Direct naar artikelinhoud
Kunst en muziek

Deze punkschilder performt met Mauro Pawlowski en Dirk De Wachter: ‘In Oekraïne was ik uitschot, hier modelburger’

Andrej Babenko in zijn studio tussen de schilderwerken. ‘Ze gaan over mijn leven zoals het was, vroeger, in Oekraïne. Punk en propaganda, drank, drugs en vrouwen.’Beeld Thomas Sweertvaegher

Hij is waarschijnlijk de enige mens ter wereld die ooit politiek asiel werd verleend omdat hij een punker was. En hij is wellicht de enige asielzoeker die niet één maar twéé keer de Belgische nationaliteit heeft gekregen, omdat hij zo’n toonbeeld van integratie was. Vanavond performt hij met Mauro Pawlowski en Dirk De Wachter tijdens de Gentse museumnacht. Meet Andrej Babenko.

Een bakstenen appartementsgebouw van drie- of vierhoog in hartje Tervuren. In het inkomhalletje denk je dat je je van huisnummer hebt vergist. Het is zo’n plek waar je verwacht de lokale verzekeringsagent aan te treffen. Maar wanneer de deur naar zijn studio op het gelijkvloers openzwaait, ontploffen er meteen een paar van zijn schilderijen in je gezicht. Drie of vier grote werken staan op schildersezels, de andere naast en op en achter elkaar tegen de wanden. Woeste taferelen zijn het, explosies van kleuren, vormen en figuren. Hier en daar een herkenbare kop: die van hemzelf, die van Mauro of die van Vladimir Poetin. Een flard vrouwelijk naakt, een hamer en sikkel, een hakenkruis, een spreuk van de Bond zonder Naam: ‘What the fuck’, ‘I hate art’, ‘SuCCes met je leven’. Overduidelijk gemaakt door iemand die twee kunstenaars is: een schilder en een graffiti-artiest die uit de voeten kan met spuitbussen en sjablonen.

“Het zijn allemaal collages die tot stand komen in mijn hoofd”, zegt Andrej Babenko (45). “Ze gaan over mijn leven zoals het was, vroeger, in Oekraïne. Punk en propaganda, drank, drugs en vrouwen. Het heeft een hele tijd geduurd voor ik ze kon schilderen zoals ik ze wou hebben: als scènes uit een absurd theaterstuk, als de visuele pendant van een punknummer. Ik zat hier in dit vredige, cleane landje, met al die rustige, afstandelijke mensen... (denkt na) Maar op een dag dacht ik: ‘Ik moet gewoon in overdrive gaan. Ik moet mijn schilderijen laten knallen, ze rauw en emotioneel laten zijn, zoals ik zelf ben.’ Nu voelt het goed.

“Daarom ben ik ook met die performances begonnen, eerst met Mauro alleen, daarna met Dirk De Wachter erbij. Als je een schilderij opvat als een theaterstuk of een lap muziek, moet je het ook ‘live’ kunnen spelen. Dat maakt het extra spannend. Een goed optreden, wanneer we alle drie loos gaan en de crazy kunstenaar uithangen, levert doorgaans ook een goed schilderij op. Al gaat het mij niet in de eerste plaats om de esthetische kwaliteit van wat ik dan creëer, maar om de energie die we samen uitstralen en losmaken. Na afloop voelen we ons doorgaans ook als een band die het beste van zichzelf heeft gegeven. (lacht) Dorstig!”

9/9/99

Precies twintig jaar geleden, op 9 september 1999, arriveerde Babenko in België. Hij legt liever uit waarom hij wegvluchtte uit Oekraïne, dan hoe hij dat deed.

“Ik heb de laatste jaren van het Sovjet-communisme nog meegemaakt. We woonden in Bojarka, een stadje op 25 kilometer van Kiev. Overal waar ik ging stonden standbeelden van Lenin. Op school werden we gebrainwasht. We moesten worden zoals de helden van de oorlog uit onze geschiedenisles. We hadden de heilige plicht om later gratis te werken voor de staat. Dat was het perspectief dat ons geboden werd. Ik voelde al op heel jonge leeftijd de drang om uit dat systeem te breken. Vrijheid, dat was wat ik wilde. Als puber in de jaren 80 verslond ik boeken, muziek en films uit het Westen. Met tien tot twintig jaar vertraging circuleerden daar in Kiev slechte kopieën van. Dat ze verboden waren maakte ze nog interessanter. Ik vond het Westen cool, maar het leek onbereikbaar ver weg. Ik droomde ervan mezelf te kunnen ontwikkelen, maar ik zat gevangen in dat stomme land. Toen ontdekte in de punk. (lacht) Toen was het helemaal om zeep.”

De jonge Andrej Babenko zag het licht, en ook het duister, in Leningrad, zoals Sint-Petersburg toen nog heette.

“We waren er op schooluitstap. Ik had gehoord dat er een rockclub was in hartje Sint-Petersburg. Ik ben weggeglipt uit de schoolgroep om ze te zoeken. Ik kwam terecht in de kelder van een pand aan Rubinshteina 13. Daar en toen ging voor mij de wereld open. Een krot was het: kapot meubilair, graffiti op de muren, de stank van verschaald bier. Mannen met lang haar, mannen met hanenkammen, mannen met gitaren. Vrijgevochten grieten, luide muziek. Helemaal mijn ding. Ik dacht: hier moet ik zijn, hier wil ik komen wonen. Het was 1987, ik was nog geen veertien jaar.

“Terug thuis gaf ik al mijn geld uit aan een belachelijke, oranje akoestische gitaar. En ik droomde elke nacht van Sint-Petersburg. Tot ik op een dag mijn kans schoon zag en vertrok. Anderhalve dag met de trein, terug naar die rockclub. Het was februari, bitter koud, dus qua romantiek was het al een stuk minder. Het eerste wat ik moest doen was een plek zoeken om te overnachten. Ik was een couchsurfer avant la lettre, een punker die het leven van een hippie leidde. Ik liftte met een paar gasten naar Vilnius in Litouwen. Ik weet nog dat we daar hebben overnacht in de katholieke kerk – ik vond ze veel mooier dan de orthodoxe kerken die ik kende. 

“Daarna ging het naar Minsk in Wit-Rusland. Daar werd ik opgepakt door de politie terwijl ik een ondergrondse krant aan het verkopen was op de trein, om een centje bij te verdienen. De Russische politie kon er niet mee lachen. Ik werd in een gesloten instelling gegooid, noem het maar gerust een gevangenis. (staart voor zich uit) Ik dacht dat ik zou sterven in die cel. Ik heb er twee of drie weken gezeten. Toen kwam mijn vader me afhalen. Eerst gingen we terug naar mijn verblijfplaats in Sint-Petersburg om mijn spullen op te halen. Mijn oranje gitaar was weg.”

Andrej Babenko. ‘We waren berucht in Kiev. Wij waren de muzikale oppositie. Teringherrie tegen het systeem. Alle meisjes wilden met ons gezien worden.Beeld Thomas Sweertvaegher

De Sovjet-Unie hield op te bestaan en viel uit elkaar. Zijn land heette ineens Oekraïne. Zijn wereld werd groter en kleiner tezelfdertijd. Babenko noemt zich een kind van het kantelpunt, en van de verwarring die daarmee gepaard ging.

“Ik heb de eerste McDonald’s weten opengaan in Moskou. Dat was een gebeurtenis, maar ook één grote chaos. Ik heb een paar muntontwaardingen meegemaakt. Het spaargeld en het loon van mensen was ineens niks meer waard. Veel veranderingen, veel onzekerheid. Wij sloegen ons er doorheen met muziek, drank en drugs.

“In Kiev waren we met een groepje van hooguit vijftien punks. Wat we te horen en te zien kregen uit het Westen, deden we letterlijk na. Onze band heette MVD. Dat betekende: ‘Wij zijn slecht opgevoed.’ (lacht) Maar het is ook de afkorting van ministerie van Binnenlandse Zaken, in de voormalige Sovjet-Unie beter bekend als het ministerie van Politie en Onderdrukking. Onze nummers hadden titels als: ‘Kale vrouwen’, ‘Ik eet geen stront’ en ‘Dit is mijn tragedie, ik heb Lenin niet gezien’. En onze teksten zaten vol verwijzingen naar de absurdistische schrijver Daniil Charms, die door Stalin was vervolgd en krankzinnig verklaard.

“En waar we ook optraden of wat we ook deden: altijd stond er binnen de kortste keren politie aan de deur. Of skinheads die ons in elkaar wilden rammen. Voor de Russische skinheads waren punks, net zoals langharige hippies, ‘allemaal homo’s’ die een lesje verdienden.

“Ik woonde toen al alleen in Kiev, in een flat van mijn oma. Mijn ouders konden mij niet meer verdragen. Naar school ging ik niet meer, maar mijn diploma heb ik wel gekregen. (lacht) Nadat mijn oma heel veel flessen goeie wodka aan de schooldirecteur had bezorgd. Onze gitarist en onze basgitarist hadden ook elk een appartement. De feestjes begonnen op de ene plek en eindigden drie dagen later op de andere. We waren berucht in Kiev. Wij waren de muzikale oppositie. Teringherrie tegen het systeem. Alle meisjes wilden met ons gezien worden. Punkbands uit Moskou en Sint-Petersburg, die groot en wereldberoemd waren in Rusland, kwamen naar Kiev om met ons te spelen. Zelfs de skinheads vonden ons op de duur cool.

“Ik bladerde door alle kunstboeken die ik te pakken kon krijgen. Dada en popart, ik begreep dat. Ik probeerde binnen te geraken in de kunstacademie van Kiev, maar ik slaagde nooit voor het ingangsexamen. Ofwel verging ik van de stress, ofwel had ik de avond voordien te veel gedronken. Mijn leven was zo chaotisch toen. Dat gebrek aan opleiding ervaar ik nu wel als een manco. Ik kom uit Oekraïne, maar ik kom niet echt uit de Oekraïense of Russische cultuur. En uit de westerse cultuur kom ik al evenmin. Als kunstenaar ben ik ontworteld, ik mis context en geschiedenis. Maar ik blijf niet bij de pakken neerzitten, ik ben geen klager. Ik heb geprobeerd van dat nadeel een voordeel te maken.”

De vlucht uit Oekraïne

Babenko wou naar Londen of New York, naar de hoofdsteden van de Angelsaksische cultuur, waar de muziek en de kunst die hij kende vandaan kwam. Het werd Limburg in België. Een tussenstop, dacht hij.

“Het was schier onmogelijk om in Oekraïne aan een uitreisvisum te komen. Alleen diplomaten, tv-sterren en oligarchen mochten gaan en staan waar ze wilden. Op een nacht zijn we met negen man in een busje gestapt en vertrokken. We zijn gestopt in België omdat we hier mensen kenden, Oekraïners die uit hetzelfde dorp kwamen als wij. Zij zijn ons komen ophalen in Antwerpen en hebben ons naar Genk gevoerd.

“Ik heb hier politiek asiel aangevraagd omdat ik in Oekraïne vervolgd werd als punker. Ik heb eerlijk en oprecht mijn verhaal verteld. Ik dacht: baat het niet dan schaadt het niet. Hoe vaak ik in elkaar was geslagen omdat ik een hanenkam en piercings had. Hoe de politie mij continu op de hielen zat. Dat ik in Oekraïne een outcast was en geen toekomst had.

“Het heeft voeten in de aarde gehad, maar mijn asielaanvraag werd uiteindelijk goedgekeurd. Ik ben waarschijnlijk de enige punker ter wereld die dat voor elkaar heeft gekregen. Strikt genomen was het onmogelijk: er was toen nog geen oorlog in Oekraïne, en er viel van alles te zeggen over het regime maar een bloeddorstige dictatuur was het niet. Ik had nul kans om erkend te worden als politiek vluchteling, en toch is het gebeurd.

“Nu, ik ben meteen na mijn aankomst in België gaan studeren, ik sprak binnen de kortste keren meer dan behoorlijk Nederlands, en ik werkte voor de kost. Ik was een toonbeeld van integratie. Dat heeft zeker meegespeeld in de procedure. Die kerels in het asielcentrum zullen gedacht hebben: ‘Laat die gast maar doen, die trekt zijn plan wel.’

“In Oekraïne was ik uitschot, hier ben ik een modelburger. Ik was zelfs zo voorbeeldig dat ik, vermoedelijk door een administratieve vergissing, twee keer de Belgische nationaliteit heb gekregen. Eén keer als gevolg van de asielprocedure, en daarna nog een keer om humanitaire redenen. (lacht) Kun je nagaan hoe graag België mij wilde hebben!

De vlucht uit Oekraïne
Beeld Thomas Sweertvaegher

“Ik ben blij en dankbaar dat het zo is uitgedraaid. Dat ik hier mag zijn. De mensen in Oekraïne die me van vroeger kennen, mijn ex-klasgenoten met wie ik contact heb via Facebook, de gasten met wie ik in de punkscene heb gezeten, kunnen het nauwelijks geloven. (lacht) En de vrouwen die me vroeger niet zagen staan, willen nu met mij afspreken.

“Ik woon met mijn vrouw en twee kinderen in Duisburg, een deelgemeente van Tervuren in de Vlaamse rand rond Brussel. Mijn vrouw is Limburgse, ze komt uit Peer. We zijn ondertussen al zestien jaar samen. We hebben net een huis gebouwd, pal aan het Zoniënwoud en het park van Tervuren. Het is er prachtig. Ik ben gelukkig.”

Af en toe gaat Babenko nog terug naar Oekraïne, op familiebezoek. Dat gaat nu zonder problemen. Zijn moeder leeft nog, zijn vader niet meer. Vijf jaar geleden verdronken in zijn eigen auto.

“Hij ging met zijn vrienden vissen aan een meer. ’s Avonds gingen die vrienden in een tent slapen, mijn vader in zijn auto die geparkeerd stond aan het water. Niemand weet hoe het precies is gebeurd. Had hij te veel gedronken en heeft hij, bewust of onbewust, iets stoms gedaan? Heeft de handrem van die oude bak het begeven? Hoe dan ook: mijn vaders auto is in het water gerold en mijn vader is er niet meer tijdig uitgeraakt. Het was de dag nadat we het blijde nieuws hadden gekregen dat mijn vrouw zwanger was van ons eerste kindje. Ik heb het hem niet meer kunnen vertellen.

“In België heb ik nog vaak gedroomd dat ik opnieuw werd opgepakt door de Oekraïense politie en in de gevangenis werd gegooid. Badend in het zweet werd ik dan wakker. Nu ben ik niet meer bang om te gaan. Maar ik hou wel telkens mijn hart vast voor mijn vrouw. Zij is nogal gevoelig voor onrecht, en ze discussieert net iets te graag. In Oekraïne moet je daar mee opletten. De douane bijvoorbeeld doet niets liever dan je het leven zuur maken. ‘Aha, u komt uit het Westen, u hebt een beter leven dan wij. Kom maar mee, we zullen uw bagage eens binnenstebuiten keren.’ Mijn vrouw kan daar niet tegen. Ik moet haar altijd kalmeren: ‘Schat, dit is België niet, hou je alsjeblief rustig, je wil niet meemaken wat ik hier heb meegemaakt.’”

Alledaagse waanzin

Zijn eerste samenwerking met Mauro Pawlowski was in galerie Campo & Campo in Antwerpen. Mauro maakte muziek bij een tentoonstelling van zijn schilderijen. Vorig jaar kwam Dirk De Wachter erbij en gedrieën werden ze een complete act. Babenko schildert en spuit, De Wachter leest gedichten van Charles Bukowski, Mauro zorgt voor het feestgedruis.

Babenko: “Bij Mauro ben ik honderd procent op mijn gemak. Zijn adagio is: ‘Repeteren is voor amateurs.’ Wij denken niet, we dóén. Als Mauro een akkoord aanslaat op zijn gitaar treedt de schilder in mij automatisch in werking.

“Dirk De Wachter heb ik gecontacteerd nadat ik hem had zien speechen bij de opening van een tentoonstelling. Wat hij zei sprak me aan. En hij is ook een uniek figuur op het podium; een kruising van een Franse existentialist en Nick Cave. Toen Dirk mijn schilderijen zag, zei hij: ‘Andrej, hier ga ik geen saaie speech bij geven, hier moet je bij staan stampen en schreeuwen!’ Hij is zelf met Bukowski komen aanzetten. Op zijn aanraden heb ik Tales of Ordinary Madness bekeken, de film uit 1981 die losjes gebaseerd is op het leven van Bukowski (van Marco Ferreri, met Ornella Muti in een hoofdrol, red). Alles klopte. Zo was mijn leven ook, ooit, in een andere tijd en een andere context.

“Ik heb veel te danken aan het SMAK in Gent. Tijdens de Raoul De Keyser-expo heb ik daar een graffiti-workshop voor jongeren mogen geven, en ik heb er ook opgetreden met Mauro en Dirk. En dankzij het SMAK stonden we vorig jaar op Pukkelpop, ons voorlopig moment de gloire. Dirk en ik waren nerveus. Ik had stiekem gerepeteerd. Een ingenieuze, figuratieve compositie zou het worden. Maar Mauro ontbond zo zijn duivels dat ik op slag alles vergat. Het werd een wilde, expressionistische set.”

Babenko, De Wachter & Pawlowski: Museumnacht in het Dr Guislain, Gent, donderdag 5 december, 22 uur