Direct naar artikelinhoud
InterviewBoeken

Auteur Robert Harris: ‘Mensen denken altijd dat hun samenleving zal voortduren, veilig en voor altijd. Dat gebeurt nooit!’

Robert Harris: ‘Cicero, Vergilius, dat was beter dan wat we nu hebben. We hebben buitengewone technologie maar we zijn niet snuggerder dan in de oudheid.’Beeld Carlotta Cardana

De Brit Robert Harris (62) knalt zijn bestsellers er in één jaar uit. Zijn nieuwe boek De tweede slaap verschijnt nu tegelijk met de verfilming van De officier. ‘Hoe beter de schrijver, hoe meer regels hij breekt.’

Situatie: een spelonk in een hotellounge. ’s Avonds spreekt Harris op het Crossing Border festival. Schrijver: een gedistingeerde heer in krijtstreep en wit overhemd met manchetknopen, Brits hoffelijk, gebruikt veel isn’t it, brilliant en really.

Waarom schreef u De tweede slaap?

“Het leek me interessant de moderne samenleving te bekijken door de ogen van een archeoloog. Bovendien zoeken archeologen naar schatten en is de jacht op een schat een klassieke vertelvorm.”

Weet u nog wat de eerste zin was die u noteerde?

“Ik had het beeld van een man op een paard, rijdend door een wild landschap. Dus dat werd de eerste zin.”

BIO • geboren in 1957 in Nottingham (VK) • begon als journalist en schrijver van non-fictie • verwierf faam met spannende bestsellers waarin hij historie en fictie vermengt: Enigma (1995), Pompeii (2003), Conclaaf (2016), München 1938 (2017) en een trilogie over Cicero • zijn nieuwste boek heet De tweede slaap

Kunt u herleiden waar dat beeld vandaan kwam?

“Ik wist dat het landschap ontvolkt moest zijn. Het is moeilijk meer te zeggen over waar zulke beelden vandaan komen. Stephen King spreekt van de jongens in de kelder, doelend op het onderbewustzijn. Daar gebeurt ’s nachts van alles. ’s Ochtends in de vroegte, als de jongens in de kelder hebben doorgewerkt, ga ik naar mijn schrijftafel om te ontwarren wat ze hebben uitgespookt.”

Richten de jongens in de kelder zich op bepaalde onderwerpen?

“O, dat is een ander ding. De onderwerpskeuze gebeurt redelijk bewust, het schrijven zelf drijft op het onderbewuste. Ik ben erg gevoelig voor wat onder het oppervlak gebeurt.”

Citeerde u daarom als motto Thomas Hardy over dode Romeinen onder het Engelse bodemoppervlak?

“Deze roman is als een artefact uit...”

Ho! Stop. Harris had vooraf gewaarschuwd dat het niet mogelijk is over De tweede slaap te spreken zonder de verrassing op pagina’s 34 en 35 prijs te geven. Vooruit dan maar (en u kunt nú nog stoppen met het lezen van dit interview). Op die pagina’s ontdekt een monnik in een middeleeuwse parochie een verzameling van het allermooiste glas uit de oudheid, plastic bankbiljetten uit de elizabethaanse tijd, gele en rode plastic baksteentjes die op elkaar waren gezet, en, pronkstuk, ‘een van de apparaatjes die de Ouden hadden gebruikt om met elkaar te communiceren. Op de achterkant stond het ultieme symbool van de hoogmoed en godslastering van de Ouden: een appel met een hap eruit.’

Wat?! Zijn we helemaal niet terug in de middeleeuwen! Zitten we ergens in de toekomst Lego en iPhones te bekijken alsof het om antiek mozaïek gaat. De tijd, de geschiedenis, ze blijken circulair.

Excuus, gaat u verder...

“De roman is dus gesitueerd in de toekomst en geschreven in een ietwat archaïsche stijl, soms bijna als een parodie op de Engelse roman uit de 19de eeuw. Thomas Hardy was toen de grote poëet van het Engelse landschap en van de geschiedenis die onder dat landschap ligt: Romeinse strijders, het bronzen tijdperk, krijgers, boeren. Onder de bodem liggen generaties.”

Het boek is doordesemd van angst voor moderne techniek.

“Tja, ik wil niet zeggen dat ik steeds hetzelfde boek schrijf, maar ik heb wel mijn preoccupaties. Ik schrijf veel over de ineenstorting van samenlevingen: Pompeii, het Romeinse Rijk, de Tweede Wereldoorlog.

“Ik vind onze beschaving erg fragiel. De technische samenleving is veel kwetsbaarder dan we ons realiseren. Dit boek gaat over mijn angst dat we te ver verwijderd zijn geraakt van de realiteit. Een kortstondige verstoring van het internet kan catastrofaal zijn. In de steden, met de supermarkten die nauwelijks voorraad aanhouden, zijn we zes maaltijden van verhongering verwijderd.”

Dit is een serieuze angst van u?

“Ik ben me er enorm bewust van dat technologie kwetsbaar is, voor aanvallen, voor cyberoorlog, voor een virus. Zelfs voor een zonnewind – gewoon een natuurlijk fenomeen: halverwege de 19de eeuw vernietigde een zonnewind het telegraafsysteem. Toen verbouwden mensen hun eigen voedsel en leefden ze eenvoudige levens.

Robert Harris: ‘Ik ben een enorme hypocriet: ik heb een Apple-computer. Ik heb veel te danken aan de technologie waarop ik in mijn boek zo afgeef.’Beeld Carlotta Cardana

“Nu zie ik niet hoe mensen langere tijd zelfstandig overleven. De geschiedenis leert dat mensen altijd veronderstellen dat hun samenleving zal voortduren, veilig en voor altijd. Dat gebeurt nooit! Het eindigt altijd in rampspoed.”

Hoelang deed u over dit boek?

“Al mijn boeken kosten ongeveer een jaar. Het proces is: zes maanden research, kijken, verzinnen en dan zes maanden schrijven.”

Hoe organiseert u de schrijfdag?

“Ik ben beter in de ochtend dan in de middag, dus ik probeer rond 8 uur aan mijn bureau te zitten, en dan ben ik tegen enen klaar. Ik werk vijf uur en doe dat zes à zeven dagen per week. De rest van de tijd laat ik het over aan de jongens in de kelder.”

En die ochtend?

“Ik begin met het overlezen van het werk van de vorige dag. Ik schrap, voeg iets toe. Dat brengt me terug in het ritme en het gevoel van het boek. Vervolgens moet ik het twee à drie bladzijden verder krijgen, dat zijn zo’n achthonderd woorden per dag. Dus elke bladzijde wordt de volgende ochtend herschreven, maar ik doe geen herschrijving aan het einde.”

Pen of computer?

“Een vaste computer. Waarschijnlijk schrijf je beter met een pen, maar een tekstverwerker is zoveel gemakkelijker.”

Toch niet een Apple, in dit boek symbool voor het kwaad in onze tijd?

“Ik ben een ontzettende hypocriet: ja, een Apple. Ik heb mijn output als romanschrijver enorm verhoogd door de snelheid waarmee je online onderzoek kunt doen. Ik hoef geen moment mijn stoel te verlaten. Ik ben veel verschuldigd aan de technologie waarop ik in dit boek afgeef. Dat doe ik vast omdat ik me zo bewust ben van mijn afhankelijkheid ervan.”

En kon u dan dankzij die computer ook De officier, over de Dreyfus-affaire, in een jaar schrijven?

“Binnen een jaar zelfs. Alles over de Dreyfus-affaire is online terug te vinden: verhoren, verslagen, kranten. Het moment om aan het boek te beginnen kwam steeds dichterbij, en ik dacht maar: hoe ga ik dit in hemelsnaam doen? Ik kocht een reisgids van Parijs uit het eind van de 19de eeuw, en op 15 januari 2014 dook ik in het boek. Het was alsof alle stoplichten op groen sprongen, alsof ik begon aan zo’n reis waarbij je nooit stopt. In september lag het boek in de winkel.”

Hoe verklaart u dat?

“Schrijven gaat om het nemen van drie hoofdbeslissingen: perspectief, verteltijd en stijl. Als je die goed hebt – door een dosis geluk – ontsluit dat je boek. De officier werd ontsloten toen ik bedacht: ik schrijf het als een memorandum dat in een bankkluis is gestopt, niet als een roman. Toen kon ik me inleven. Geen personage of gebeurtenis is bedacht. Het is allemaal waar en toch is het geheel fictie.”

Komt zo’n idee, heel romantisch, tot u in een flits?

“Ik zal zeggen wat ik geloof. Ik ben begonnen als journalist en het geweldige van journalistiek is: adrenaline. Wanneer je een deadline hebt en een gat moet vullen, in de krant of op tv, dan dobbel je. Je moet, zoals we in het Engels zeggen, man up and do it. Dat proces, de adrenaline die dan je geest doet versnellen, is erg creatief. Het is bijna een verhoogde staat van bewustzijn, waarin je de dingen helderder ziet.

“Ik heb het geïmporteerd uit de journalistiek naar het romanschrijven. Dus op 14 januari weet ik niet precies hoe ik ga vertellen. Om 8 uur op de 15de dóé ik het. Dat proces van jezelf dwingen: achthonderd woorden per dag, zes maanden lang, je gaat het einde halen, je kunt niet achterblijven, móét doorgaan. Ik geloof enorm in deadlines en adrenaline.”

Kunt u ook falen? Na drie weken beslissen: dit is het niet?

“Natuurlijk. Dan is het diep inademen, van de tredmolen afstappen en zeggen: ik schrijf volgende week geen vierduizend woorden, maar ga eerst dit fixen. Normaal gesproken blijkt het dan iets technisch: het personage drijft niet langer de gebeurtenissen voort. Dingen gebeuren gewoon maar met het personage.”

Zit u tijdens uw vijf schrijfuren?

“Ja, op een stoel.”

U staat niet op?

“Soms banjer ik even de tuin in, tot aan het kanaal – we wonen achteraf. Mijn kamer was de bibliotheek van een 19de-eeuwse pastorie. Nu, in de winter heb ik de haard aan.”

Een bibliotheek! Een pastorie! Houtblokken! Het platteland!

“Ja, het voelt dickensiaans. Het is er heel fijn. Ik heb twaalf romans geschreven in die kamer.”

Gebruikt u schema’s, iets aan de muur?

“Nee, ik maak een schets van zo’n twee à drie bladzijden, zodat ik het skelet van het boek in mijn hoofd krijg. Maar daarvan kan ik ook afwijken: wat je in november schrijft, kan in april een andere weg eisen.”

En u hebt al van alles genoteerd in aantekeningenboekjes?

“Nee, dat zou ik niet doen.”

Dat hoort toch bij een schrijver?

“Ik denk dat zo’n boekje fataal is. Vooraf bedachte, gevatte zinnen in je boek weven, is een slecht idee. Het moet organisch ontstaan. De ene zin leidt tot de volgende. Ik ben erg wantrouwig jegens die manier van schrijven.”

De werkkamer van Robert Harris. ‘Waar gebruiken we het internet en die prachtige sociale media voor? Voor stront!’Beeld Carlotta Cardana

Bent u zich ervan bewust dat er mensen zijn die anderen doceren hoe plot werkt, dat personages een conflict moeten hebben?

“Alle regels bestaan om te worden gebroken. Hoe beter de schrijver, hoe meer regels hij breekt. Ik denk dat cursussen creatief schrijven een slechte invloed hebben op de kwaliteit van fictie. Je kunt al aan het einde van de tweede alinea zíén dat iemand een creatieveschrijfschool deed. Het is een zekere onechtheid, een soort perfect proza dat tegelijk totaal onwaar is. Te gemanierd. Te geschreven om te worden voorgedragen aan de rest van de klas. Ik denk niet dat schrijven kan worden aangeleerd.”

Spreekt u hierover met bevriende schrijvers?

“Nee. Ik heb één schrijver met wie ik erg close ben, mijn zwager Nick Hornby, maar we bespreken geen schrijftechnieken. De meeste van mijn vrienden zijn journalist. Ik weet dat ze een slechte reputatie hebben, toch houd ik van journalisten.”

Maar zelf verkiest u nu de vrijheid van de fictie.

“In het hoofd van mensen komen, hun stem vinden, hun leven dramatiseren, een hele affaire tot leven brengen, inclusief de geuren, smaken, geluiden, emoties: alleen een roman kan dat doen. Voor mij is de roman een instrument van expressie. George Orwell had 1984 en Animal Farm ook kunnen schrijven als essays, maar hij koos ervoor zijn ideeën via de verbeelding uit te drukken, in personages en een verhaal. Daarmee werd het zoveel meer.”

Gebruikt u een werktitel?

“Meestal heb ik de titel voor ik begin. Met titels kun je focussen op waarover het boek gaat. Vaderland, Pompeii, Enigma, Geest, Conclaaf, Imperium, Dictator: ik houd van titels van één woord. Ik denk dat titels erg belangrijk zijn. Het klassieke voorbeeld gaat terug op Orwell. 1984 wilde hij eerst The Last Man in Europe noemen. Nou, als exact hetzelfde boek The Last Man in Europe had geheten: zou het dan een succes zijn geworden? Ik denk van niet. In het jaar 1948 de nummers omdraaien, was een manier van zeggen dat het een satire betrof op de tegenwoordige tijd – verrek, ik had dít boek 2091 moeten noemen!”

Wat hebben uw boeken met elkaar gemeen?

“Vaak hebben ze een afgebakende tijd en plaats van handelen, ik houd nogal van de klassieke eenheden. En er zijn nog meer preoccupaties: de impact van het verleden op het heden, hoe we allemaal gevangen zitten in de illusie van vrije wil.”

En de schrijfstijl?

“De grote kracht van de roman is voor mij het verhaal: wat gebeurt er daarna? Die drijfveer fascineert me. Ik zal nooit afdwalen. Dat werkt door tot op zinsniveau: ik wil van elke zin een klein drama maken. Het punt ervan moet op het eind komen. ‘Het was een donkere en stormachtige nacht’ is niet zo interessant als ‘de nacht was donker en stormachtig’, dat ‘stormachtig’ moet op het einde. Elke zin, elke alinea, moet worden onderworpen aan die test. De lezer moet zonder het te beseffen worden gedwongen verder te lezen.”

Uit dit boek neem ik mee dat samenlevingen ineenstorten, maar dat er menselijke trekken bestaan die voor altijd hetzelfde blijven.

“Dat geloof zit diep verankerd in mij. Er is een aantal specifiek menselijke trekken die altijd blijven bestaan. Er is niemand scherpzinniger als politicus en filosoof dan Cicero dat tweeduizend jaar geleden was. Hij was veel scherpzinniger dan wie nu ook. De Romeinse poëzie van die tijd – Horatius, Vergilius – het is beter dan wat we nu hebben. De Romeinse architectuur, de beeldhouwkunst: het idee dat we surfen op een permanente golf van beter en slimmer is vals. Ik geloof niet in de vooruitgang van het menselijke zelf.

“Ja, we hebben buitengewone technologie maar fundamenteel zijn wij niet snuggerder en staan we niet meer in contact met de fundamenten van het menselijk bestaan. In meerdere opzichten hebben mensen in Cicero’s tijd juist dieper nagedacht. Ja, er zijn die fantastische sociale media en het internet, maar waarvoor gebruiken we ze? Voor stront. Grote, onontkoombare stront! Dat niet eens: uitvergrote stront. Een tsunami aan stront die op onze hoofden neerkomt. Strontideeën. Dáárom wilde ik De tweede slaap schrijven. Dáárover gaat het. Over het feit dat we alleen maar meer idiotie mogelijk maken. De idioot is machtiger dan ooit. We hebben de idioot almachtig gemaakt. De idioot zit in het Witte Huis!”

Uhm, dan had ik ook nog wat vragen over hoe de brexit de boekenwereld zal beïnvoeden...

“Haha, o, fuck!”

Robert Harris, De tweede slaap, Cargo, 364 p., 20,99 euro. Vertaald door Rogier van Karpel.