Direct naar artikelinhoud
Flora en fauna

Kleine bosjes maken groter ecologisch verschil dan gedacht

Kleine bosjes maken groter ecologisch verschil dan gedacht
Beeld BELGA

Bospercelen met een erg kleine oppervlakte hebben wel degelijk nut. In vergelijking met grotere bossen slaan ze meer koolstof op in de bodem, bevatten ze betere voedselbronnen voor wilde dieren en leven er minder teken. Dat blijkt uit een langdurig Europees onderzoek, geleid door vakgroep Omgeving van de UGent.

Bossen zijn in Europa heel erg versnipperd en dat is nog meer het geval in een dicht bebouwde regio als Vlaanderen. Volgens BOS+ - een Vlaamse organisatie die zich specifiek inzet voor bosbehoud, beter en meer bos in Vlaanderen en in de wereld - telt Vlaanderen ongeveer 140.000 hectare bosoppervlakte en van de beloofde 10.000 hectare extra oppervlakte is de voorbije twintig jaar zo goed als niets in huis gekomen. Maar zie: alle beetjes helpen. Dat blijkt uit een grootschalig onderzoek van de UGent.

“Samen met de collega’s van de Universiteit van Amiens zijn we in 2012 gestart met metingen in tweehonderd bosjes in Estland, Duitsland, Zweden, België en Zuid-Frankrijk”, zegt professor Kris Verheyen van de vakgroep Omgeving van de UGent. “In elk van die regio’s hebben we twee landschappen geselecteerd en zestien bosjes, variërend in oppervlakte, maar vaak kleiner dan een voetbalveld. In Vlaanderen gingen we aan de slag in Everbeek (Vlaamse Ardennen) en Glabbeek (Vlaams-Brabant).”

De onderzoekers kwamen tot verrassende conclusies: “In verhouding tot grote bossen bevatten kleine bosjes minder soorten planten en dieren, maar ze leveren wel proportioneel meer ecosysteemdiensten per oppervlakte”, zegt professor Pieter De Frenne (UGent). “Met ecosysteemdiensten bedoelen we alle diensten die ecosystemen aan de samenleving leveren, bijvoorbeeld natuurlijke bescherming tegen overstroming, bestuiving van gewassen door wilde insecten, natuurlijke waterzuivering, klimaatregulering, recreatie in de natuur, enzovoort”, verduidelijkt Verheyen.

Kleine bossen slaan per oppervlakte-eenheid meer koolstof op in de bodem. Hierdoor worden er meer broeikasgassen uit de atmosfeer gehaald. Daarnaast leveren ze geschikter voedsel voor wilde dieren: bessen of jonge boompjes. “De verklaring is dat kleine bossen heel veel rand hebben met veel meer zonlicht. Daardoor gaan ze harder groeien. Reeën zijn gebaat met kleine bossen: het zijn dieren die foerageren en relatief meer voedsel vinden in die kleine snippers bos”, zegt Verheyen. “Nog een voordeel: in kleine bossen zitten minder teken omdat de luchtvochtigheid lager is dan in een groter bos.”

Zijn grote bossen dan eigenlijk overroepen? “Grote bossen blijven uiteraard zeer belangrijk voor de biodiversiteit”, benadrukt Verheyen. “Maar daarnaast leveren ook kleine bosjes een bijdrage en die mag je in het bosbeleid niet negeren. Bos- en landbouwbeleid zijn geen aparte beleidsdomeinen meer. Een klein bos is bijvoorbeeld een overwinteringshabitat voor loopkevers en spinnen die hun voedsel vinden in het omringende landbouwlandschap.”