Direct naar artikelinhoud
Achtergrond

Na vijf jaar als Amerika-correspondent weet de Nederlandse journalist Arie Elshout wat hij waardeert aan Europa

De Onze-Lieve-Vrouwekathedraal in Straatsburg.Beeld Getty Images/EyeEm

Vijf jaar was hij Amerika-correspondent geweest voor de Volkskrant, nu hij terug is beseft hij hoe diep dit Europa in hem zit, een continent bezaaid met plekken die verbonden zijn met ontelbare verhalen en geschiedenissen. 

Wanneer het precies was weet ik niet meer. Wel herinner ik me de tijd van het jaar, een warme nazomeravond. Het was in Straatsburg, ik liep naar mijn hotel toen ineens aan het eind van een smalle zijstraat mijn oog viel op een wonder van menselijk vernuft, de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal, badend in magisch licht als in een gotische openbaring.

Ik stopte en voelde me even intens gelukkig.

Ik was weer thuis.

Vijf jaar had ik in Amerika gewoond. Mooie mensen ontmoet, mooie dingen beleefd, mooie natuur gezien, mooie ervaringen opgedaan. Zolang ik leef zal ik er dankbaar voor zijn. Van tijd tot tijd heb ik er heimwee naar.

Vanwaar dan toch dat geluksmoment, daar in de Franse Elzas, dat gevoel van thuiskomen?

Het moet iets te maken hebben met het unieke wat Europa te bieden heeft. Die ongekende rijkheid en verscheidenheid van zijn geschiedenis, geografie en architectuur. Ik ervoer die op de keien van Straatsburg weer als nieuw. Een reset van mijn Europese bewustzijn.

Er kwam nog iets bij: ik besefte hoezeer dit Europa in me zit. Vijf jaar was ik Amerika-correspondent geweest voor de Volkskrant, tot najaar 2015. Nu was ik terug en voor het eerst, waarschijnlijk omdat ik even was weggeweest en alles in een nieuw fris licht zag, ontdekte ik dat Europa een gevoel is, diep in mij.

Amerika heb ik vooral van buitenaf aanschouwd. Ik bezocht er historische plekken, maar het aanbod is een fractie van wat Europa te bieden heeft. De geschiedenis van het Amerika zoals we dat nu kennen is kort. Misschien juist daarom halen de Amerikanen er alles uit en kun je zomaar in Oklahoma tegenover een man komen te zitten die de teksten van de Founding Fathers op zijn stropdas heeft staan. Maar vergeleken met de diepte en gelaagdheid van de Europese historie is het behelpen.

Arie ElshoutBeeld VK

McMansion

Amerika kent een zekere eenvormigheid. Er is weinig afwisseling in bouwstijlen. De huizen met hun veranda’s lijken allemaal op elkaar. Ze zijn kant-en-klaar te koop: McMansion. In alle plaatsen zijn er die toegangs- en uitvalswegen omzoomd met dezelfde benzinestations, fastfoodketens, budgethotels, supermarkten en reclamezuilen voor wapenwinkels en advocaten.

Die uniformiteit heeft alles te maken met de ontstaansgeschiedenis van de Verenigde Staten. De kolonisten uit Europa wilden een nieuwe start maken in dat onmetelijke land. De oorspronkelijke indiaanse bewoners werden uitgeroeid of weggestopt in armetierige reservaten. Ronald Reagan zei later dat de mensheid in Amerika de kans aangreep om de schepping van de wereld over te doen, maar dan beter.

Eigenlijk is Amerika een idee, dat in een paar honderd jaar is vertaald in tastbare werkelijkheid. Indrukwekkend als bewijs van maakbaarheid. De cultuur van het land is zo dwingend dat nieuwkomers zich er vanzelf naar schikken. Iedereen, de Italiaan in Brooklyn, de Duitser in Texas, is bij binnenkomst in Amerika door dezelfde verfstraat gehaald om er in een rood-wit-blauwe vlag met sterren uit te komen.

Drachenfels.Beeld BELGAIMAGE

Europa daarentegen is een organisme, langzaam gegroeid over een periode van duizenden jaren en even ingewikkeld als het menselijk lichaam met zijn samenstel van vaten, bloedbanen, klieren, spieren, zenuwen, botten, pijpen, blazen, buizen. Waar ik Amerika als buitenstaander van afstand bewonderde als een imposant bouwwerk, voel ik me met Europa vergroeid, koester ik zijn veelvormigheid en hou ik van al die verschillende dimensies die het te bieden heeft, zowel in ruimte als tijd.

Mijn eerste buitenlandse vakantiereis was als jongetje, begin jaren 60. In de tweedehands Opel Rekord van mijn vader reden we samen met de overburen naar Duitsland. Voor een weekje in een tent in de heuvels bij het Duitse Bad Honnef. Spannend waren de Duitse vetkuiven die achter mijn zus aan zaten. Maar nog spannender was de Drachenfels, de Drakenrots met op de top de ruïne van een ridderkasteel, hoog boven de Rijn. Als hier de zon wegdraaide, een schaduw over de berg viel en het water van de rivier zwart werd, had ik als jochie het gevoel te worden ondergedompeld in een diepe, mysterieuze bron van sagen en legendes en zonk ik weg in het verhaal van Siegfried, held uit het Nibelungenlied, die hier op deze plek een draak versloeg en zich daarna baadde in het drakenbloed om onkwetsbaar te worden.

Het Nieuwe Hof van Eden

Zo is Europa bezaaid met plekken die verbonden zijn met ontelbare verhalen en geschiedenissen. Een paar jaar geleden, inmiddels de zestig gepasseerd, reed ik in een bus met journalisten door het Poolse Pommeren. Het akkerland lag er vredig bij, zacht glooiend als een vrouwenlichaam, fris lentegroen aan bomen en struiken, knalgele koolzaadvelden, in de bermen stonden kruisbeelden. Iets verderop was de Oostzee. Ik moest denken aan hoe ook dit land doordrenkt is van het verleden. Hoe ooit de Turkse legers ongelooflijk diep in Europa doordrongen, bijna tot hier, de Baltische kust, en hoe hun Poolse tegenstanders de kledingstijl van hun vijand kopieerden en ook hun hoofden kaal schoren. De Europese bondgenoten verzochten de Poolse strijders een strik van stro om te doen zodat ze in veldslagen te onderscheiden waren van de Turken.

In Amerika had ik zulke associaties veel minder. Daar heb je het landschap – de overvloed aan landschap – als compensatie voor een gebrek aan verleden. Zij die voor het eerst de Shenandoah Valley zagen in Virginia, reageerden verrukt op zo veel schoonheid. Dat was het grootste bezit van de Amerikanen, schreef iemand daarover. Europa had zijn geschiedenis die ver terug ging in de tijd, Amerika had de natuur, het paradijselijke groen, het Nieuwe Hof van Eden, met zijn vele wide, open spaces die zich voor je ogen uitstrekken. Een overrompelend gevoel van ruimte, niet in de diepte maar in de breedte.

Ik weet nog hoe ik in de staat New Mexico een particuliere ruimtevaartbasis bezocht bij Truth or Consequences, een stadje aan de Rio Grande dat zijn curieuze naam dankt aan een spelletjesprogramma. Ik logeerde in een hotel van Ted Turner, CNN-oprichter en ex van Jane Fonda. In het gebouw bevonden zich natuurlijke warmwaterbronnen, waar vroeger al de Apache-indianen kwamen om te baden en hun wonden te verzorgen. Daar zat ik ’s avonds in en voelde alle ongeduld uit het lijf lopen. Buiten was de woestijn, onwezenlijk stil en leeg, met daarboven de sterrenkoepel, als voorportaal tot het immense Niets. De leegte is betoverend, maar kan ook ongenaakbaar en dodelijk zijn.

Europa heeft eveneens imposante natuur. Bergen waarvan het zwijgen je met angst kan vervullen, zoals de Oostenrijkse schrijver Robert Seethaler het omschrijft, of machtige rivieren die door het landschap kunnen stormen als een leger in een glinsterend harnas, in de woorden van de Nederlandse schrijver Martin Michael Driessen. Maar in de loop der eeuwen hebben we het Europese continent naar onze hand gezet. Er is een beschaving gegroeid met oneindig veel verscheidenheid, tijdvakken, karakteristieken. Over Europa ligt het patina der tijden, het heeft de bronzen glans van het oude.

Dat het iets speciaals heeft, erkennen Amerikanen die hiernaartoe komen. Ze zoeken en vinden hier iets wat er thuis niet is. Historicus John Lukacs vluchtte in 1946 naar de Verenigde Staten nadat de communisten de macht hadden overgenomen in zijn geboorteland Hongarije. Hij werd Amerikaan, woonde, werkte en stierf in Pennsylvania. Hij noemde Europa zijn moeder en Amerika zijn vrouw, maar in 1991 bij een bezoek aan Zürich liet hij blijken wat zijn grootste liefde was door te verzuchten: “Ik hoor bij dit Europa.” Hij zwijmelde weg bij de restanten van de oude bourgeoiswereld.

In hetzelfde jaar is hij in Cernobbio aan het Comomeer. Tijdens een avondwandeling belandt hij op het dorpskerkhof. In de schemering ziet hij een jong meisje dat zachtjes huilt. “Ze is teruggekomen na de begrafenis. Het is een donkere fluweelzachte lenteavond, een stille versmelting van dag en nacht. Dit kerkhof is niet weggestopt, het is geen dode plaats uit het verleden, van wat voor altijd verdwenen is. Het is niet verlaten, beroofd van het verleden. Het is een stuk grond dat samen ademt met de zachte, langzame hartenklop van het leven, met de droevige onsterfelijke muziek van de mensheid, met de oude wereld van Cernobbio, Como, Italië, Europa – het ademt die beperkte onsterfelijkheid die bepaalde mensen aan bepaalde plaatsen kunnen schenken waar zij en hun voorouders hebben geleefd.”

Experiment in eenwording

Europa, onvergankelijk in al zijn vergankelijkheid. Het werd geteisterd door oorlogen en plunderingen. Altijd was er strijd: tegen vreemde indringers, tussen keizers en pausen, tussen dynastieën, tussen godsdiensten, tussen adel en opkomende burgerij, tussen natiestaten en tussen ideologieën. De vorige eeuw deed het een ultieme poging tot zelfdestructie, maar het overleefde, zoals altijd. Er volgde een uniek experiment in eenwording. Wat zo lang gescheiden was, moet worden samengesmeed tot een eenheid met als doel van eeuwige strijd eeuwige vrede te maken. Steeds meer landen willen meedoen maar daarmee nemen, tegelijk met de verschillen in geschiedenis en cultuur, ook de middelpuntvliedende krachten toe. Zo bijt de integratie in haar eigen staart: hoe verder zij voortschrijdt en zich verspreidt, hoe moeilijker zij wordt. Van binnenuit manifesteren zich breuklijnen tussen oost en west, noord en zuid. Van buitenaf is er de druk van de massa-immigratie uit het Midden-Oosten, Azië en Afrika en de rivaliteit met continentale giganten als China, Rusland en Amerika. Alleen een verenigd Europa kan het hoofd bieden aan deze uitdagingen van de Nieuwe Wereld. Het zal over een schaduw van vele eeuwen heen moeten springen.

Die schaduw is er eigenlijk altijd, niet alleen in het negatieve, ook in het positieve. Veel in Europa heeft een diepere laag. Onuitwisbaar is de herinnering aan Agios Nikolaos, een stadje op de Peloponnesos in Griekenland, vanuit Kalamata te bereiken via een weg die op een gegeven moment heel steil afdaalt met aan de ene kant een rotswand en aan de andere kant de zee. ’s Morgens verlieten we in die plaats het appartement om naar een stille plek te gaan waar we met uitzicht op het Taygetos-gebergte zwommen in een spiegelstrakke azuurblauwe zee terwijl om ons heen scholen visjes vreugdesprongen maakten door de lucht, als wolkjes glinsterend zilverpapier. Dit kan ook in Amerika maar daar heb je niet de bijkomende sensatie je in het gezegende landschap te bevinden waar mensen duizenden jaren geleden een begin maakten met democratie en filosofie. Het is wat Europa uniek maakt.

Café Central in Wenen.Beeld © Marco Brivio

Dat geldt ook voor de koffiehuizen in Midden-Europa, die ooit model stonden voor intellectuele onafhankelijkheid en individualisme. In Café Central in de Herrengasse in Wenen, meer dan 140 jaar oud, hangt er door de oogharen kijkend nog altijd iets van de sfeer uit de tijd dat het de publieke huiskamer was van schrijvers, dichters, musici, theatercritici, satirici en ontdekkers van het menselijk onderbewustzijn, van Franz Kafka, Stefan Zweig, Karl Kraus en Sigmund Freud. De ober serveert de koffie in witte kannetjes. Je drinkt hem uit kopjes van het dunste porselein met in je andere hand een krant aan zo'n stok. Koffiedrinken wordt hier een ritueel, net als in Italië.

Ooit maakte ik ’s nachts een busrit van het Kroatische Zagreb naar het Italiaanse Ancona, vanwaar ik naar het door de Serviërs belegerde Sarajevo zou vliegen met een VN-vliegtuig. Bleek en verfomfaaid belandde ik bij het ochtendgloren in een wachtkamer met een koffiebar. Hoe vroeg het ook was, obers in hagelwitte overhemden, rode gilets en zwarte broeken serveerden er de heerlijkste cappuccino's met zoete broodjes. What’s in a cup of coffee?

Starbucks

In Amerika is de koffiecultuur inmiddels verbeterd, maar elke keer als ik mijn mond dreigde te branden aan een gloeiend hete beker Starbucks-koffie vervloekte ik het gemis aan Europese verfijning en moest ik denken aan wat een Nederlander die zich in Amerika had gevestigd me eens toevertrouwde over hoezeer hij het strak gesteven witte linnen op restauranttafels, de kristallen wijnglazen en de kroonluchters kon missen. Het is er ook in Amerika, maar het voelt als imitatie.

De gloriejaren van Café Central zijn allang voorbij, na de Eerste Wereldoorlog kwam de omslag. Hoewel ze beschikte over de macht van het woord, was de burgerlijke gevoelscultuur niet opgewassen tegen de opkomst van de massa en de machine, tegen de nieuwe tijd, schreef het Duitse weekblad Stern vorig jaar. Tegenwoordig wordt Café Central voor 80 procent bezocht door toeristen, maar gezeten onder het gewelfde plafond kan ik nog altijd mijmeren over hoe het ooit moet zijn geweest en hoe ik diep in mijn hart zou willen dat het nog steeds zo was. Europa niet alleen als bron van sagen en legendes maar ook als object van nostalgisch verlangen.

Veel gaat voorbij, maar het is fijn als je je van tijd tot tijd weemoedig kunt wentelen in de schaduwen en schimmen van al het moois dat er ooit was. Het mooie verdwijnt ook nooit helemaal. Het Europa van het Café Central, het Europa van intellectuele vrijheid, historische diepgang en individualisme kan het moeilijk hebben onder de wisselvalligheden van de geschiedenis, maar het is taaier dan we op sombere momenten denken.