Direct naar artikelinhoud
Jaaroverzicht 2019

Satire in 2019: om nog te spotten, moet je moedig zijn

Winnie de Poeh wordt door Randy Marsh gewurgd in de satirische cartoonserie ‘South Park’.Beeld South Park

Beoefenaars van satire worden wereldwijd bedreigd. In landen met autoritaire regimes, maar ook in het Westen, waar ze beducht moeten zijn voor extremisten en politici.

Hebt u het al gehoord? Winnie de Poeh is vermoord. Dat kwam zo: Randy Marsh, een van de hoofdpersonen in de Amerikaanse animatieserie South Park, gaat in een recente aflevering op zakenreis naar China om zijn legale wiet uit Colorado aan de man te brengen. Bij aankomst wordt hij direct in de boeien geslagen en afgevoerd naar een speciale gevangenis, waarin de kijker de heropvoedingskampen voor Oeigoerse moslims herkent. Zijn celgenoot? Winnie de Poeh, door de Chinese overheid bestempeld als staatsgevaarlijk.

Om weer op een goed blaadje te komen bij de machthebbers, lokt Marsh de beer, als die weer vrij is, in de val met een bordje honing, om hem vervolgens te wurgen.

Met deze parodie drijven de makers van South Park onmiskenbaar de spot met Xi Jinping. De sterke man van China heeft namelijk een verbod opgelegd op het tonen van Winnie de Poeh, nadat er internet-memes verschenen van Xi als sullige honingbeer. Zoals te verwachten viel, is op het Chinese internet geen spoor meer te vinden van South Park.

Satire staat onder druk – niet alleen in China. Cartoonisten, maar ook andere satirische kunstenaars, worden wereldwijd bedreigd, mishandeld, ontslagen, vervolgd of zelfs vermoord. Dat komt met name door het verslechterde politieke klimaat, wat helder naar voren komt in de Press Freedom Index van Reporters zonder Grenzen die voor 180 landen meet hoe de persvrijheid ervoor staat. Volgens Reporters zonder Grenzen vormt 2019 een dieptepunt.

Uit de ranglijst blijkt dat het duidelijk slechter gaat in Brazilië (105de plaats), Venezuela (148), Rusland (149) en China (177). Een van de grootste dalers is Nicaragua, van 90 naar 124. De Verenigde Staten zijn gedaald naar 48. Bij de eerste meting in 2002 stonden de VS nog op 17. België is negende, koploper is Noorwegen.

Er bestaat geen vergelijkbare ranglijst voor cabaretiers, cartoonisten en andere satirische kunstenaars. Maar in de praktijk zie je dat ook zij het moeilijk hebben. “We horen die geluiden ook van de cartoonisten die bij ons zijn aangesloten”, zegt Tjeerd Royaards van onlineplatform Cartoon Movement, waarop cartoonisten uit de hele wereld hun werk aanbieden. Ze krijgen de laatste jaren te maken met scheldpartijen, bedreigingen, mishandelingen en soms jarenlange celstraffen.

Trucjes

Een reële bedreiging wordt gevormd door het islamitische extremisme. Dieptepunt was de aanslag op het Franse tijdschrift Charlie Hebdo in januari 2015. Bijna vijf jaar later is die dreiging nog steeds ernstig, zoals de aanslag van Jawed S. op het Amsterdamse Centraal Station laat zien. De 20-jarige Afghaan stak er vorig jaar twee Amerikaanse toeristen neer vanwege een Mohammed-cartoonwedstrijd van Geert Wilders, die trouwens al was afgeblazen. Aan de andere kant van het spectrum stuiten satirici op het fenomeen van de politieke correctheid. Zo stopte The New York Times dit jaar met de dagelijkse spotprent in de internationale editie, nadat een cartoon met een volgens sommigen antisemitische ondertoon (Trump laat zich leiden door de Israëlische premier Netanyahu, afgebeeld als blindengeleidehond met keppeltje en davidster) voor ophef had gezorgd.

Hoe werken al deze hindernissen voor satirische kunstenaars in de praktijk? In elk geval zijn sommigen een zekere mate van zelfcensuur gaan toepassen. Zo besloot zelfs het brutale Charlie Hebdo – nog steeds opererend vanuit een geheime locatie – een half jaar na de aanslag om geen Mohammed-cartoons meer te plaatsen. “Wij hebben in het verleden ons werk gedaan”, verdedigde hoofdredacteur Laurent Sourisseau dat besluit.

Daar dacht niet iedereen hetzelfde over. Al snel na de aanvankelijke steunbetuigingen (‘Je suis Charlie’) kwam er in Frankrijk een debat op gang of Charlie Hebdo niet af en toe te ver was gegaan in het bespotten van gevoelige thema’s. Ook opvallend: na de aanslagen is er in andere Franse media geen Mohammed-cartoon meer verschenen. Bij Charlie Hebdo beperken ze zich nu tot het belachelijk maken van religieuze instituties. Zo kan het blad nog steeds de islam op de korrel nemen, zonder de profeet zelf af te beelden.

Die tactiek passen ook andere kunstenaars toe. Zoals Swaha, artiestennaam van de Libanese cartoonist Christiane Boustani. In de cartoon ‘Seksuele (r)evolutie in het Midden- Oosten’ hekelt ze de repressie van vrouwelijke seksualiteit door de aartsconservatieve religieuze leiders. “Religieuze symbolen en leiders, en sommige politieke partijen, moet je met wijsheid bekritiseren”, licht ze toe. Daarom gebruikt ze “visuele of conceptuele trucjes” om niet de toorn van extremisten over zich af te roepen.

In het vrije Westen kunnen ook populisme en economische druk een gevaarlijke cocktail vormen. Neem Donald Trump, die geregeld kritiek uit op tv-shows die hem op de hak nemen. Daarmee heeft hij niet rechtstreeks een negatieve invloed op satire, zegt Liza Donnelly, cartoonist van The New Yorker, maar indirect wel. Ze ziet een tendens van bange uitgevers die de president niet tegen de haren willen instrijken. Printmedia willen Trump-gezinde lezers en adverteerders niet van zich vervreemden. “Sommige kranten zullen geen cartoons publiceren die sterk anti-Trump zijn”, zegt Donnelly.

Trucjes
Beeld Jacques Moeraert

Dat wordt bevestigd door tekenaar Daryl Cagle, die met zijn collectief spotprenten levert aan meer dan de helft van de Amerikaanse kranten. “Conservatieve redacteuren houden niet van progressieve cartoons”, zegt hij. “En boze lezers eisen dat de tekenaars ervan worden afgestraft.” Om geen klanten te verliezen, staat op Cagles website tegenwoordig een aparte sectie Trump friendly cartoons.

Toch is wat in de VS gebeurt kinderspel vergeleken bij Nicaragua, waar de links-populistische president Daniel Ortega met harde hand regeert. Ook satirische kunstenaars hebben het zwaar: ze worden bedreigd, mishandeld of moeten het land ontvluchten. Zoals cartoonist Pedro X. Molina, een grote naam in Nicaragua, die het regime geregeld op de korrel nam in oppositiekrant Confidencial.

Broodje buikspek

Zo dreef hij de spot met strenge antiterreurwetgeving die vorig jaar juli werd ingevoerd, maar in de praktijk wordt gebruikt om politieke tegenstanders op te pakken. In een cartoon wordt van de letters orteguismo (oftewel de ideologie van Ortega) een machinegeweer gevormd, waarmee wordt gemikt op de zogenaamde ‘terroristen’.

Dit soort cartoons leidden ertoe dat de knokploegen van Ortega zich ook tegen onafhankelijke media keerden. Eind 2018 werd het kantoor van Confidencial kort en klein geslagen en moest Molina halsoverkop onderduiken. “Alles wat niet aan de grond vastzat, hebben ze meegenomen”, zegt de tekenaar, inmiddels artist in residence in de staat New York.

Hoe sterker de angst voor ondermijning van het gezag, hoe sterker de druk op de satiricus. Vraag het Sergej Elkin, de enige cartoonist in Rusland die het nog aandurft om Vladimir Poetin af te beelden. Tijdens de Krim-crisis zette Elkin zijn president neer als een mannetje dat verveeld zit te schommelen, terwijl vertegenwoordigers van de EU aan de andere kant van de tafel een serieus gesprek proberen te voeren.

Elkin denkt dat het Kremlin, dat de bandleden van Pussy Riot na een satirisch optreden naar een Siberisch strafkamp stuurde, hem nog met rust laat omdat hij voor buitenlandse media tekent. Maar riskant is zijn werk wel, zeker nu het Russische parlement steeds strengere wetten aanneemt. “Je kunt al naar de gevangenis gestuurd worden voor het doorsturen van een sociale-mediabericht, of zelfs voor een afbeelding op Facebook.” Nu al krijgt hij geregeld verwensingen naar zijn hoofd geslingerd van Poetin-aanhangers. “Zoals, en die vond ik wel grappig: ‘We gaan Elkin in de kerstboom hangen.’”

Terug naar China, dat al sinds de eerste meting onder aan de Persvrijheidsindex bungelt. De overheid houdt het internet in een ijzeren greep. Vooral sinds het aantreden van president Xi Jinping in 2013 is politieke satire uit den boze. Kritische cartoonisten worden opgepakt of moeten vluchten. En zelfs dan zijn ze niet veilig.

Zo werd cartoonist Jiang Yefei, die Xi afbeeldde als een bourgondiër die zich tegoed doet aan buikspekbroodjes terwijl het arme volk verhongert, vorig jaar veroordeeld tot zesenhalf jaar cel. Volgens zijn echtgenote was hij met een list weggelokt uit zijn Thaise toevluchtsoord.

‘Excuses’

De populaire tekenaar Rebel Pepper zag zich ook genoodzaakt zijn koffers te pakken, hij werkt nu voor Radio Free Asia in Japan. Wie nog wel fanatiek doortekent, zij het vanuit Australië, is Badiucao. Een jaar geleden kwam de Chinese overheid achter zijn ware identiteit, waarop zijn familie te verstaan werd gegeven dat er “geen genade” zou zijn als een tentoonstelling van zijn werk in Hongkong zou doorgaan. Die expo kwam er dus niet.

Op 4 juni van dit jaar, exact dertig jaar na de opstand op het Tiananmenplein, dook Badiucao toch weer op in China, met video’s en spotprenten. Zoals eentje waarop Xi Jinping en Carrie Lam, de bestuurder van Hongkong, helemaal onder de post-its zitten, de felgekleurde velletjes waarmee demonstranten hun wens voor democratie uiten. Sindsdien leeft hij in angst dat de partij alsnog wraak zal nemen op zijn familie.

Hoe moet het nu verder met de satire? In veel landen ziet het er somber uit. Lang niet iedereen kan zich permitteren wat de makers van South Park deden nadat ze door de Chinese overheid in de ban waren gedaan. Ze maakten hun ‘officiële excuses’ op Twitter, begeleid door de volgende tekst: ‘We verwelkomen de Chinese censoren in onze huizen en onze harten. Wij houden ook meer van geld dan van vrijheid en democratie. Xi lijkt helemaal niet op Winnie de Poeh. (...) Lang leve de Chinese Communistische Partij! Moge deze herfst maar een rijke sorghum-oogst opleveren! Zijn we nu weer vrienden, China?’

Peter Wierenga, Raak! Een wereldreis door de satire, uitgeverij Boom, 220 p., 24,50 euro.