Direct naar artikelinhoud
InterviewMatthias Boer

Klimaatexpert: ‘Ook in Europa verwacht ik meer bosbranden’

Alpaca’s op een boerderij in Tomerong, New South Wales, Australië.Beeld NYT

Moeten we verbaasd zijn over de bosbranden in Australië? Professor Matthias Boer (Western Sydney University), gespecialiseerd in natuurbranden en de invloed van klimaatverandering daarop, vindt van niet. ‘De droogte duurt hier al een paar jaar.’

De bosbranden in het Amazonewoud zitten nog vers in het geheugen. Nu is Australië aan de beurt. Wordt dit het nieuwe normaal?

Matthias Boer: “Als droogtes van deze intensiteit en duur vaker voorkomen, dan zijn ook branden zoals deze opnieuw mogelijk. Dit is zeker consistent met de toekomstprojecties. Of dit het nieuwe normaal wordt? Dat zal pas duidelijk zijn over dertig jaar.

“Wat dit mega-event vooral duidelijk maakt, is dat relatief kleine veranderingen in het globale klimaat - we spreken over een gemiddeld hogere temperatuur van slechts een halve graad - al grote consequenties kunnen hebben. Het is een soort domino-effect: je draait aan wat knopjes maar eenmaal een zekere drempelwaarde is overschreden, wordt de uitkomst proportioneel groter dan verwacht. Dan zie je overstromingen, cyclonen en dus branden.”

Speelt de klimaatverandering daarop in?

“Volgens mij is dat een no-brainer. Brand is zo nauw gekoppeld aan klimaat dat het vrijwel onmogelijk is dat er geen verandering optreedt. De vraag is vooral: hoeveel verandering zie je?

“We proberen te onderzoeken hoe waarschijnlijk het is dat bosgebieden uitdrogen tot beneden die drempelwaarde die nodig is voor een brand. Dat doen we op basis van verschillende klimaatmodellen. De voorlopige resultaten duiden vooral de tropische bosgebieden aan als hotspots voor toekomstig bosbrandgevaar.”

Professor Matthias Boer (Western Sydney University).Beeld rv

Wat nu in Australië gebeurt, is dus ook mogelijk op andere plaatsen?

“Kijk, in feite is het relatief simpel. Voor een brand heb je vier dingen nodig in de juiste volgorde: genoeg biomassa om te branden, die plantenmassa moet droog zijn en er moet een vonk zijn om ze aan te steken, bijvoorbeeld door bliksem. Als die eerste drie factoren voorzien zijn, heb je ten vierde nog droog winderig weer nodig om een brand te kunnen verspreiden.

“In feite is wat zich nu in Australië afspeelt a perfect storm. Alle limiterende factoren voor de brand zijn weggevallen. Zo duurt de droogte hier al een paar jaar. Grote delen van het oosten van Australië zijn droger dan ooit in de afgelopen decennia. Maar we moeten oppassen voor begripsverwarring: wat wij ‘bushfire’ noemen, is eigenlijk een combinatie van zowel bosbranden als branden van graslanden in het binnenland van Australië. Bij dat tweede type is het net omgekeerd: branden treden er pas op nadat het veel geregend heeft. In die gebieden is de hoeveelheid brandstof, dus de aanwezigheid van voldoende planten, de belangrijkste limiterende factor. Enkel wanneer er bovennormaal neerslag is, is er voldoende plantengroei om de brandstof te produceren voor de brand.

“In de media lees je vaak: ‘Het wordt droger en warmer en dus komen er meer bosbranden.’ Dat klopt dus niet voor elke plek op de wereld. De reden is dat de meeste literatuur handelt over bosbranden, terwijl er eigenlijk meer branden gebeuren in graslanden en savannes, zoals in Afrika en Australië.”

Bij ons zijn er geen tropische bosgebieden. Moeten wij ons dan geen zorgen maken?

“In (Centraal-)Europa en Scandinavië zijn bosbranden zeldzaam met als hoofdreden dat het het grootste deel van de tijd nat is. Maar zoals we de afgelopen jaren hebben gezien, neemt de droogte toe en kan het warm genoeg zijn voor een bosbrand. Als alle vier de ingrediënten voor een brand aanwezig zijn, is er geen enkele reden waarom het niet tot een bosbrand zou kunnen komen. Ik verwacht dus zeker bosbranden in delen van Europa waar die voorheen nauwelijks voorkwamen.

“Dat is ook een van de redenen waarom we de processen achter bosbranden beter in kaart willen brengen. Sommige kwetsbare gebieden hebben geen ervaring met branden en dus zijn regionale overheden niet voorbereid.”

Dus ook voor het beleid ligt er een kans open?

“Beleidsmakers kunnen niet anders dan zich achter de oren krabben en maatregelen nemen. De adviezen gebaseerd op wetenschappelijke consensus zijn niet meer te negeren. Dat zien we nu ook in Australië: veel mensen zijn zich in sneltempo bewust geworden van het feit dat de overheid meer moet doen.”

Heeft het nut een mondiale brandweermacht op te richten?

“Klimaatopleiding is een globaal probleem en vraagt dus om internationale samenwerking. Dat gebeurt al hoor: Australië, Nieuw-Zeeland, Canada en de Verenigde Staten werken daar al jaren voor samen, bijvoorbeeld door grote blusvliegtuigen uit Californië te lenen.

“Dat was voorheen goed te doen omdat seizoenen niet overlapten. We zien de laatste jaren echter dat de seizoenen ofwel het hele jaar doorgaan, ofwel gedeeltelijk samenvallen. Dat soort samenwerkingsverbanden moet dus aangepast worden aan de huidige omstandigheden. Maar omdat regionale kennis zo belangrijk is bij een bosbrand, denk ik dat zoiets beter per regio georganiseerd wordt. Een Centraal-Europese brandweermacht zou dus nuttiger zijn dan een mondiale.”