Klux Klan dit jaar is meegenomen in de beoordeling.Het herhaaldelijke en ernstige karakter van de incidenten, de veelheid van de klachten en het uitblijven van een reactie, valt te lezen in het ontwerpbesluit, zou de schrapping onvermijdelijk maken.

D’Haese: ‘Wij hebben het een beetje gehad met de absoluut verkeerde stigmatisering van verschillende joodse verenigingen alsof Aalst racistisch of antisemitisch zou zijn. Dat zijn we niet. Carnaval werkt net heel verbindend. Dat is het signaal dat we duidelijk aan de Unesco hebben willen geven. Aalst zal altijd de stad van humor, spot en satire blijven. Ik vind dit een heel gevaarlijke evolutie. Op den duur zal er vastgelegd worden waar er wel en niet mee gelachen mag worden.’

De burgemeester omschrijft de aanpak van de joodse verenigingen als ‘een machtsapparaat’. ‘Ze zijn goed georganiseerd. We hebben berichten uit de hele wereld gekregen, vaak niet in de meest vriendelijke bewoordingen.’

Het Forum der Joodse Organisaties merkt op dat Aalst gekozen heeft voor de vlucht vooruit. ‘Waarschijnlijk beschouwt men dat als minder vernederend’, zegt woordvoerder Hans Knoop. ‘Maar wij zijn blij dat het carnaval niet meer onder de stempel van de Unesco valt, dat zou zijn legitimiteit verstrekken.’

Fatsoen

Volgens Knoop zou een dialoog over hoe in de toekomst op een normale manier carnaval gevierd kan worden ‘zonder schokkende antisemitische vooroordelen’ het meest bevredigende zijn geweest voor het Forum. Ook de European Jewish Association (EJA) betreurt dat de kans niet is genomen om ‘het carnaval terug te brengen naar de universele waarden van fatsoen’.

Het interfederaal gelijkekansencentrum Unia heeft eind oktober een rapport gemaakt waarin beschreven staat dat de praalwagen van De Vismooil’n binnen de wettelijke vrijheid van expressie valt. Al kan het wel als kwetsend ervaren worden. Unia heeft ook een dialoog tussen alle partijen tot stand proberen te brengen.

Het nieuws, dat gisterenavond werd uitgebracht door VTM en TV Oost, betekent voor alle duidelijkheid niet dat carnaval zelf geschrapt wordt. ‘Al is dat nu onvermijdelijk wel een mogelijk thema geworden’, beseft D’Haese. ‘Maar ik zou niet de burgemeester willen zijn die censuur oplegt.’