Direct naar artikelinhoud
ColumnCarl Devos

Al tien jaar zet N-VA in op het communautaire eindspel, dat nu weer naar 2024 uitgesteld moet worden

Carl Devos.Beeld rv

De politieke actualiteit volgens UGent-politicoloog en De Morgen-columnist Carl Devos.

Morgen sluit meer dan een jaar af. Een vol decennium is voorbij. Het was, zoals alle decennia ervoor, bewogen. De geschiedenis van die vervlogen jaren is in beweging en zal vaak geschreven worden. Omdat elk tijdsgewricht, voor eigen behoeften, er iets anders in zal lezen. Groot is de nood van elke generatie om haar eigen tijd als een markering van de tijd te zien.

Ze kunnen langs veel invalshoeken geportretteerd worden, die voorbije tien jaren. Er is veel gebeurd. Veel groots. Wat volgt, is een triviaal detail. Over de Vlaamse politiek. Maar één dat leert dat wat ons te wachten staat heel anders kan zijn dan wat we net achter de rug hebben.

De vaderlandse en Vlaamse politiek zal tussen 2020 en 2030 een kering kennen. We nemen afscheid van een tijdperk, één waarin traditionele partijen hun meerderheid en controle moesten afstaan. Dat kan de politiek fundamenteel veranderen, of niet. We beleven een transitiefase. Als traditionele partijen ooit terugkeren, zullen ze dat niet meer zijn, traditioneel.

Samenvallende verkiezingen

Na de dioxineverkiezingen van 1999, die met paars(-groen) het einde van de CVP-staat betekenden, was het eerste decennium van deze eeuw electoraal zeer druk. Naast twee lokale en provinciale verkiezingsjaren (2000, 2006) trokken vijf verkiezingen (2003, 2004, 2007, 2009 en 2010) voorbij. Vijf in tien jaar. Dat zou, klonk achteraf, langetermijnpolitiek onmogelijk maken. Daarom voerde het Vlinderakkoord (2011) in de zesde staatshervorming samenvallende verkiezingen in: de afgelopen tien jaar waren er enkel verkiezingen in 2014 en 2019 (op de lokale en provinciale van 2012 en 2018 na). Twee in tien jaar.

Bart De Wever en kopstukken van de N-VA in 2014.Beeld REUTERS

Maar het gewenste effect – minder kieskoorts, daardoor meer structurele hervorming – bleef uit. Integendeel. Nochtans hadden we kunnen weten dat kiesstromen zich niet door institutionele bijsturing laten bedwingen. De invoering van de kiesdrempel door de gevestigde orde in 2002 moest, om de eigen partijbelangen te vrijwaren, het partijlandschap op slot doen. Het tegenovergestelde gebeurde. Enkele jaren van politieke kartels vertraagden de erosie van de traditionele partijen, maar die leek onstuitbaar. Zoals het voorbije decennium toonde.

Tussen 1999 en 2009 bleef CD&V de grootste partij van Vlaanderen, in 2004 en 2007 dankzij het kartel met N-VA. In 2009 overleefde N-VA niet enkel het einde van dat kartel (2008), de partij scoorde toen met ruim 13 procent boven de verwachting. In 2010 nam ze met dik 28 procent de kop over en werd ze de grootste. Ze zou dat het afgelopen decennium blijven, ondanks de enorme klap in 2019, maar ze had een stevige marge: haar score van dik 32 procent in 2014 was sinds het midden van de jaren 1980 niet meer gezien.

Angst

CD&V, die decennialang de Vlaamse politiek domineerde, zag tussen 2009 en 2019 haar procenten halveren. Dankzij haar middenpositie speelde ze politiek ver boven haar electoraal gewicht. Tegen een hoge prijs: een afgeschuurd profiel.

Ook Open Vld zakte de voorbije tien jaar, in procenten niet zo dramatisch, wel in die mate dat de partij een meeloper werd. Niet langer in staat te leiden, zoals aan het begin van het vorige decennium, altijd moeten hopen dat iemand ze meeneemt. Zelfs in de Tomorrowland-club Michel I was Open Vld slechts een aanhangsel.

Sp.a verging het nog erger. Die won sinds 2003 geen verkiezing meer en dook van ongeveer 15 procent in 2009 naar 10 procent. Niemand is er zeker van dat die neergang in het volgend decennium gekeerd wordt: zelfs het ‘go left’-antwoord op de liberale Michel I overtuigde op 26 mei niet. De Vlaamse kameraden dreigen zelfs irrelevant te worden.

Groen kon onvoldoende profiteren van die rode aderlating: de partij raakte van bijna 7 procent in 2009 tien jaar later maar net over de dubbele cijfers. Een zeer teleurstellende groei.

De PVDA had het hele decennium nodig om over de kiesdrempel te raken.

In geen geval is het voorbije decennium dat van links geweest. Links mag hard nadenken over de oorzaken. Daar heeft men blijkbaar onvoldoende overtuigende antwoorden op hét trefwoord van de voorbije tien jaar: angst. Die zal nog een tijd blijven hangen. Ook omdat dat beest zo makkelijk gevoed kan worden, al zeker via de sociale media.

Het VB zakte na 2009 (ruim 15 procent) lang weg, leek zelfs op de kiesdrempel af te stevenen (5,9 procent in 2014), maar is sinds 26 mei terug: de tweede partij van Vlaanderen. Met dank aan N-VA, die ook met de regeringsval van Michel I het VB-thema vooropstelde. De partijpolitieke vertaling van de Vlaamse volkswil – blijkbaar niet helemaal hetzelfde als hun fundamentele opvattingen – ging de voorbije tien jaar naar rechts. Leert ook de dominantie van N-VA, die sinds 2009 veel (centrum)rechtser werd. Dat is om allerlei redenen niet verwonderlijk.

Pleisterpolitiek

Nog maar net bekomen van de bankencrisis van 2008 zag het jongste decennium vanaf zijn midden de grootste migratiestromen sinds de Tweede Wereldoorlog. Die vormden niet zozeer een sociaal-economisch, eerder een sociaal-culturele uitdaging. En kwam boven op de natuurlijke verkleuring van de samenleving. Die samenleving heeft het over de roetpiet en de wintermarkt. Velen kunnen niet volgen, verliezen hun ‘thuis’. Begrijpen niet waarom de opgetelde uitkeringen van de opgevangen vluchteling zo dicht in de buurt komen van wie er een volle maand voor moet werken. Of hoger dan het pensioen na een vol arbeidsleven bijdragen. En ze voelen dat ze die vraag niet hoort.

De samenleving heeft het over de roetpiet. Velen kunnen niet volgen, verliezen hun ‘thuis’.Beeld Benoit De Freine

Dat speelt zich af in een politiek stelsel dat onvoldoende functioneert: de beleidsprestaties zijn ondermaats. In de voorbije tien jaar zaten we federaal bijna drie jaar in lopende zaken! Vlaams wordt volop geregeerd, maar het is niet veel beter. Nu al lijkt Jambon I, na de mislukte start, voor een tuimeltocht te staan. Ook de Vlaamse regeringen doen aan pleisterpolitiek: niemand zag de mobiliteit, de integratie, de zorg of het onderwijs de voorbije tien jaar fundamenteel verbeteren.

Veel van deze discussies, over identiteit, wachtlijsten en -tijden of kwaliteitsverlies in het onderwijs, houden nog jaren aan.

Klappen

Het is onduidelijk welke partijen die wind het best zullen vangen. Het veld ligt open. N-VA, sinds 2010 de grootste, en Bart De Wever domineerden de voorbije tien jaar. Bij deze decenniumwissel zijn er tekenen dat die dominantie voorbij is. N-VA, die uit de formatie van 2010 werd gereden, duwde het communautaire naar achter, verscholen in een mysterieus confederalisme, en ging vanaf het begin van het afgelopen decennium sociaal-economisch en vanaf het midden identitair naar rechts.

Maar in 2018 en 2019 kwamen de klappen. ‘Haar’ analyse mag dan wel winnen, zonder bondgenoten en met electoraal verlies verzwakt haar veranderingskracht. Die bleef altijd theoretisch: N-VA heeft het model en het beleid niet fundamenteel gekeerd. Al tien jaar zet ze in op het eindspel, dat nu weer naar 2024 uitgesteld moet worden. Die onmacht dreigt velen te doen afhaken.

Wie zal die hoop op verandering wél kunnen belichamen? Dé vraag voor het komend decennium. Want een hervorming van het ‘Belgisch model’, niet louter staatkundig, is broodnodig. Aan het einde van het volgend decennium, in 2030, viert België zijn 200ste verjaardag. Als het België van dan het België van nu is, zal weer een decennium verloren zijn.