Direct naar artikelinhoud
Interview

Debbie Verstraeten en Lotte Claes, de vrouwen van ‘Kamp Waes’: ‘Ik zou gerust zo’n alfamannetje bij de Special Forces willen zijn’

Debbie Verstraeten en Lotte Claes, de vrouwen van ‘Kamp Waes’: ‘Ik zou gerust zo’n alfamannetje bij de Special Forces willen zijn’

Vier vrouwen raakten door de selectie van het Eén-programma Kamp Waes, maar na de eerste dag van de loodzware Special Forces-training bleven er nog twee over: Lotte Claes (26) en Debbie Verstraeten (37). Wat bezielde de twee vrouwen om zich met die straffe mannen te willen meten?

Claes: “Ik ben als kind altijd een halve jongen geweest. Ik ging voetballen en bouwde kampen. Thuis zitten en met poppen spelen, dat interesseerde me niet. Op mijn veertiende heb ik samen met mijn maten een gebouw gekraakt en er ons kamp van gemaakt.

“Toen ik ben beginnen te sporten, leefde ik er meteen helemáál voor. Tijdens mijn opleiding verpleegkunde deed ik nét genoeg om te slagen. Ik spijbelde zelfs om te kunnen gaan trainen. Daar is thuis veel oorlog over gevoerd, maar ach, daar word je alleen maar sterker van.”

In Kamp Waes zei je over jezelf: ‘Ik ben een hard persoon.’

Claes: “Ik laat niet vaak mijn emoties zien. Ik weet eigenlijk niet of ik wel zoveel emoties heb. (lacht)

Een harde verpleegkundige: daar zag ik toch een contradictie in.

Claes: “In mijn eerste jaar als verpleegkundige heb ik op de dienst pneumo-oncologie gewerkt (waar longkankers worden behandeld, red.). Daar merkte ik al snel: dit is niets voor mij. Je moet er heel erg empathisch zijn, maar bij mij moeten de zaken net snel vooruitgaan. Daarom voel ik me veel beter op de spoedafdeling, waar ik nu werk. Daar moet ik – tak, tak, tak! – van het ene slachtoffer naar het andere. En als je al die zware verwondingen ziet, is het juist een voordeel als je je emoties aan de kant kunt schuiven.

“Ik trek die lijn soms door in het dagelijkse leven. Mijn papa is tweeënhalf jaar geleden overleden aan kanker. Ik zag daar wel van af, maar ik ben twee dagen nadien gewoon weer gaan werken. Misschien ben ik wel een tijdje wat stiller geweest, maar in het openbaar heb ik nooit mijn verdriet getoond.

“Dat harde is niet altijd positief, natuurlijk. Ik weet dat wel.”

Wat bedoel je? Dat je niet verliefd wordt, bijvoorbeeld?

Claes: “Op dit moment heb ik geen vriend. Ik word wel verliefd, maar dat gebeurt niet snel. Ik zal me niet vaak door mijn emoties laten leiden. Dat is voor anderen soms niet makkelijk. Ik heb een relatie gehad van drieënhalf jaar en mijn partner vond het lastig dat ik mijn gevoelens zo weinig toonde. Hij moest ze er bijna uit sleuren.”

Zelf heb je er nooit last van?

Claes: “Misschien krop ik dingen iets te veel op, maar zelf heb ik daar geen problemen mee. Als ik gefrustreerd ben, of een drukke dag heb gehad op het werk, dan sport ik gewoon een paar uur en is alle stress weer weg.”

Je werd dit jaar Belgisch kampioene duatlon, Lotte. Jij, Debbie, behaalde die titel in 2014 ‘per ongeluk’.

Verstraeten: “Ik was me aan het voorbereiden op de Ironman van Hawaï en had me ingeschreven voor het BK duatlon, bij wijze van training. En toen won ik. Dat was wel leuk.”

Claes: “Dat is talent, hè.”

Verstraeten: “Ik bewonder jou ook, hoor. Ik vind duatlon veel zwaarder dan triatlon. In een triatlon begin je met 3,8 kilometer zwemmen, waarbij je de tijd krijgt om in je ritme te komen. Een duatlon begint met lopen en dan moet je er meteen met 15 à 16 kilometer per uur invliegen.”

Jij leeft nu voor je sport, Debbie, maar toen je in Leuven studeerde, sportte je nauwelijks.

Verstraeten: “Ik heb mijn licentiaat economie gehaald. Maar als je me tijdens mijn eerste jaar in Leuven bezig had gezien, had je geen cent gegeven voor mijn kansen. Ik heb alleen maar gefeest en had voor elk vak tweede zit. Mijn ouders hebben toen gezegd: ‘Je mag nog één jaar proberen, maar dat is de laatste kans die je krijgt.’ Vanaf dan was ik elk jaar met grote onderscheiding geslaagd.

“Ik was door al dat feesten ook flink bijgekomen en voelde me niet meer zo goed in mijn vel. Ik dacht: ik moet anders gaan eten en beginnen te sporten. Ik heb eens tae-bo geprobeerd, en op den duur deed ik dat elke dag.”

Je bent iemand van extremen.

Verstraeten: “Dat is wat iedereen zegt, ja. Ik doe dingen nooit ‘een beetje’. (lacht) Dat is ook de reden waarom ik mijn goedbetaalde baan bij Bank van Breda heb opgezegd. Ik wilde triatlons doen, maar door mijn job had ik het gevoel dat ik me niet voor de volle 100 procent aan mijn sport kon wijden – ik trainde voor en na het werk. Ik heb toen loopbaanonderbreking gevraagd, maar tijdens het gesprek daarover zei mijn baas: ‘Wat ben je daarmee? Dan zit je over drie maanden weer met hetzelfde probleem. Zou je niet beter ontslag nemen?’ Ik heb twee nachten wakker gelegen over wat ik moest doen, en mijn vriend en ouders hebben ook wel wat weerstand geboden, maar uiteindelijk heb ik mijn job opgezegd.

“Het was niet simpel om plots mijn plan te trekken met een gehalveerd loon, maar ik ben nog altijd blij dat ik toen die stap heb gezet. Intussen heb ik mijn diploma’s gehaald van crossfitcoach en personal trainer, en heb ik mijn eigen trainingscentrum. Ik kan me nu helemaal wijden aan crossfit en mijn passie doorgeven aan anderen.”

Wat vindt je vriend daarvan?

Verstraeten: “Die steunt me in alles. Als ik vroeger ging trainen met de fiets, reed hij mee op zijn brommertje. En als ik ging lopen, zat hij naast me op de fiets.”

Claes: “Echt? Wauw!”

Verstraeten: “Ik weet het, zoals hem vind ik nooit een tweede.”

Wat vond hij ervan dat je in je ondergoed rondliep tussen al die gespierde mannen?

Verstraeten: “Niks. Ik heb daar zelf ook geen seconde bij stilgestaan.”

Claes: “Ik ook niet.”

Verstraeten: “Ik denk niet dat die gasten met ons bezig waren, in onze hoedanigheid van vrouw. Heb je gezien hoe ik er na twee dagen uitzag?! Toen ik de eerste aflevering bekeek, dacht ik: chance dat het geen schoonheidswedstrijd is. Ik hou er trouwens niet van om gekeurd te worden. Dat is de reden waarom ik gestopt ben met bodybuilding.”

Waarom was je dan begonnen met bodybuilding? Was dat een extreme uitloper van je verlangen om je lichaam weer in vorm te krijgen?

Verstraeten: “Ja. Ik heb niet echt een eetprobleem gehad, maar ik heb wel met mijn gewicht geworsteld. Sporten gaf me het gevoel volledige controle over mijn lichaam te hebben, en met bodybuilding kon ik het helemaal boetseren. Ik probeerde mijn lichaam zo ‘droog’ mogelijk te krijgen. Op het einde van mijn carrière had ik een vetpercentage van 4 procent.”

Claes: “4 procent, als vrouw? Dat is bijna onmogelijk!”

Verstraeten: “Ik zit nu rond de 16 procent. Jij rond de 12 procent, zeker?”

Claes: “Tijdens het duatlonseizoen wel, ja.”

Verstraeten: “4 procent is extreem. Het is ook niet houdbaar. Als je zo weinig eet, kom je in een emotionele rollercoaster terecht. Je verzwakt en verliest je focus. Toen ik op een gegeven moment weer even normaal begon te eten, zag ik mijn buikje groeien en dacht ik: ik was tevredener met dat andere lichaam.

“Ik wilde af van die verstikkende hoogtes en laagtes. En ook van die vleeskeuring die een bodybuildingwedstrijd is. Je traint je te pletter en dan beslissen vier juryleden op een stoeltje of jij wint of niet – en val je misschien af omdat iemand je tattoo niet mooi vindt. In een triatlon heb je het veel meer zelf in de hand of je als eerste over de meet komt.”

Jouw tattoo, ‘Without struggle there is no strength’, is een strofe uit ‘Relentless’ van Walls of Jericho. Klopt het dat je zelf gitaar hebt gespeeld in een metalband?

Verstraeten: “Op de muziekschool speelde ik dwarsfluit, maar toen ik naar punkrock begon te luisteren, heb ik een elektrische gitaar gevraagd en ben ik lessen gaan volgen. In de krant las ik dat een Turnhoutse metalband een gitarist zocht. Ik heb auditie gedaan en mocht meteen beginnen. Ik was de enige vrouw en heb een paar jaar opgetreden voor zalen vol headbangende mannen. Dat was zalig. (lacht)

Lotte Claes.

Was het ook dat wat jullie dreef in Kamp Waes: niet willen onderdoen voor mannen?

Verstraeten: “Er is veel discussie geweest of het wel eerlijk was dat onze rugzak, net zoals die van de mannelijke kandidaten, 20 kilo woog. Maar ik zou het vreselijk hebben gevonden als ze het gewicht voor ons hadden aangepast.”

Claes: “Ik ook.”

Het probleem is blijkbaar niet het gewicht, maar dat die rugzakken zijn ontworpen naar de anatomie van de man, bij wie de meeste kracht in de schouders zit. Vrouwen hebben veel kracht in de heupen: hun rugzak zou beter daarop steunen. Vrouwelijke soldaten hebben dat al vaak aangekaart.

Claes: “Het was inderdaad wel zo dat de heupriem veel te wijd was voor mij. Ik kon die niet strak aantrekken waardoor hij aan mijn schouders bungelde en steeds rond mijn lichaam draaide.”

Was je blij met je bijnaam Tengere Lotte?

Claes: “Dat ik tenger ben, is gewoon een feit. Ik heb niet veel spieren en weinig kracht. Dat was een groot minpunt tijdens veel proeven.”

Het is vooral de mindset die de doorslag geeft, zeiden Special Forces-operators Fly en Stijn steeds.

Claes: “Vooral tijdens de droppings speelde het mentale aspect. In het donker mijn weg vinden in het bos, dat ging echt niet.”

Het lijkt me een bijna onmogelijke opdracht voor iemand die nooit een opleiding kaartlezen heeft gekregen. Iedereen, behalve nestor David, brak zijn tanden daarop stuk.

Claes: “In de echte opleiding ondergaan de rekruten pas zo’n dropping nadat ze een cursus hebben afgerond en vier maanden hebben kunnen oefenen. De kaart die wij kregen, dateerde uit 1993. Sommige paden lagen er niet meer en de schaal was ook piepklein: je kon er geen detail op zien.”

Verstraeten: “Bovendien moesten we door onze nachtkijker naar die kaart kijken, waardoor we geen verschil zagen tussen waterwegen, hoogtelijnen en paden.”

Die opdracht heeft jou gebroken, hè Lotte?

Claes: “Ja. Ik had de hele nacht rondgelopen in de kou met die zware rugzak, was tien keer voorbij hetzelfde punt gelopen en dacht om zes uur ’s morgens – een uur nadat ik had moet aankomen: als ik dit niet kan, verdien ik het niet om nog mee te doen. Het was de eerste keer in mijn leven dat ik het gevoel had: ‘Ik heb gefaald.’ Ik heb het daar nog steeds lastig mee, en denk elke avond wel even: damn, had ik toch niet beter doorgezet? Ik lig daar nog altijd van wakker.”

Die mindset waar het altijd maar over gaat in Kamp Waes, weten jullie eigenlijk waar die om draait?

Verstraeten: “Niet opgeven. Je hebt gezien: mijn hiel lag helemaal open en mijn nagel was er bijna af. Maar je mag nooit opgeven. Je lichaam zal altijd veel sneller protesteren dan nodig. Daar mag je niet naar luisteren.”

Claes: “Nu, je moet ook wel de grenzen van je lichaam respecteren. In de eerste aflevering heeft Riet niet geluisterd naar haar lichaam: na de Bergham Run (in 50 minuten 8 kilometer rennen met 20 kilo op je rug, red.) is ze in zwijm gevallen. Riet is een 400- en 800 meter-loopster. Ze is het gewend om korte inspanningen te leveren, terwijl wij als duursporters onze energie beter kunnen doseren.”

Het allermoeilijkste vonden jullie, volgens mij, dat jullie op geen enkel moment wisten wat er ging gebeuren.

Claes: “Inderdaad. Atleten leven heel gestructureerd: vaste trainingsschema’s, veel slaap, gezond eten. Bij Kamp Waes stond niets vast: ze maakten je ’s nachts opeens wakker, je werd gedropt in the middle of nowhere, je kreeg niet altijd eten. Ik denk dat ik in de drie dagen dat ik er was twee uur heb geslapen. Vooral dat vond ik verschrikkelijk. Ik ben een slechte slaper: het moet voor mij echt muisstil zijn en ik slaap altijd met oordoppen. Omdat we voor ons vertrek alle extra’s moesten afgeven, ben ik zo eerlijk geweest om mijn oordoppen in te leveren. Anderen hadden die van hen wél bijgehouden, merkte ik daarna, maar toen was het te laat: er waren een paar zware snurkers mee.”

Verstraeten: “Ik, onder meer. (lacht) Weet je, Lotte, wat Joris – de psycholoog die onze vooraf testte – tegen mij zei? ‘Ik denk dat je ver kunt raken, maar één ding moet je me beloven: laat de structuur die je gewend bent helemaal los, want je gaat geen houvast hebben.’

“Mijn vrienden zeiden vooraf ook allemaal: ‘Ga jij dat wel kunnen, met jouw eetgewoonten?’ Als je mij vraagt wat ik de laatste vijf jaar heb gegeten – hoeveel calorieën, koolhydraten en eiwitten per dag – dan kan ik je daar perfect op antwoorden. Ik werk met een app waarmee ik mijn maaltijden tot in detail plan, in functie van mijn trainingen. Maar in Kamp Waes heb ik witte boterhammen met choco zitten eten – iets wat ik zeker vijftien jaar niet meer had gedaan. Omdat ik wist: als ik dat níét doe, haal ik het straks niet.”

Heb je angsten moeten overwinnen tijdens Kamp Waes?

Claes: “Toen ik me van zes meter hoog achteruit in het water moest laten vallen, heb ik doodsangsten uitgestaan.”

Verstraeten: “Ik was de hele tijd bang een fout te maken. Ik wilde bij Fly en Stijn op een goed blaadje staan, maar ging toch de mist in. Ik ben een keer mijn zak kwijtgeraakt en heb de sluipoefening daarna met 15 kilo extra moeten doen. Dat was echt zwaar.”

Debbie Verstraeten.

Even over de hiërarchie in het leger. Deelnemer David zegt op een gegeven moment: ‘Zo’n cultuur van command and control is niet meer van deze tijd.’

Verstraeten: “Dat was nadat hij tijdens de sluipoefening een boomstam had moeten meesleuren. Die woorden heeft hij daarna snel ingeslikt, hoor. (lacht)

Jij gelooft in het systeem van straffen en belonen?

Verstraeten: “Ja. Ik vond de straffen ook altijd terecht. Stel dat ik mijn rugzak vergeet in oorlogsgebied. Dat kan ertoe leiden dat mijn hele team uitgemoord wordt. Ze vinden gewoon dat je de gevolgen van je fouten moet dragen.”

Claes: “Als je zware gewichten hebt moeten meesleuren, zul je je tas nooit meer vergeten.”

Verstraeten: “Ik bén ze nooit meer vergeten. (lacht) Ze straffen ook niet, zoals ik had gedacht, met veel vertoon. Ze schreeuwen nooit, maar zeggen heel rustig: ‘Hier, 15 kilo extra.’ En doen na de straf weer even vriendelijk als ervoor.”

Gingen Fly en Stijn niet heel erg ver in het idee van survival of the fittest? Je maakt fouten omdat je moe bent, zeiden ze, maar dan moet je met 15 kilo extra verder en word je nog meer moe dan de anderen, waardoor je nog meer fouten zult maken. Daar klopt toch iets niet?

Verstraeten: “Toch denk ik dat het niet anders kan als je een team van pure alfamannetjes wilt overhouden die samen een oersterke eenheid vormen.”

Zouden jullie graag zo’n alfamannetje zijn?

Claes: “Absoluut. Ik vind de mindset van de Special Forces correct. In onze maatschappij laten veel te veel mensen zich gaan. Ze geven toe aan hun lichamelijk genot, aan emoties, aan de overtuiging van anderen. Die mannen van de Special Forces hebben een heel andere visie op het leven. Ze zullen blijven oefenen tot hun lichaam en geest perfect zijn. En wanneer ze dat punt bereikt hebben, gaan ze gewoon dóór met oefenen.”

Verstraeten: “Die houding, dat is toch iets wat je tegenwoordig mist in de maatschappij, hè. De jeugd is liever lui dan moe. Het moet allemaal makkelijk gaan. Hoeveel mensen gaan er niet met de auto naar het werk, zitten de hele dag achter hun bureau om daarna thuis zo snel mogelijk in hun zetel te gaan zitten drinken en te denken: dat het maar rap vrijdag is.”

Claes: “Die mensen zouden misschien gewoon kortstondig zo’n opleiding moeten volgen. Ze zouden veel harder terugkomen en anders naar hun leven kijken.”

Was het moeilijk om na Kamp Waes weer in de gewone wereld te functioneren?

Verstraeten: “Ik heb een aantal weken nodig gehad om weer op mijn plooi te komen. Ik kon niet slapen, had constant hevige dromen. Ik was helemaal uit mijn ritme geraakt door al die nachtelijke proeven.”

Heeft Kamp Waes jullie veranderd?

Claes: “Ik denk dat ik nóg minder snel zal opgeven nu. Omdat het nu nog steeds aan mij knaagt dat ik dat daar wel heb gedaan.”

Verstraeten: “Als ik nu mensen hoor zeggen: ‘O, wat is het koud buiten,’ kan ik daar nog slechter tegen dan voorheen.”

Claes: “O, ja! Dat stoort mij ook.”

Verstraeten: “Ik trek me nu ook minder aan van pijntjes. En heb nog meer het gevoel dat ik alles aankan wat op mijn pad komt.”

Zouden jullie een job bij de Special Forces willen?

Verstraeten: “Ik ben daar helaas te oud voor.”

Claes: “Ik kan het fysiek niet aan. Maar ik overweeg wel om bij Defensie te gaan werken als paramedic, en op missie te gaan.

“Ik zou het er moeilijk mee hebben om mijn vast werk achter te laten en te kiezen voor onzekerheid. Maar tegelijk had ik, toen ik opnieuw aan het werk ging, het gevoel: is dit nu wel echt wat ik wil, die dagdagelijkse sleur: trainen, werken, eten, slapen...? Het is geen boeiend leven, vergeleken met die mannen die elke dag de meest intense momenten beleven. Wij zitten hier aan de thee, maar zij zijn zich nu in de kou en de regen kapot aan het trainen. Ik kijk enorm naar hen op. Ik denk dat ik het toch moet proberen.

Verstraeten: “Step oustide your comfort zone, Lotte. Alleen dán groei je.”

© Humo