Direct naar artikelinhoud
InterviewDe twaalf

Juryleden getuigen: ‘Ik koop nooit nog rode kleren, want die kleur doet me aan het slachtoffer denken’

Juryleden getuigen: ‘Ik koop nooit nog rode kleren, want die kleur doet me aan het slachtoffer denken’
Beeld VRT

‘Na een assisenproces is een jurylid nooit meer dezelfde als voorheen.’ Het zou een tegelspreuk kunnen zijn in het zaaltje waar de juryleden in ‘De twaalf’ op Eén moeten beslissen over de schuld of onschuld van Frie Palmers. Maar hoe zit dat tijdens assisenprocessen waarbij het bloed, het geweld en de beelden van toegetakelde slachtoffers géén fictie zijn? ‘Ik koop nooit nog rode kleren, want die kleur doet me aan het slachtoffer denken.’

Spoorarbeider Davy (58) stond op een dag zijn gras te maaien, toen de deurwaarder plots opdook.

Davy: “‘Wat is er aan de hand?’ vroeg ik. ‘Komt u mijn meubels in beslag nemen misschien?’ – ‘Och, ’t zal voor een moord zijn,’ zei die deurwaarder, en weg was hij.”

Een oproep voor de volksjury overvalt je, en de meeste mensen zijn er niet blij mee. Lydia (64), een poetsvrouw uit Tongeren, was dat wel: zij vond het een hele belevenis om uitgeloot te worden. 

Lydia: “Voor het eerst in mijn leven voelde ik mij belangrijk. Dat ik daar mocht zitten tussen die plechtige toga’s en geleerde mensen… En dat mijn stem telde!”

Slechts een handvol ex-juryleden wil praten over de overrompelende dagen op de banken van de volksjury, waar ze moesten beslissen over het lot van een ander. De meesten zwijgen er liever over. De ervaring is te overweldigend geweest. Het zorgde voor echtelijke ruzies en spanningen thuis. Ze zijn te dicht bij het kwaad geweest en willen er liefst nooit meer aan denken. Of ze zijn nog altijd bang van de dader, zelfs al is het dertig jaar geleden. Het is ook bij wet verboden om over de beraadslaging en de stemming van de jury uit de biecht te klappen.

“En dat valt hun best zwaar, want sommige juryleden blijven zich nog jaren afvragen of ze wel het juiste beslist hebben”, zegt Cyriel Lambrix, de 80-jarige zittingsdeurwaarder in het gerechtsgebouw van Tongeren. Maar liefst 1.596 juryleden leerde hij de afgelopen dertig jaar van dichtbij kennen tijdens de 114 assisenprocessen die hij in goede banen leidde. Onlangs schreef hij zijn ervaringen neer in het boek ‘Daders en slachtoffers’. Uit zijn mond komt ook de tegelwijsheid dat een mens verandert door in een jury te zitten.

Cyriel Lambrix: “Je ziet het verschil voor en na. Onmiddellijk nadat de jury een verdict heeft bereikt, kom ik hun zaaltje binnen en voel ik de emotie en de ontlading die er in de lucht hangen. Sommigen lopen zenuwachtig te ijsberen, anderen ploffen opgelucht in hun stoel, blij dat het gedaan is. Soms zit er iemand stilletjes te wenen. Ik begin dan direct te praten – ‘Jullie waren een fijne jury’ – en ik schud ze één voor één de hand.”

René Agten, een technisch gebouwverantwoordelijke uit Antwerpen, heeft al drie keer in een volksjury gezeten. De eerste keer was hij nog een eind in de 30, vandaag is hij 60.

René Agten: “Toen ik naar ‘De twaalf’ keek, was het alsof ik daar opnieuw zat en alles herbeleefde. De zwaarte kwam terug, dat gevoel van mistroostigheid dat ik tijdens al mijn processen heb ervaren. Je zit oog in oog met mensen die gruwelijke dingen hebben gedaan, en daar moet jij dan een oordeel over vellen: een verpletterende verantwoordelijkheid. En ik wilde het absoluut goed doen.”

Herken je jezelf in één van de typetjes in ‘De twaalf’?

Agten: “Zeker. Ik voel mij het meest verwant met de man met zijn autistische trekjes, Carl (Zouzou Ben Chikha, red.), die zelf op onderzoek uitgaat. Zeker als er sprake is van slordig politiewerk, wordt de speurneus in mij wakker. Ik stelde ook veel vragen: ‘Hoe had die man het vuurwapen vast?’, ‘Hoe schoot hij precies?’ Ik kreeg weleens een pluim voor mijn vragen, en net als Carl was ik daar gevoelig voor.

“Ik zou niet graag in de jury van ‘De twaalf’ zetelen: er zitten véél te veel gaten in dat politieonderzoek. Natuurlijk, het is televisie, en ze tonen af en toe misleidende informatie, maar zo gaat het op een echt assisenproces ook. Je wordt op het verkeerde been gezet, er wordt informatie achtergehouden… Niet alle vragen zijn na een week assisen beantwoord: je blijft met twijfels zitten. De waarheid is niet altijd zwart-wit. Net als in ‘De twaalf’.

”De andere typetjes in ‘De twaalf’ zijn trouwens ook goed gekozen. Die fotograaf met zijn seksverslaving, bijvoorbeeld (Noël, gespeeld door Piet De Praitere, red.): er zit altijd wel een idioot tussen die meer geïnteresseerd is in de vrouwkes dan in het proces. Of mensen die het totaal niet zien zitten om in de jury te zetelen, zoals dat fragiele meisje Delphine, gespeeld door Maaike Neuville. De meeste juryleden draaien gaandeweg wel bij. Je wordt zo ondergedompeld in die moordzaak dat er in je hoofd geen plaats meer overblijft voor iets anders.”

Lood in de billen

Voor de samenstelling van de jury worden negentig burgers opgeroepen, van wie er twaalf worden uitgeloot, plus twee reserveleden.

Davy: “De lotto heb ik nooit gewonnen, maar toen had ik wel prijs: ik werd als eerste uitgeloot en moest naar voren komen. Dan begint de keuring. Verschrikkelijk! Ik stond daar zenuwachtig te draaien, in het midden van de dansvloer, en werd gebombardeerd tot hoofdman van de jury. Dat was slikken. Dat ík gekozen was om naar eer en geweten te beslissen over iemand anders, dat kon ik bijna niet geloven. Na mij werden verschillende mensen gewraakt. Ik zag daar niet direct een logica in, behalve bij één vrouw die er nogal slonzig uitzag.”

Lambrix: “Sociaal werkers en verpleegkundigen worden dikwijls gewraakt door het Openbaar Ministerie, omdat ze verondersteld worden milder te zijn voor de dader. Voor de verdediging zijn die mensen dan weer net interessant. En als er een jonge vrouw is vermoord, zal de verdediging proberen te voorkomen dat er jonge vrouwen in de jury zitten.

“Ik vind dat men die mensen goed moet screenen. Met een strafblad kom je de jury niet in, maar er zijn nog andere dingen die je visie kunnen beïnvloeden. In een proces waar twee twintigers terechtstonden voor moord, werd ik op de voorlaatste dag aangesproken door een huilende vrouw. Ze wilde uit de jury stappen, ze kon het niet meer aan: ‘Ik heb thuis twee zoons van dezelfde leeftijd rondlopen. Ik kan die jongens toch niet naar de gevangenis sturen?’ Ik heb haar opgevangen en moed ingepraat, en ze heeft dan toch doorgezet. En zo zijn er wel meer juryleden die hun eigen familie daar zien zitten.”

Komen juryleden wel vaker hun hart luchten bij jou?

Lambrix: “Dat gebeurt bij elk proces, bij een kopje koffie. Over de beslommeringen op het werk en thuis, de baas die zeurt dat het zo lang duurt, de kinderen die moeten worden opgehaald na school... Er zitten soms vrouwen in de jury die verkracht zijn en daar door de gruwelijke feiten op het proces aan herinnerd worden.”

In ‘De twaalf’ is er discussie of Holly Demeulemeester wel in de jury mag blijven zitten. Ze heeft haar ouders verloren in een gewelddadige homejacking.

Lambrix: “Ik zou haar gewraakt hebben. Je weet nooit hoe zulke mensen zullen reageren.

“Ik heb dat soort situaties al een paar keer meegemaakt. Op een ochtend zag ik eens een vrouw die was opgeroepen voor de loting van de jury de trap van het gerechtshof op lopen. ’t Is niet waar, dacht ik. Ik kende haar van een assisenproces waar een man terechtstond die zijn vriend de keel had overgesneden. Zij was de vrouw van de dader. ‘Dag Cyriel!’ zei ze vrijpostig. ‘Dag mevrouw. Ga maar naar binnen.’ Ik dacht bij mezelf: dat ze haar maar vlug wraken. Ik liep naar de procureur: ‘Hebt u een minuutje?’ Maar hij had het te druk, dus liep ik naar de voorzitter, die me naar de hoofdgriffier stuurde. Trap op, trap af – niemand had tijd. En natuurlijk gebeurde wat ik vreesde: ze werd uitgeloot en beide partijen gingen akkoord. Maar ik had gedaan wat ik kon.”

U vond dat ze er niet thuishoorde?

Lambrix: “Ze was zelf geen dader, maar ik was argwanend. En ja hoor, tijdens het proces kwamen andere juryleden over haar klagen: ze was de hele tijd aan het pochen dat haar man maar acht jaar had moeten zitten. Ik heb haar toen apart genomen en heb haar de levieten gelezen. Nadien heeft ze zich wel kalm gehouden.”

In ‘De twaalf’ zegt Joeri op een bepaald moment: ‘Ik weet niet of ik wel de juiste persoon ben om over die vrouw te oordelen.’ Heb jij dat gevoel ook gehad, René?

Agten: “Nee, maar ik begrijp het wel. Wat je zelf meemaakt, kleurt je oordeel. Dat heb ik zelf ondervonden. Ik was één van de mildere juryleden, en dat had te maken met een voorval uit mijn eigen verleden. Toen ik een jaar of 25 was, hielp ik eens een avond in het café van mijn broer. Op het einde van de avond hing er nog één lastige klant aan de toog. Mijn broer had al een paar keer gezegd dat hij ging sluiten, maar die klant bleef maar pinten eisen. Plots greep hij mijn broer bij z’n kraag en trok hij hem over de toog: ‘Jij gaat mij nog een pint geven!’ Ik schrok en instinctief duwde ik die kerel: ‘Stop ermee!’ Op dat ogenblik voelde ik zijn borstkas: één blok beton! Hij draaide zich naar mij toe, ik panikeerde, nam een asbak en sloeg die boenk op zijn hoofd kapot. Die kerel zakte door zijn knieën en ik schrok: ‘Wow! Wat heb ik nu gedaan?’ Gelukkig kwam hij vlug weer bij zijn positieven, maar stel je voor dat het erger was geweest. Ik heb er nog weken van wakker gelegen, doodsbang dat de politie mij uit mijn bed zou komen lichten. Sindsdien besef ik dat iedereen in staat is om te doden. Ik voelde mij bedreigd en heb iets stoms gedaan, uit zelfverdediging. In één seconde kan je leven er helemaal anders uitzien.

“In een jury heeft iedereen zijn eigen achtergrond. In mijn tweede assisenproces, over een jonge kerel die zijn stiefvader had doodgeschoten met een jachtgeweer, was één man bijzonder hard voor de dader. ‘We weten dat hij schuldig is, tegen de muur zetten!’ fulmineerde hij al vanaf dag één. ‘We gaan hier toch geen zes dagen tijd aan verliezen?’ Op een avond heeft dat jurylid mij zijn verhaal gedaan, en begreep ik waarom hij zo streng was. Hij had ooit iets gelijkaardigs meegemaakt. Tijdens een wandeling in het bos was hij beschoten door jagers en had hij lood in zijn billen gekregen. Een ongeluk, maar voor hem was het een trauma.”

Horrorvideo

Lerares Kenny Maes bekeek het leven door een roze bril, tot ze in de jury belandde van twee assisenprocessen.

Kenny Maes: “Ik was een jonge dertiger en had nog nooit iets ergs in mijn leven meegemaakt. Ik was gelukkig getrouwd, mijn man en ik hadden een mooi huis, we werkten allebei en leidden een zorgeloos leventje. Ik zag altijd het goede in andere mensen. En plots kwam ik in een donkere wereld terecht, waar mensen geen normen of waarden hebben. Ik zag de leegte in hun ogen. Ik kon me niet voorstellen dat er mensen zijn die elkaar zoveel pijn kunnen doen. In mijn eerste proces, over een maffiamoord in het Russische milieu, zei één van de daders: ‘Doden is voor ons een instinct. Voor ons is een mens doden wat voor jullie een kip slachten is.’”

Je was ook jurylid in het proces rond de zogenoemde sms-moord, waarbij een moeder en haar zoon terechtstonden voor de moord op hun 18-jarige stiefdochter en -zus Stefanie.

Maes: “Aan dat proces denk ik na twaalf jaar nog dikwijls terug. Ik zie de beelden van de reconstructie nog altijd haarscherp voor mij: moeder Maura en zoon Andy verrassen het meisje op haar zolderkamer in haar slaap en gaan haar met een knuppel te lijf. Ze hebben een handdoek rond de knuppel gewikkeld opdat het bloed niet zou rondspetteren. Het meisje vecht voor haar leven en kan nog een sms sturen naar haar vader. Ze wéét op dat moment al dat ze haar gaan vermoorden. Ze kan even ontsnappen, maar de twee krijgen haar weer te pakken en verstikken haar met een kussen. Andy heeft zijn stiefzus zelfs nog misbruikt. Je volgt alles minuut per minuut en je weet dat ze dat allemaal op voorhand hebben gepland.

“Het lijk van dat meisje werd uit het water opgevist – uit dezelfde Antwerpse dokken als in ‘De twaalf’. Je ziet haar levenloos liggen op de autopsietafel, in een rood shortje. Ik koop nooit meer rode kleren, want die kleur doet me aan dat meisje denken. Ik krijg het ook altijd benauwd op zolders en in kleine gesloten ruimtes. Ik heb gezien hoe dat kind geen schijn van kans maakte omdat ze op die zolderkamer nergens weg kon. Vandaag laat ik de deur van mijn klaslokaal nog altijd openstaan.”

René Agten: ‘Toen ik naar ‘De twaalf’ keek, was het alsof ik alles herbeleefde. De zwaarte kwam terug, dat gevoel van mistroostigheid dat ik tijdens al mijn processen heb ervaren.’Beeld Wouter Van Vaerenbergh

Hoe voelde het om de beschuldigden in de ogen te kunnen kijken?

Maes: “Moeder en zoon zaten heel gelaten naast elkaar. In het begin zochten ze geen oogcontact, maar hoe verder het proces vorderde, hoe meer ze ‘zichzelf’ werden. Op den duur zaten ze gemoedelijk te keuvelen met hun advocaat, ze lachten met grapjes en keken schaamteloos naar de beelden van hun dodelijke handelingen, alsof het spannende televisie was. Ik vond dat… verbijsterend.

“Nog bevreemdender wordt het als je de familie van de beschuldigden hoort getuigen. Dan besef je: dat zijn ook maar gewone mensen. Ik vond de moraliteitsgetuigenissen het interessantst: hoe is iemand opgegroeid? Wat heeft hij meegemaakt? Wat maakt dat die persoon zo geworden is? Ik wilde dat begrijpen, want ik moest over hun leven beslissen. Ik heb uiteindelijk vijf mensen naar de gevangenis gestuurd: dan wil je jezelf nog recht kunnen aankijken in de spiegel. Je leert die daders héél goed kennen, en soms krijg je zelfs een bepaalde sympathie voor hen. Gek, hè?

“Nu, het helpt om te begrijpen waarom ze dingen gedaan hebben, maar het vergoelijkt hun daden niet. Andy was een trieste maar griezelige figuur, die zijn stiefzus heeft vermoord en misbruikt. Ik heb hem nadien nog teruggezien in een aflevering van ‘Alloo in de gevangenis’. Daar leek hij een heel keurige jongen, je zou hem zo vrijlaten. Ik kreeg er rillingen van, want ik wist dat dat maar een momentopname was, en tot wat die jongen allemaal in staat is.”

Agten: “Zo’n getuigenis kan confronterend zijn. Je ziet de ouders van de beschuldigde passeren, zijn vrienden, leraars, buren… Automatisch denk je aan je eigen leven. Je hoort dat de beschuldigde een jaloers type was en beseft: ‘O, daar maak ik me soms ook schuldig aan.’ Je leert jezelf op een rare manier beter kennen. Ik heb me weleens afgevraagd: ‘Zou ik ook tot zoiets in staat zijn?’”

Lambrix: “Men onderschat soms hoe zwaar het is om in een jury te zetelen. Eén van de akeligste processen was dat van seriemoordenaar Renaud Hardy, vorig jaar. Het zou me niet verbazen als sommige juryleden daar een trauma aan hebben overgehouden. Ik ben daar zelf dagen niet goed van geweest, en ik ben veel gewoon.”

Er werd een 40 minuten durende video getoond waarin de sadistische moordenaar zichzelf filmt terwijl hij zijn slachtoffer martelt, verkracht en vermoordt. Moest de jury die lange doodsstrijd van het slachtoffer werkelijk zien?

Lambrix: “Daar is discussie over geweest, want het waren ijzingwekkende beelden, maar die video was het ultieme bewijsstuk: de jury móést die zien. De vertoning was verschrikkelijk. Die juryleden wisten niet waar te kijken, mannen en vrouwen waren aan het wenen. Uiteindelijk is de video vroegtijdig stopgezet. Het was duidelijk wat er gebeurd was, de rest van de film had geen meerwaarde meer.”

Worden juryleden psychologisch opgevangen?

Lambrix: “In Tongeren starten we met een proefproject dat juryleden na een proces de kans geeft om zich te laten begeleiden door slachtofferhulp. Ik ben daar al lang voorstander van.”

Krokodillentranen

‘Ik heb dikwijls gedacht: dat is geen normale vrouw’, zegt Lydia, de poetsvrouw die in de jury zat op het proces van de Limburgse gifmengster Marie-Josée Vandenbosch. Die had haar man drie keer proberen te vergiftigen met een overdosis slaapmiddelen en verstikte hem uiteindelijk met een plastic zak van Hunkemöller.

Lydia: “Op het proces stond ze hartstochtelijk te snikken toen de beelden van de reconstructie werden getoond. Op die beelden toonde ze met een pop hoe het haar gelukt was om haar man te doden. Ze ging boven op haar man zitten, die versuft was door de slaappillen, met haar knieën op zijn armen, zodat hij niet meer kon spartelen. Op de video zag je haar hysterisch huilen, en in de rechtszaal stond ze intussen bijna synchroon mee te snikken. Maar toen haar minnaar niet veel later kwam getuigen, zat ze weer te glimlachen en te glunderen. Dan vraag je je toch af: wat moeten we van die tranen geloven?”

‘Ik begrijp nog altijd niet waarom ik niet gewoon mijn koffers heb gepakt,’ zei ze op het proces.

Lydia: “Dat dacht ik ook de hele tijd. Het is een gezonde vrouw, ze kan toch gaan werken en haar plan trekken? Ik was toen ook net gescheiden, en ik moest me inhouden om haar niet zelf op de rooster te leggen.”

Wat of wie heeft de meeste indruk op je gemaakt tijdens het proces?

Lydia: “De openbare aanklager, Patrick Boyen. Hij vond haar een door en door slechte vrouw, ‘een categorie apart’. Je kunt de waarheid op verschillende manieren vertellen, maar zijn manier bleef wel hangen. Hij vertelde over Marie-Josée die in de gevangenis haar nageltjes zat te lakken om de mannen te behagen. ‘En met diezelfde blote pollen heb je ook je man vermoord!’ Als je dat hoort, denk je: wat voor monster zit daar? Doe met haar hetzelfde, ze verdient niet beter! Maar daarna komen haar advocaten aan het woord en denk je: dat is ook weer waar, zo had ik het nog niet bekeken.”

Hadden de advocaten invloed op jullie beoordeling?

Agten: “Ik kan drie processen vergelijken, en dan zie je toch wel het verschil tussen een goede en een slechte pleiter. Een goede pleiter kan de jury helemaal meeslepen. Wijlen Piet Van Eeckhaut was de advocaat van de jongen die zijn stiefvader had doodgeschoten. Dat die jongen er met een heel milde straf is vanaf gekomen, was zijn verdienste.

“Sommige advocaten behandelen de jury als een bende onnozelaars. Ze komen met een ongeloofwaardig verhaaltje en denken dat we daar intrappen. Ze geven je het gevoel dat je dom bent, dat werkt averechts.”

Maes: “Ik heb mijn uiterste best gedaan om me door niemand te laten beïnvloeden, ook niet door de advocaten. Ik hield me altijd een beetje afzijdig in onze jury en vertelde niet hardop wat ik dacht. Ik wilde voor mezelf beslissen, niet voor de groep of onder groepsdruk. Anderen veranderden voortdurend van mening naargelang de persoon die ze het laatst hadden gehoord. Elke avond stelde ik mezelf de vraag: ‘Als ik nú moet beslissen, wat vind ik dan: schuldig of onschuldig?’ Elke dag trok ik dezelfde conclusie. Mijn eerste buikgevoel werd tijdens het proces elke dag weer bevestigd.”

Grauw van angst

Davy belandde in 2012 in de jury van een proces dat in Tongeren veel deining zou veroorzaken: dat van Erik Franssens, de kooivechter. Een zware jongen uit Limburg met vrienden bij de Hell’s Angels, die terechtstond voor de moord op een drugsvriend. Tijdens het proces werden verschillende juryleden geïntimideerd door vrienden van de kooivechter, en het proces eindigde met een trillende jury en zwaarbewapende politiemensen in kogelvrije vesten in de assisenzaal.

Davy: “Wij waren een bange jury. Bij ons werden er geen kampen of groepjes gevormd, wij hingen echt aan elkaar en gingen altijd samen eten. Ik denk omdat we allemaal gestresseerd waren en steun zochten bij elkaar. Franssens was een beer van een vent die er heel stoer uitzag met zijn kletskop en zijn leren jekker. We wisten dat hij met drugs en wapens bezig was. Hij heeft gedurende het hele proces geen woord gezegd, maar zat daar met een grijns op zijn gezicht naar de jury te kijken. Eén voor één keek hij ons aan – heel intimiderend. Als de voorzitter hem iets vroeg, wimpelde hij de vraag weg: ‘Geen commentaar.’ En dan knipoogde hij naar zijn maten van de motorbende in het publiek, de hand tegen de borst. ‘Respect, man!’ Dat maakte indruk.

“Eén van de vrouwelijke juryleden liet het proces al na een halfuur stilleggen omdat ze naar de wc moest. Van de zenuwen. Die vrouw heeft het hele proces zitten beven en zuchten: ‘Dat het hier maar rap gedaan is.’ Maar ook de anderen waren niet op hun gemak. In de pauze hoorde ik dikwijls discussies: ‘Hij had mij in het oog.’ – ‘Neenee, hij keek de hele tijd naar mij.’

“En heel opmerkelijk: alle getuigen op het proces leden aan geheugenverlies. Ze keken bang om zich heen en wisten niks meer van wat ze voordien aan de politie hadden verteld – tot ergernis van de voorzitter: ‘24 jaar en al zoveel gaten in uw geheugen!’ Anderen stuurden een doktersattest om niet te moeten getuigen. Franssens had hen allemaal laten afdreigen.

Kenny Maes: ‘Plots kwam ik in een donkere wereld terecht, zonder normen of waarden. Ik kon me niet voorstellen dat er mensen waren die elkaar zoveel pijn konden doen.’Beeld Wouter Van Vaerenbergh

“Op een avond hebben de kameraden van de kooivechter twee dames uit de jury achtervolgd tot bij hen thuis. Ze deden niks, ze stonden daar alleen met hun auto op de oprit, om te intimideren. Vanaf toen zat de schrik er goed in. Daags nadien is de zitting twee uur lang onderbroken geweest en heeft de politie de vrienden van Franssens geboeid uit de zaal gehaald en hun wagens onderzocht. Ze vonden een boksbeugel. De juryleden moesten hun auto bij de politie parkeren, we werden in een busje met blauwe zwaailichten naar het gerechtshof gevoerd, de kelder in. We zijn ook gaan eten onder politiebegeleiding. Overal zag je blauwe zwaailichten, op elke hoek stond een politieagent.

“’s Avonds mochten we naar huis, maar onder politiebegeleiding. Dan begin je ’m wel te knijpen. Ik wilde nog naar het voetbal in Genk. ‘Met uw eigen wagen?’ vroeg de politie. ‘Dat zouden we u toch afraden.’ Het jurylid uit Tessenderlo met wie ik carpoolde, begon te flippen in de auto, hij hoorde of zag niets meer van de schrik. Sommige juryleden zijn bij hun zoon of dochter gaan slapen.”

Cyriel Lambrix: ‘Mensen onderschatten hoe zwaar het is om in een jury te zetelen. Het zou me niet verbazen als er juryleden een trauma hebben overgehouden aan het proces-Hardy.’

Was jij ook bang?

Davy: “Mijn vrouw zegt van wel.”

Davy’s vrouw: “Toen hij die donderdagavond binnenkwam, zag hij grauw van angst en stond hij te trillen op zijn benen. Zo had ik hem nog nooit gezien.”

Konden jullie ondanks de angst nog helder denken?

Davy: “Ik kon goed volgen. Normaal werk ik als spoorlegger altijd buiten. Als ik binnen zit, val ik in slaap, maar die week niet hoor. Het was veel te boeiend. Ik wilde er niks van missen.

“Als hoofdman van de jury had ik wel een grote verantwoordelijkheid. Als de jury vragen had, was het de afspraak dat ík die zou stellen. De eerste keer dat ik dat moest doen, was het een lange en ingewikkelde vraag. Ik heb een kwartier op de wc gezeten om ze uit het hoofd te leren, omdat ik niet door de mand wilde vallen (lacht).”

Het uur van de waarheid is de beraadslaging: is de beklaagde schuldig of niet?

Davy: “Ik moest de papiertjes uitdelen waar een ‘ja’ en een ‘nee’ op stond – schrappen wat niet past. Dan haalde ik de briefjes op, ik telde de stemmen en moest alles verbranden in een ijzeren emmer met een aansteker. Ik moest er ook voor zorgen dat er niks gebeurde met de bewijsstukken die we naar de jurykamer meekregen.”

Lydia: “Bij ons was de schuldvraag niet moeilijk. We wisten al van dag één dat Marie-Josée schuldig was, ze had zelf bekend. Na een uur waren we eruit.”

Davy: “Ik heb mijn mening over de kooivechter op de tweede of de derde procesdag gevormd. Dat had de dader vooral aan zichzelf te danken: hij zat daar maar te zwijgen. Als je onschuldig bent, verdedig je je toch? Ik vond het heel dom van hem, want zo kreeg hij iedereen tegen zich.”

Erik Franssens kreeg 30 jaar cel, net als gifmengster Marie-Josée Vandenbosch. Moeder Maura Van Lommel en zoon Andy Hermans kregen levenslang.

Hebt u ooit vrijspraken meegemaakt, meneer Lambrix?

Lambrix: “Nee. Ik moet zeggen: hier in Tongeren zijn de volksjury’s streng. Strenger dan elders. In Limburg worden we geplaagd door wietplantages, drugscriminaliteit, afrekeningen tussen drugsbendes, maffiamoorden... Dat maakt de mensen hier angstiger, en strenger.”

Agten: “Het heeft ook te maken met de tijdgeest: normen en waarden evolueren, eenzelfde proces zou dertig jaar geleden misschien een heel andere uitslag gekend hebben. Mensen worden gevoeliger voor andere thema’s.”

Volgt na de uitspraak het zwarte gat?

Agten: “Het blijft toch nog weken in je kleren zitten, zo’n proces. Na de uitspraak valt er een spanning van je af. De rechter leest de beslissing voor en dan gaat iedereen naar huis. Gedaan, geen afscheid. Daar sta je dan, op straat. Er waren mensen die zich afvroegen: ‘En nu?’ Je wilt eigenlijk weten of je het goed hebt gedaan. Ik werd er altijd een beetje zwaarmoedig van.”

Davy: “Wij zijn op de laatste avond van het proces met de hele jury gaan uit eten. Zo was het afscheid minder bruusk, en nadien heb ik nog verschillende reünies georganiseerd.”

Davy’s vrouw: “Dat proces heeft nog lang nagezinderd. De eerste twee, drie jaar kon hij er niet over zwijgen. Hij moest er altijd opnieuw over vertellen, aan iedereen die het wilde horen.”

Davy: “Wij hadden zoveel angsten uitgestaan dat ik het van mij af moest praten.”

Maes: “Het is een rugzakje dat je meeneemt voor de rest van je leven. Ik merk dat ik argwanender geworden ben. Ik zie nog altijd het goede in de mensen, maar ik ben sneller op mijn hoede. Ik ben voorzichtiger geworden.”

Cyriel Lambrix. 'Daders en Slachtoffers. Onverbloemde memoires van een zittingsdeurwaarder', in eigen beheer, 2019, 282 p. Verkoop via Standaard Boekhandel Tongeren. De opbrengst van het boek gaat naar de vzw Kleine Prins, die zich inzet voor kinderen met een levensbedreigende ziekte.

Grauw van angst

© HUMO