Direct naar artikelinhoud
De Special Forces-operator uit ‘Kamp Waes’: ‘Je moet bang zijn’
Defensie

De Special Forces-operator uit ‘Kamp Waes’: ‘Je moet bang zijn’

Beeld Bas Bogaerts

In ‘Kamp Waes’, het nieuwe programma van Tom Waes, beoordeelt Special Forces-operator Stijn vijftien Vlamingen die de loodzware proeven moeten doorstaan om bij de elite-eenheid te worden aangenomen. ‘We zoeken mensen die altijd een betere versie van zichzelf willen worden.’

De Special Forces hebben zich altijd in een waas van geheimzinnigheid omhuld. Niemand weet wat ze precies doen, waar ze actief zijn en om wat voor soort mannen het gaat. Dat het schietgrage macho spierbundels zijn, wil het cliché. Avonturiers die boomstammen doormidden bijten en vóór het ontbijt al met een zak bakstenen op hun rug de helling tien keer op en af rennen zonder een druppel zweet te verliezen.

Of die reputatie echt klopt, zal blijken uit Kamp Waes, waarin 15 ‘gewone burgers’ een week lang de rekruteringsproeven van de Special Forces moeten afleggen om te zien of ze geschikt zijn voor een carrière bij het team.

Fly en Stijn zijn de enige twee SF-operators die in de serie met hun gezicht in beeld komen, de rest blijft anoniem. De twee beoordelen samen met de andere operatoren de deelnemers op vaardigheden als oriëntatie- en gevechtstechnieken via gesimuleerde SF-opdrachten. Dat het om een uitputtingsslag gaat, is geen verrassing. Maar dat slechts 2 procent van de bevolking over de juiste capaciteiten beschikt om bij de Special Forces te kunnen slagen, zoals ze zelf beweren, dat is toch wel straf. Moet je echt bijna bovenmenselijke eigenschappen bezitten om bij dit eliteteam te geraken? Nog voor we de vraag aan operator Stijn (31) gesteld hebben, duikt de barman op aan ons tafeltje achterin het café waar we hebben afgesproken. Dat dit gedeelte als restaurant bedoeld is, klinkt het boos. Of we ons willen verplaatsen? Het wil nu net dat de barman qua uiterlijk helemaal voldoet aan het clichébeeld van een Special Forces-operator. Het is een boom van een kerel met armen als staalkabels, een stierennek, opgeschoren haar, woeste baard en een duistere blik. Stijn grinnikt: “Dit soort mannen zoeken we dus níet. Het gaat om veel meer dan spierkracht en fysiek uithoudingsvermogen. We zijn ook niet zo hard als de mensen denken. We blaffen de kandidaten in het programma niet af, we breken ze niet, we zijn juist menselijk. Er heerst een verkeerd idee over ons, we zijn wel strikt maar helemaal niet zo streng. Maar we hebben die reputatie en net daarom is het zo moeilijk om nieuwe mensen te vinden, voor het hele leger trouwens. De reden voor het ontstaan van Kamp Waes, is dat we hopen een ander beeld te laten zien en zodoende nieuwe mensen kunnen aantrekken. Want we zijn hard opzoek naar rekruten.”

Maar dan wel met vaardigheden waarover bijna niemand beschikt, zeggen jullie zelf.

“Het gaat vooral om de juiste mentaliteit, en als je die eenmaal bezit, als je mentaal sterk genoeg bent, dan maak je echt wel kans om te slagen. Al is je fysiek niet goed en je weet dat je over twee jaar de opleiding wilt doen, dan heb je dus tijd om je lichamelijk voor te bereiden. Met een goeie mindset kom je heel ver, daar draait zowat alles om.”

Louter dommekrachten hebben jullie niet nodig.

“Nee. Je moet ook cognitief vaardig zijn, leiderschapscapaciteiten hebben. We zijn namelijk ook een strategische tool. In het buitenland werken we vaak in teams van hooguit zes man en dan is het echt nodig dat ieder zijn verantwoordelijkheid neemt. Want stel dat een van ons faalt, dat kan gevolgen hebben voor alle anderen.”

Wat voor soort mensen zoeken jullie dan?

“Mensen die altijd een betere versie van zichzelf willen worden, die altijd dat beetje meer willen. Niet per se perfectionisten.”

Het aantal inschrijvingen voor het programma was groot: 5.000 kandidaten. Overschatten mensen zich te veel?

“Het gaat niet zozeer om overschatting. Maar het viel me op dat zeker een derde van de kandidaten zich niet goed voorbereidt. Als je op de site van de Special Forces kijkt, lees je dat een van de eerste testen de Bergham Run is. Daar moet je 8 kilometer voor lopen met een rugzak van 20 kilo binnen de 50 minuten. Ben je gemotiveerd, dan lijkt het mij logisch dat je de Bergham Run voordien een paar keer loopt. Zodat je weet dat je het kan. Toch zijn er nog altijd kandidaten die niet slagen in die eerste proef. Ik kan dat moeilijk vatten. Je weet dat je het moet doen, wel, bereid je dan voor.”

Voor vrouwen gelden dezelfde proeven, al hebben ze minder spiermassa, wat het een stuk zwaarder maakt. Wil dat zeggen dat vrouwen niet aan de bak kunnen bij jullie?

“Als je de taak van operator wilt uitvoeren, moet je dezelfde hoeveelheid basismateriaal dragen als de anderen. We kunnen moeilijk beginnen met iemand 10 kilo minder te geven zodat de rest het mag dragen. In die zin moet iedereen mee kunnen. Maar ze zijn bezig met de oprichting van een speciaal vrouwenteam bij de Special Forces. Het team wordt getraind op het inwinnen van inlichtingen en in human domain, met de bedoeling dat ze straks met ons mee op pad kunnen. De vrouwen krijgen minder zware lasten te dragen dan wij maar ze mogen ook geen vertragende factor voor ons zijn. De testen zijn daarop afgestemd.”

Tijdens Kamp Waes hebben de deelnemers nauwelijks geslapen. Is slaapdeprivatie een beslissende factor bij de proeven?

“Ik vind het een van de beste manieren om te zien tot wat iemand in staat is, zowel fysiek als op cognitief vlak. Op het einde van onze opleiding is er een dropping waarbij verschillende stafkaarten moeten worden gelezen binnen een bepaalde tijd. Daar zie je goed wat moeheid doet. Ik heb het zelf ook meegemaakt, het is echt zwaar. Mensen beginnen te ijlen, kunnen niet meer goed nadenken. Maar ook daar kun je je op trainen, je lichaam laten wennen aan minder slaap.”

Leren jullie omgaan met angst?

“Ja want je moet bang zijn, anders ben je een psychopaat. Angst is gezond, het houdt je scherp maar het mag niet de overhand nemen, dat is heel belangrijk. Angst is ook heel individueel. Sommige mensen hebben hoogtevrees en beginnen toch aan de opleiding. Terwijl we moeten klimmen en rappellen vanuit de helikopter. Maar ze overwinnen die angst of weten er in ieder geval mee om te gaan.”

Hoe ga je er zelf mee om in gevaarlijke situaties?

“Als we ons voorbereiden op een bepaalde opdracht, houden we rekening met de mogelijke gevaren en spreken we die uitgebreid door. Daarna zijn we zo bezig met de opdracht dat je niet aan angst denkt. Dat komt pas achteraf omdat je dan beseft dat het op bepaalde momenten best tricky was.”

Hoe veelomvattend de opleiding en de taken bij de Special Forces ook zijn, uiteindelijk word je getraind om te vechten en te doden. Zijn er mensen die daar op afhaken?

“Ik heb het nog niet meegemaakt en toen ik zelf bij Defensie begon, dacht ik daar niet over na. Voor ik naar de Special Forces ging, bijna 10 jaar geleden, zat ik bij de paracommando’s. Dat was leuk maar op zeker moment had ik het idee dat ik mezelf niet verder kon uitdagen, het stond stil. Wat me aantrok bij de Special Forces was de grote mate van zelfstandigheid. Je moet echt je eigen plan kunnen trekken, zelf beslissen. En er zijn enorm veel mogelijkheden om jezelf te ontwikkelen.”

Stijn, lid van de Special Forces Group.Beeld Bas Bogaerts

Speelde het avontuur een rol?

“Natuurlijk. Samen met de diversiteit van de opdrachten en het reizen. Ik ben op zo veel plekken geweest. In 2014 hebben we in Irak mee gevochten tegen IS, in Mosul waar we de Iraakse Special Forces mee ondersteunden. Daar heb ik als medische hulpverlener van het team ook burgergewonden verzorgd. In Niger hebben we dan weer een heel andere taak, die loopt nog altijd trouwens. We werken daar samen met het Nigerese leger maar ook met de politie en met ngo’s. We geven advies en training maar met zo min mogelijk westers machtsvertoon en inbreng om een zo groot mogelijk strategisch effect te bereiken. We dringen ons niet op, we laten het initiatief over aan de mensen zelf en sturen bij waar nodig. Persoonlijk vind ik het een van de mooiste opdrachten die ik de afgelopen 10 jaar heb gehad. Omdat we daar met een klein team heel wat hebben bereikt, we zijn zelfs een voorloper op dat vlak. Onze manier van werken wordt nu door een aantal andere landen gevolgd. We zijn ook naar de VS geweest om ons Nigerese project uit de doeken te doen.”

Hoe gaan jullie om met trauma?

“In eerste instantie word je opgevangen door je eigen team. Je kent elkaar tenslotte door en door en als je maanden van huis bent, heb je allemaal wel eens een moeilijk moment. Het is geen taboe, we zijn daar heel open over. Het heeft ook te maken met je mindset. Toen ik in Mosul gewonden verzorgde, gebeurde het dat niet iedereen het haalde. Dat is uiteraard niet fijn, maar je moet je er wel over kunnen zetten. Want er komt alweer een andere patiënt aan waar je mee bezig moet zijn.

Maar als je opvang nodig hebt, is er behalve je eigen team ook een team van psychologen. We worden heel goed omringd, onze familie ook trouwens. Dat is het voordeel van een elite-eenheid, we krijgen alle steun en hulp die Defensie kan bieden. Als je naar andere eenheden kijkt bij Defensie, denk ik dat er meer trauma is dan bij ons, juist omdat er daar minder goede opvang is.”

Jullie brengen meer tijd door met collega’s dan met je gezin of partner thuis. Komt het werk op de eerste plaats?

“Dat is het net. We zien het niet als werk, het is een way of life. Dus ja, je kunt het wel zo stellen. We slapen vaker bij elkaar dan bij ons lief. Je collega’s worden familie.”

Dat groepsgevoel kan ook verstikkend werken. Ik ken een SF-operator in het buitenland die na twee jaar zijn eenheid verliet. In het begin moest hij zich er echt van los maken, hij voelde zich heel schuldig tegenover de rest.

“Ik besef steeds meer hoe uniek die onderlinge band is. De meeste mensen werken van 9 tot 5 en dan worden collega’s soms vrienden maar het is niet hetzelfde als bij ons. We maken zo veel mee samen. Ik kan niet goed uitleggen waarom maar de band is heel intens. We zijn vrienden voor het leven.”

Je stopt ermee na bijna 10 jaar. Waarom?

“Ik ben intussen 31 en zat op een kantelmoment. Ofwel bleef ik de rest van mijn loopbaan bij de Special Forces ofwel ging ik iets heel anders doen. Ik koos voor het laatste. Bij de Special Forces heb ik een hoop bagage meegekregen, een enorm pakket aan tools en vaardigheden. Ik wil een onderneming opzetten die gericht is op de overtuiging van de Special Forces. Mensen pakken hun problemen vaak op dezelfde manier aan. Ik wil straks graag meegeven hoe wij dat doen. Maar dan in een burgerversie.”