Direct naar artikelinhoud
Interview

‘Ik beeld me soms in hoe het is om daar zelf te staan: je leven wordt van naaldje tot draadje blootgelegd’

‘Ik beeld me soms in hoe het is om daar zelf te staan: je leven wordt van naaldje tot draadje blootgelegd’

De assisenreeks De twaalf op Eén is ook onder strafpleiters een hit, al was het maar omdat elke advocaat ervan droomt een vlieg in de jurykamer te zijn. Maar hoe proberen echte strafpleiters de volksjury te overtuigen? Hoe houden ze het hoofd koel bij al die verschrikkingen? En mag je bevriend worden met een cliënt die een ijskoude moord heeft gepleegd? Jef Vermassen (72), Sven Mary (48) en jong talent Nadia Lorenzetti (41) geven antwoord. ‘Zoals een voetballer een WK-finale wil spelen, wil een strafpleiter het hoogste kwaad doorgronden.’

We schuiven aan voor een broodjeslunch in Lede ten kantore van Jef Vermassen, de oudste – en dus meest wijze – van het gezelschap. Belgisch kampioen assisenpleiten is hij, met 105 assisenzaken op de teller. De jongste jaren pleitte Vermassen meestal voor de slachtoffers, maar hij haalde ook een ongeëvenaard aantal vrijspraken (zestien) voor beschuldigden. Sven Mary, die zijn geuzentitel ‘advocaat van het krapuul’ met opgeheven hoofd draagt, heeft zestig assisenzaken achter de kiezen. En Nadia Lorenzetti – negentien assisenzaken – is een nieuwe, verfrissende verschijning op het assisentoneel.

Alle drie volgen ze met blinkende oogjes het assisenproces van Frie Palmers (Maaike Cafmeyer) in De twaalf. Jef Vermassen ziet het als een soort eerherstel voor zijn geliefde topsport, na alle slinkse aanvallen op assisen. Sven Mary gaf de programmamakers advies en is fan van de charismatische advocaat die Josse De Pauw neerzet: “Hij mag volgende week op ons kantoor beginnen.” Nadia Lorenzetti is dan weer heel benieuwd naar de geheime beraadslaging in de jurykamer: “Elke advocaat zou toch eens een vlieg willen zijn in die jurykamer? Waaróm heeft je cliënt zoveel jaar gekregen? Wie van de jury heeft zijn stempel doorgedrukt? Er zijn altijd voortrekkers en meelopers.”

‘Ik beeld me soms in hoe het is om daar zelf te staan: je leven wordt van naaldje tot draadje blootgelegd’

Voor het proces begint, wordt de jury uitgeloot, en kunt u als advocaat van de verdediging mensen wraken.

Vermassen: “O, de wraking, het meest gruwelijke moment van het proces! Daar zie ik telkens tegen op, omdat je niet wilt dat de verkeerde mensen in de jury gaan zetelen. Het verschil tussen een vrijspraak en een zwaardere straf is soms maar één jurylid.”

Mary: “We krijgen vooraf een lijst van negentig kandidaat-juryleden van wie er twaalf worden uitgeloot, en we proberen altijd zoveel mogelijk informatie over hen te vergaren. In de VS worden daar privédetectives voor ingezet, wij moeten het stellen met wat ze prijsgeven op sociale media.”

Lorenzetti: “Dat kan je wel een idee geven of de persoon breeddenkend is, of eerder een hokjesdenker. Als je wilt aantonen dat je cliënt onschuldig is, wil je mensen met een kritische blik, die niet automatisch meeredeneren met wat de politie en het parket vertelt. In het proces van Rasoul Ebadi, een Iraanse vluchteling die beschuldigd werd van de moord op zijn vriendin, wilden we vooral mensen die analytisch konden denken. Het slachtoffer was gestorven door een val van de trap, en de vraag was of ze gevallen was of geduwd door onze cliënt. Mijn confrater Frank Scheerlinck en ik waren heel blij dat er toen een ingenieur in de jury zat. We wilden aantonen dat het een aartsgevaarlijke trap was, waar je een lelijke val van kon maken. Dat is gelukt, en onze cliënt werd vrijgesproken.”

Wie wilt u zeker níét in de jury hebben?

Mary: “Mensen die door hun beroep mogelijk al met geweld in aanraking zijn gekomen, zal ik altijd weigeren: bankiers, postbodes, politiemensen. Het risico dat zij met een vooroordeel naar je cliënt kijken, is te groot.”

Vermassen: “Ik ben erg alert voor mensen die te kennen geven dat ze niet in de jury willen zetelen. Soms geven ze een reden op die niet door de voorzitter wordt aanvaard, maar die ik toch essentieel vind. In Brugge werd een boer opgeroepen die thuis honderd koeien had. ‘Die moeten allemaal om zes uur gemolken worden, meneer de voorzitter.’ De voorzitter had er geen oren naar, want het was geen wettelijke reden, maar ik heb die mens toch naar huis gestuurd. Dat is geen goed jurylid. Die ziet om zes uur ’s avonds geen assisenproces voor zich, maar een grote uier.

“Uiteraard let je ook op de mate waarin juryleden zich kunnen identificeren met het slachtoffer. Als het slachtoffer een jonge vrouw is uit een dorp, laat je best geen jonge vrouwen met hetzelfde profiel uit dezelfde streek toe.”

Letten jullie op het uiterlijk?

Lorenzetti: “Ik probeer de zuurtegraad op het gezicht te peilen. Rimpels zeggen veel. Lachrimpels rond de ogen of norse rimpels rond de mondhoeken, dat is een verschil.”

Vermassen: “In het proces van de beerputmoord, waar Rosie Verstraete terechtstond voor de moord op haar man, ben ik zo dom geweest om zeven vrouwen in de jury toe te laten. Dat zal mij nooit meer overkomen, want dat heeft me de vrijspraak gekost. De jury reageerde heel verdeeld, en uiteindelijk hebben de vrouwen en de mannen elk één kant gekozen: de zeven vrouwen zegden ‘schuldig’, de vijf mannen ‘onschuldig’.”

Voelt u zoiets al tijdens het proces aankomen?

Vermassen: “Van één van die vrouwen voelde ik al van in het begin van het proces dat het mis zat. In het begin ging ze ’s middags in haar eentje eten, op het einde gingen de zeven vrouwen altijd samen. Toen wist ik: ik hang, want ze gaan samenspannen. En zo is het ook gebeurd. Na de beerputmoord ben ik acht jaar uit assisen weggebleven, omdat ik het verdict zo onrechtvaardig vond. Er zijn tijdens de beraadslaging van het hof schandalige dingen gebeurd, waarop ik in mijn laatste boek nog zal terugkomen.”

Lorenzetti: “Je merkt soms dat je goed bezig bent aan de vragen van de jury. Als ze oogcontact zoeken, zit het meestal goed.”

Vermassen: “Je maakt pronostieken, maar je kunt je daar ook aan mispakken. Een assisenvoorzitter heeft me eens toevertrouwd dat hij ook altijd lijstjes maakt van wie volgens hem voor schuld of onschuld zal gaan. Maar als hij er dan bij de beraadslaging in de jurykamer bij zit, schrikt hij zich soms een ongeluk en blijken mensen soms compleet het tegenovergestelde te denken.”

Er zijn ook regionale verschillen: de assisenjury’s in Tongeren hebben bijvoorbeeld een strenge reputatie, omdat zij veel met drugsbendes en grenscriminaliteit te maken krijgen.

Mary: “Ik vind Brugge het onverbiddelijkst.”

Lorenzetti: “Daar zijn ze het meest conformistisch en gezagsgetrouw.”

Mary: “Brussel en Leuven zijn gematigder, maar hoe dichter je bij de kust komt, hoe strenger de mensen worden. Ik sta altijd te kijken van het onvoorwaardelijke geloof dat men in Vlaanderen heeft in politiemensen, alsof die zich nooit kunnen vergissen. Ik pleit ook in Wallonië, en daar zie je een groot verschil. Daar houden ze er rekening mee dat speurders ook maar mensen zijn die dingen kunnen ‘vergeten’ of over het hoofd zien. Kijk naar het proces van Bernard Wesphael (Waals ex-politicus die werd vrijgesproken van de moord op zijn vrouw in een Oostendse hotelkamer, red.). Dat werd in Henegouwen gehouden omdat hij een taalwijziging naar het Frans had gevraagd, maar als hij in Brugge voor assisen was moeten komen, was hij nóóit vrijgesproken.

“De voorzitter speelt ook een grote rol, want die zit tegenwoordig samen met de bijzitters bij de beraadslaging. Meestal zijn dat mensen met veel charisma en een sterke persoonlijkheid, naar wie de juryleden opkijken. Er zijn voorzitters die daar geen misbruik van maken en de jury niet proberen te beïnvloeden, maar je hebt er ook die bijna in hun eentje beslissen.”

Een assisenvoorzitter wordt toch verondersteld neutraal te zijn. Waarom maakt u een wegwerpgebaar, meester Vermassen?

Vermassen: “Dat ligt hier vol kruimels, hè. (lacht) De assisenjury’s zijn strenger geworden, merk ik al vele jaren, omdat er angst heerst onder de bevolking. De terreur van de afgelopen jaren, de soldaten op straat, dat maakt de sfeer bedrukt en de mensen bang. Als ze dan iemand voor zich krijgen die als crimineel wordt omschreven, krijgt die de volle laag. En de beroepsrechters volgen de trend: de strafmaat is de jongste jaren over de hele lijn de hoogte in geschoten.”

‘Ik beeld me soms in hoe het is om daar zelf te staan: je leven wordt van naaldje tot draadje blootgelegd’

Als u een jury wil overtuigen, hoe begint u daar dan aan?

Lorenzetti: “Mijn eerste assisenzaak in 2005 was een enorme leerschool. Ik kwam direct tegenover Jef Vermassen te staan en heb toen alle hoeken van de kamer gezien. (lachje) Op dat proces verdedigde ik een jongeman die twee twintigers had doodgeschoten tijdens een scoutsfuif, na een ruzie over een pintje. Vermassen was er voor de burgerlijke partij. Tijdens het proces toverde hij plots brieven van mijn cliënt tevoorschijn waaruit zijn neonazistische sympathieën bleken. En ik wist van niets! Die brieven zaten niet in het dossier. Je probeert dat nadien nog recht te trekken, maar het kwaad is geschied, want het beeld van de jury is gevormd. Nochtans was ik voor het proces vaak met mijn cliënt in de gevangenis gaan praten, maar blijkbaar niet doortastend genoeg. Nu voer ik die gesprekken met mijn cliënten anders dan in het begin, om dat soort verrassingen te vermijden.

“Hoe meer ervaring je hebt, hoe beter. Het is belangrijk om je dossier tot in de kleinste puntjes te beheersen. En je moet het lef hebben om op het juiste moment recht te springen en dingen recht te zetten als die verkeerd worden voorgesteld aan de jury. Timing is cruciaal.”

Vermassen: “Ja, je moet vingervlug zijn. Op een proces in Gent zei de procureur-generaal dat hij een bepaalde uitspraak van mijn cliënt zou voorlezen uit het dossier. Hij nam een papier uit de dikke stapel voor zich, en las een halve zin voor, tot aan de komma. Gelukkig kende ik die zin uit het hoofd – hij was me ook opgevallen – en ik wist: als je de rest van de zin leest, betekent hij precies het omgekeerde. Ik stond dus recht: ‘Dames en heren van de jury, de procureur is jullie aan het bedriegen. Het vervolg van de zin gaat namelijk zo…

“Ik heb daar een vrijspraak behaald. Niet alleen door dat incident, maar het vertrouwen van de jury in het Openbaar Ministerie was volledig weg. Dat komt ervan als je zo’n vuile truc probeert toe te passen op die twaalf burgers.”

‘Ik beeld me soms in hoe het is om daar zelf te staan: je leven wordt van naaldje tot draadje blootgelegd’

Een jurylid vertelde me dat het averechts werkt als je hen als onnozelaars behandelt.

Mary: “Dat is het probleem van veel advocaten, dat dedain voor gewone mensen. Juryleden denken anders dan wij, met onze juridische kronkels. Zij denken met hun gezond verstand, en ik stel me op dezelfde lijn als hen, zonder veel cinema te verkopen. Je moet het uitleggen zoals je het aan je moeder zou vertellen.

“Toen ik als jonge snaak aan de balie begon, waren er twee onbetwiste koplopers in assisen: Jef Vermassen en Piet Van Eeckhaut. Met één simpele vraag aan een getuige konden zij een heel verhaal brengen. En dat verhaal bleven ze maar herhalen, op allerhande manieren. Meesterlijk, hoe ze de jury zo beetje bij beetje op een andere manier naar een zaak deden kijken. Daar was ik stikjaloers op.”

Vermassen: “Getuigen oproepen is heel belangrijk. Eén getuigenis kan alles doen omslaan. Ik heb het meegemaakt in Brugge, toen ik een boer verdedigde die werd beschuldigd van moord. Hij zat te kaarten op café tijdens de jaarlijkse dorpskermis in Ingooigem, en had zin in seks. Zijn kaartvrienden vertelden dat hij daarvoor bij een weduwe in het volgende dorp moest zijn, en hop, hij rijdt daar onmiddellijk naartoe. Hij gaat binnen bij die vrouw, en vijf minuten later is ze dood.

“Op het proces wordt de buurman van de weduwe opgeroepen als getuige. Ik verwachtte daar niet veel van, omdat hij op het ogenblik van de feiten thuis was en dus niets kon gezien hebben. Maar goed, de voorzitter begint hem doortastend te ondervragen omdat hij het gevoel heeft dat die man meer weet. Uiteindelijk vertelt de buurman – een beetje schoorvoetend want hij is beschaamd – dat er maar een dunne muur zit tussen zijn eigen huis en dat van de vermoorde weduwe. Hij had lawaai gehoord, zijn oor tegen de muur gelegd en had alles gehoord. Een oorgetuige.

“‘Wat hebt ge dan gehoord?’, vraagt de voorzitter. En de oorgetuige vertelt het hele verhaal zoals mijn cliënt de scène zelf beschreven had. Dat hij daar binnenkomt: ‘Is het hier dat ik moet zijn om seks te hebben?’ Dat de vrouw protesteert en roept dat ze de politie gaat bellen, dat ze al telefonerend over het salontafeltje struikelt, dat mijn cliënt haar probeert tegen te houden met zijn hand voor haar gezicht, en dat zij in zijn vingerkootje bijt, wat zeer pijnlijk is. ‘Ai!’ hoort de buurman hem roepen door de muur, en daarna niets meer. De vrouw was slap gevallen, zoals de boer het zelf uitdrukte. Zijn verhaal is door die oorgetuige bevestigd, en de jury heeft hem vrijgesproken. Dat is het voordeel van assisen, dat er nieuwe elementen kunnen bovenkomen die beslissend zijn.”

Voelt u een proces soms kantelen?

Vermassen: “(knikt) Een detail is genoeg. Onlangs op een proces in Brugge: een man had zijn vriendin gedood en volledig opengesneden, van keel tot vagina, en haar ingewanden eruit gehaald. De wetsdokter kwam getuigen en voegde er nog een kleinigheid aan toe: toen de dader het hart eruit haalde, klopte het nog. Een vernietigend detail. De man heeft levenslang gekregen, met nog eens tien jaar terbeschikkingstelling bovenop.”

Lorenzetti: “In de zaak van de Iraanse vluchteling Ebadi voelden we het tij keren toen we zelf een experiment toonden waarbij we een pop van de trap lieten vallen. Volgens het Openbaar Ministerie was het slachtoffer in een atypische houding onder aan de trap gevonden en kon het niet anders dan dat ze was geduwd. Maar ze hadden niet onderzocht hoe je landde als je van die trap viel! Toen we het filmpje toonden in de assisenzaal, voelden we het enthousiasme van de jury. Ze popelden om alles te kunnen zien, we moesten het verschillende keren afspelen. Toen wisten we: we hebben een kans.”

Timing lijkt me ook hier erg belangrijk. Wanneer komt u met een argument dat uw cliënt kan vrijpleiten?

Mary: “Veel advocaten zijn te ongeduldig. Ze willen zo snel mogelijk met hun elementen uitpakken – ‘Kijk eens wat ik allemaal gevonden heb!’ – terwijl je je moment heel zorgvuldig moet uitkiezen.

“Twee jaar geleden pleitte ik voor een beschuldigde in een zaak waar een jongen met een mes was doodgestoken in de metro. Mijn cliënt hield vol dat hij onschuldig was. Ik had daar ook bewijzen voor gevonden: een Facebook-conversatie van een derde verdachte, waarin die de feiten toegeeft en vertelt hoe hij de schuld in de schoenen van mijn cliënt zal schuiven. Natuurlijk heb je al van dag één zin om met die Facebook-berichten uit te pakken. Niets zo leuk als de speurders met hun powerpointpresentatie onderuit te halen met zo’n bommetje. Maar ik heb gewacht tot net voor de eindpleidooien, toen iedereen dacht dat alles gezegd was. Toen stond ik op: ‘Ik heb nog een stuk in het dossier neer te leggen…’ Het kot was te klein. Speurders werden teruggeroepen, ze probeerden te doen uitschijnen dat de berichten vervalst waren, maar dat is niet gelukt.”

Vermassen: “Je moet je troeven op zak houden. Ik bewaar meestal nog een verrassing voor mijn eindpleidooi.”

‘Ik beeld me soms in hoe het is om daar zelf te staan: je leven wordt van naaldje tot draadje blootgelegd’

Zoals die keer toen u plots drie paar laarzen voor de neus van de jury zette?

Vermassen: “Dat was in een proces waar ik Ludo Haenen verdedigde. Hij was één van de beschuldigden in een afrekeningszaak waarbij het slachtoffer geëxecuteerd was, in de koffer van een auto was gestopt en in brand gestoken. De speurders hadden een voetafdruk in de sneeuw gevonden die overeenkwam met de legerbottines van Haenen. Die bottines waren volgens de speurders uniek en maar in één winkel in heel België te koop. Toen ben ik voor mijn eindpleidooi gaan winkelen in Antwerpen en Tongeren, en daar heb ik nog twee identieke paar laarzen gekocht in twee verschillende winkels. ‘Zo uniek zijn die laarzen, dames en heren van de jury.’ Mijn cliënt is vrijgesproken bij gebrek aan bewijs.”

In De twaalf heeft de advocaat van Frie Palmers duidelijk een vertrouwensband met zijn cliënte. Gaat het bij jullie ook zo?

Mary: “Ik vind dat realistisch, ja. Een onderzoek duurt soms jaren voor je naar assisen gaat en vaak ken je je cliënten ook al jaren. Je gaat hen opzoeken in de gevangenis en je groeit naar elkaar toe, omdat je samen een front vormt. Je bent dikwijls de laatste strohalm. Dat vertrouwen wil je waard zijn.

“Ik heb hard gevochten voor Bruce Sauw, een jongen die verdacht werd van de moord op een meisje tijdens de nieuwjaarsnacht van 2001, in Florenville. Hij was nog minderjarig op het ogenblik van de feiten, maar is toch voor assisen moeten verschijnen. Ik geloofde in zijn onschuld – vandaag nog altijd trouwens. Ik zag hem een beetje als mijn kleine broertje dat ik moest beschermen tegen de onrechtvaardigheid en de tunnelvisie van de speurders. Toen hij toch werd veroordeeld, ben ik daar kapot van geweest. Jaren later is een jurylid van dat proces me komen zeggen dat ik gelijk had. Ik zat op het strand met mijn dochters en er kwam een man naar me toe: ‘U kent me niet, maar ik was nummer 7. Het proces van Bruce Sauw, weet u nog? U had gelijk, hij was onschuldig.’”

Lorenzetti: “Het is ontzettend zwaar om je cliënt te zien veroordeeld worden als je gelooft in zijn onschuld. Ik heb het ooit meegemaakt met een man die ik samen met Nina Van Eeckhaut verdedigde. Het ging om een val – of een duw – van een appartementsgebouw. We hebben toen de ziel uit ons lijf gepleit. De jury bleef zes uur lang beraadslagen, we wisten dus dat er veel discussie was. Ik weet nog dat Nina en ik handjes vasthielden onder de bank terwijl de voorzitter het verdict voorlas… Het woord ‘schuldig’ kwam aan als een slag van de hamer.”

Worden cliënten soms vrienden?

Vermassen: “Liefst niet. Je hebt een band, omdat je emotioneel zo dicht bij hen hebt gestaan, maar je moet genoeg afstand houden.”

Mary: “Eén cliënt heb ik ooit op een kerstdiner bij mij thuis uitgenodigd: Thierry Dalem, de luitenant van Marcel Habran, peetvader van het Belgische banditisme. Zijn bende had verschillende overvallen en huurmoorden gepleegd. Een gigantisch dossier, maar Dalem kende het vanbinnen en vanbuiten; het was een intellectueel plezier om samen met hem in de gevangenis aan de zaak te werken. Toen hij vrijkwam, na negen jaar, belde hij me. Het was 23 december en ik vroeg of hij al plannen had voor kerst. Dat jaar hadden we een lastminutegast op het kerstdiner, die dronken werd van zijn eerste glas whisky omdat hij zo lang geen alcohol had gedronken in de gevangenis. Ik zou het geen vriendschap noemen, maar we hebben nog altijd contact. Toen ik door iedereen verguisd en uitgespuwd werd omdat ik Salah Abdeslam verdedigde, was hij de eerste die me belde om me te steunen.”

Lorenzetti: “Veel van mijn cliënten zijn echt eenzaam. Het is opvallend hoe weinig vrienden je plots hebt als beschuldigde. Niemand heeft nog een goed woord voor je over. Dan moet je er staan voor je cliënt. Je wéét dat hij misschien vreselijke dingen heeft gedaan, maar daar probeer je afstand van te nemen.

“Ik beeld me soms in hoe het is om daar zelf te staan: je leven wordt van naaldje tot draadje blootgelegd, details worden uitvergroot om een doortrapte slechterik van je te maken…”

Enig idee wat een gerechtspsychiater over jullie zou zeggen?

Vermassen: “O, ik zou een narcist zijn, een mediageile ambetanterik!”

Mary: “Mij zouden ze portretteren als agressief en arrogant, met een verschrikkelijk ego…”

Vermassen: “(droog) Allemaal waar, natuurlijk.”

Mary: “Je leven daar zien defileren is op zich al een straf. Alles wat je ooit gedaan hebt, wordt herbekeken in het licht van die ene daad waarvoor je terechtstaat. Ik mag er niet aan denken.”

Soms zijn uw cliënten ongeleide projectielen.

Lorenzetti: “Ik heb ooit een cliënt gehad die op de laatste dag van het proces, net voor de pleidooien, zijn hele versie veranderde. Dan zakt de grond onder je voeten weg.”

Mary: “Ik heb het ook een keer meegemaakt: een jongen die een moord eerst twee jaar lang ontkend had, begon twee dagen voor het einde van het proces allerlei bekentenissen af te leggen. Op dat ogenblik voel je je alleen op de wereld, maar dat mag je niet aan de jury laten blijken. Je moet het van je af laten glijden met de glimlach, en hopen dat er snel een pauze komt.”

Vermassen: “Wij houden dikwijls onze adem in als de beschuldigde het laatste woord krijgt. Een confrater stond zich in Hasselt in het zweet te pleiten: ‘Er is grote twijfel, die moet in het voordeel van de verdachte spelen. Bij gebrek aan bewijzen vraag ik de vrijspraak.’ Dan geeft de voorzitter de beschuldigde het laatste woord, die staat op en zegt: ‘Ik zal het nooit meer doen, meneer de voorzitter.’ Je cliënt is soms je grootste vijand.”

Verwacht u van een cliënt dat hij eerlijk tegen u is?

Vermassen: “Ik wel. Anders kan ik niet met volle overtuiging pleiten. Ik weet dat sommige strafpleiters daar anders mee omgaan en het liever niet willen weten. Dat is misschien veiliger als het gaat over een cliënt uit een zwaar crimineel milieu, maar ik moet het allemaal tot in het kleinste detail weten.”

Mary: “Bij passionele drama’s is dat inderdaad beter, maar in het zware criminele milieu denken mensen anders, en geldt nog altijd het codewoord ‘zwijgen’.”

In Nederland is in september advocaat Derk Wiersum doodgeschoten, omdat hij een kroongetuige verdedigde in een drugszaak.

Vermassen: “Ik heb één troost: als dat hier in België gebeurt, zal het met Sven Mary zijn. (hilariteit)

Denkt u daar soms aan, meester Mary?

Mary: “Elke week. Als het regent in Amsterdam, druppelt het in Antwerpen. Twee weken geleden waren er nog maar eens vijf granaatinslagen en schietincidenten in het drugsmilieu. Een gevaarlijke evolutie.

“Er zijn twee soorten bedreigingen: die uit het criminele milieu – en dan gaat het over liquidaties – en die van het volk dat kwaad is dat ik bijvoorbeeld Salah Abdeslam verdedig en niet onmiddellijk laat executeren. In België is niets meer grijs. Er is alleen nog zwart en wit. En dan krijg je de razernij van het volk over je heen, daarin aangemoedigd door de media. Kijk naar wat Jef is overkomen na de parachutemoord.”

Vermassen: “Het is niet leuk meer als de politie dag en nacht voor je deur staat, thuis en voor je kantoor. Ik heb daar zelf nooit om gevraagd, maar als je een anonieme brief krijgt van iemand die schrijft dat hij je kleinkinderen gaat vermoorden, dan geven ze natuurlijk politiebescherming.”

Zijn jullie soms bang?

Vermassen: “Ik ben alleszins voorzichtig.”

Mary: “Bang voor mezelf ben ik nooit geweest, wel voor mijn kinderen. Zij zijn mijn kwetsbaarheid. Ik woon in een dorp, aan de rand van een bos tussen de boerderijen. Je moet al heel straf zijn om mijn privéadres te vinden. Midden in de heisa rond Abdeslam is iemand op klaarlichte dag bij mij een brief in de bus komen steken, met de boodschap dat hij mijn ‘hoeren van dochters gaat kelen’, met de voornaam van mijn twee kinderen er bij. Toen is er wel politiebescherming gekomen.

“Je leert anders te leven. Als ik naar huis ga, neem ik nooit twee avonden na elkaar dezelfde weg. Je bent voortdurend op je hoede. Met dank aan minister Jan Jambon, die doodleuk voor de camera’s kwam zeggen dat het een schande was dat ik voor iemand als Abdeslam een procedurefout pleitte. Als een minister van Binnenlandse Zaken zoiets over jou zegt, ben je plots loslopend wild.”

U verdedigt Abdeslam volledig gratis. Hoeveel moet ík betalen als iemand van jullie mij moet verdedigen op een assisenproces?

Vermassen: “Als u mij een voorschot geeft, zal ik het u vertellen. (lacht)

Mary: “Ik reken gemiddeld 25.000 euro per week. Maar het hangt af van de zaak. Sommige zaken doe je gewoon pro bono, omdat de zaak juridisch of mediatiek interessant is. Van assisen word je niet rijk, dat doe je uit passie.”

Lorenzetti: “Ik kijk eerst naar de financiële mogelijkheden van een persoon. Als je kiest voor strafrecht, wil je sowieso vechten voor de underdog. Op dat ogenblik is dat financieel slecht voor mijn kantoor, maar ik zal geen seconde twijfelen om die persoon dan toch pro Deo te helpen.”

Vermassen: “Ik doe sommige dingen ook gratis. Ik heb destijds een zeventienjarige jongen bijgestaan die zijn ouders en zus had vermoord. Wat moest ik hem aanrekenen? Hij had geen cent. Maar ik had medelijden en vond de zaak interessant.”

Waaróm verdedigt u Abdeslam, meester Mary?

Mary: “Simpel: als voetballer wil je graag een WK-finale spelen, als strafpleiter wil je het hoogste kwaad doorgronden. In een bankoverval of een drugsdeal draait het om geld, daar is weinig over te vertellen. Maar hier gaat het over jezelf laten ontploffen op een openbare plek. Plekken waar ik ook had kunnen zitten: een voetbalstadion in Parijs, een terrasje of een concertzaal... Je wilt begrijpen wat mensen ertoe brengt om dat te willen doen, je wil binnendringen in hun hoofd. Abdeslam is nu ook in verdenking gesteld voor de aanslagen in Brussel. Juridisch wordt dat interessant, want hij zat op dat ogenblik al in de gevangenis. Het assisenproces gaat zes maanden duren. Vind maar eens een jury die zich zo lang kan vrijmaken, én die de techniciteit van zo’n ingewikkeld terreurdossier kan begrijpen.”

Vermassen: “Terrorismeprocessen zou men inderdaad beter niet voor een volksjury brengen. Je stelt de juryleden nodeloos bloot aan angst en risico’s. Mensen zijn bang om vragen te stellen, omdat er misschien handlangers in de zaal zitten. Dan ben je niet objectief bezig.”

Mary: “Als ik nu aan de verdediging van Abdeslam moest herbeginnen, zou ik het anders aanpakken. Ik zou nooit meer verantwoorden waarom ik het doe. Ik heb dat te veel gedaan, omdat ik dacht dat alles dan ging kalmeren. Ik ben wel bestand tegen een beetje heisa, maar dat had ik nooit meegemaakt.

“Je cliënt moet het ook waard zijn. Als hij voor de rechtbank alleen maar Koranverzen voorleest en weigert om me een hand te geven omdat ik een ongelovige ben, welk mandaat heb je dan nog als advocaat? Abdeslam is aangehouden op 18 maart 2016, en na het eerste verhoor waar hij zijn volledige medewerking verleende, dacht ik dat we een totaal andere weg zouden inslaan. Maar enkele dagen later waren er de aanslagen en is hij volledig dichtgeklapt.”

Hebt u spijt dat u de zaak hebt aangenomen?

Mary: “Nee. De enige spijt die ik heb is dat mijn kinderen er bang door zijn geworden. Ik heb een dochtertje van 10 dat vandaag heel veel angsten heeft. Bij het minste geluid in haar kamer raakt ze in paniek, ze doorkruist heel moeilijke nachten. Soms zegt ze me: ‘Papa, je mag niet onvoorzichtig zijn.’ Dat verpulvert me, emotioneel. Alleen daarom zou ik het niet opnieuw doen.”

Waarom zijn er zo weinig vrouwelijke strafpleiters, meester Lorenzetti?

Lorenzetti: “Ik heb daar geen antwoord op. Zelf zou ik niets anders willen doen. Maar het is een erg veeleisende job, je moet heel hard werken, ook in het weekend. Ik denk dat het moeilijk te combineren zou zijn met kinderen – zelf heb ik er geen. Dat zal wel meespelen.

“Het is natuurlijk een door en door mannelijke wereld, waar het er heel grimmig aan toe kan gaan.”

Vermassen: “We hebben samen in een assisenproces gepleit, en ik heb haar gefeliciteerd met haar niet-agressieve aanpak. Je zit in een strijdtoneel waar ego’s botsen en waar gevochten wordt met woorden. Meester Lorenzetti deed daar niet aan mee, en net daarom maakte ze indruk.”

‘Ik beeld me soms in hoe het is om daar zelf te staan: je leven wordt van naaldje tot draadje blootgelegd’

Tussen Sven Mary en Jef Vermassen kon het soms ook bitsig worden.

Mary: “Dat lag aan mij. Ik was jong en wilde me tonen door stoer te doen. Er zat venijn in wat ik toen over Vermassen vertelde. ‘Die pleit alleen voor slachtoffers, dat is makkelijk.’ Terwijl ik natuurlijk wilde dat hij me opmerkte, ik was jaloers op zijn succes. Maar je wordt ouder en wijzer.”

U bent intussen 72, meester Vermassen, en u werkt nog altijd keihard. Hoelang nog, denkt u?

Vermassen: “Toch nog een paar jaar. Ik heb nog tien assisenprocessen in de pijplijn zitten. Ik kan het niet laten, ik doe het te graag. Ik wil onder de mensen komen, naar hun miserie luisteren en hen helpen. En ik wil niet oud zijn. Als je stopt, word je een heel ander mens. Ook maatschappelijk: je wordt minder gewaardeerd en minder gevraagd.

“Ik heb nóg een reden waarom ik bezig blijf: ik ben bang van dementie. Ik heb mijn moeder en schoonmoeder zien dementeren, en mijn grootste angst is dat het mij ook overkomt. Uit een Japanse studie blijkt dat de bevolkingsgroep die het minst dementeert de advocaten zijn. Omdat zij elke dag gymnastiek doen met de hersenen. Elke dag een ander verhaal, een ander dossier, andere namen. Dus zeg ik tegen mezelf: blijf bezig.”

Je moet je ook blijven wapenen tegen het cynisme en sadisme in moorddossiers. Wordt dat nooit te veel?

Vermassen: “Dat is het moeilijkste deel van het werk. Het ergst vind ik kindermoorden. Die beelden achtervolgen mij soms jarenlang. De baby’s die in de crèche Fabeltjesland door Kim De Gelder zijn doodgestoken... Ik zie nog altijd de foto van die grote lege zaal met in het midden dat dode ventje, helemaal alleen. Of het kleine meisje Luna, dat in Antwerpen door Hans Van Themsche is doodgeschoten. Van Themsche had speciale dumdumkogels gekocht om grote gaten te maken. Je kon de straatstenen zien door het lichaam van Luna. Dan moet ik in het weekend mijn kleinkinderen knuffelen, hoor.

“En ik zie de gruwel nog toenemen. Vorig jaar, toen de pers het nodig vond om te berichten dat ik met mijn Tesla in panne was gevallen op de autosnelweg, kwam ik van een reconstructie van een moord. Eén van de meest ijzingwekkende, onmenselijke moorden van een seriemoordenaar die ik ooit heb gezien. Ik heb ernaar zitten kijken met de vader van het slachtoffer. Ik was nadien zo de kluts kwijt dat ik niets heb gemerkt van de oproepen van Tesla, die mij wilden verwittigen dat ik de batterij moest bijladen.”

Mary: “Professioneel heb ik er geen moeite mee. Ik kan een autopsierapport lezen terwijl ik een pistolet eet. Je registreert die gruwel wel, maar je denkt er niet over na, je laat het niet toe. Maar de tol is wel dat ik steeds slechter slaap. ’s Nachts komen die beelden terug, en dan denk ik er wel over na, als mens. De wreedheid, de rottigheid, het leed. Dat valt me steeds zwaarder.”

Wat doen jullie om af te kicken?

Mary: “Ik boks.”

Vermassen: “In mijn kantoor ben ik omringd met kunstwerken. Die geven mij energie. Als ik een vervelende telefoon krijg, kijk ik rond, en dat helpt. Kunst heelt de ziel.”

Lorenzetti: “Na een assisenproces moet ik altijd een nacht gaan feesten. Dat heb ik nodig om de spanning en de ellende van mij af te gooien. Liefst met de mensen die het proces ook hebben meegemaakt.”

Mary: “Ik wil wel een assisenzaak met jou doen, hoor.”

© Humo