Direct naar artikelinhoud
Reportage

Genoeg van volle pistes en skiliften? Zo gaat het ook

Op weg naar de Pas de Lovégno (2.690 m).Beeld Lex van den Bosch

Wie genoeg heeft van volle pistes en skiliften, boekt een toerskitocht voor beginners. Dat is avontuurlijker dan je denkt, én er is geen betere manier om ultrafit dat nieuwe jaar af te trappen.

Sjok, sjok. Schuif, schuif. Hop, hop. Ik kijk af en toe naar de rug van mijn ­voorganger, maar vaker dwaalt mijn blik af naar het majestueuze berglandschap van het kanton Wallis, Zuid-Zwitserland. We ­klimmen omhoog in de verse sneeuw, de zon schijnt uitbundig, het enige geluid komt van onze ademhaling. “Niet optillen die voeten, druk houden”, waarschuwt de gids. Onze stijgvellen van mohair voorkomen dat de skilatten wegglijden. Dat gaat best goed, denk ik, als nieuweling in deze tak van de ski­sport.

Als vakantieskiër keek ik altijd wat meewarig naar de eenzamen die aan de zijkant van de piste gestaag een berg bestegen. Met een beetje medelijden ook. Alsof er geen liften bestaan. Alsof er budget bespaard moet worden en omhoog leuker is dan omlaag. Maar ook: zelf klimmen is milieuvriendelijker. En hun sportieve uiterlijk, de ­souplesse van die taaie klimmers, dat wil ik ook wel.

En zo klik ik op een mooie maartse winterdag in Zwitserland een paar toerski’s onder. Om ons heen: 45 adembenemende vierduizenders, rond het Wallis-dal en het Berner Oberland. Hier vind je toegankelijke skipistes voor de hele familie, maar kun je ook langs hoogtelijnen – ver van de meute –van hut naar hut trekken. Ik ben benieuwd, na 42 jaar skiën per lift.

De tocht begint met lawine­onderricht; niet direct een opwarmer van niveau. Ja, de bergen herbergen gevaar. Daar moet je op voorbereid zijn. We kennen de ­verhalen, maar schrikken toch als onze gastvrouw uit Sion, handjes los aan het stuur op weg naar bergdorpje Saint-Martin, vertelt van het ongeluk van een week eerder in Verbier: vijf doden, een vermiste. We zetten ons schrap voor een ­stevige cursus.

Lunchen in Cabane Luchelette. Maar wel eerst de voordeur uitgraven.Beeld Lex van den Bosch

In het nietige Nax, aan de voet van een stoeltjeslift, wachten maar liefst drie gidsen op ons groepje (een Fin, een Duitser en twee Nederlanders). We krijgen een ­uitneembaar (plastic) schopje in de hand gedrukt. Gids Jean-Ives hangt een knalrode DVA om mijn nek, een verklikker waarmee je een metgezel onder de sneeuw kunt vinden. Hij checkt zijn apparaat, ja hoor, ik sta bij hem in de buurt. Het werkt. Tot zover de ­voorlichting.

De debutant

We stappen in de lift. Of beter gezegd: vier liften later staan we aan de rand van een hoge sneeuwwoestijn van vele, vele hectares groot. “Wat is er gebeurd met het plan zelf te klimmen?”, vraag ik aan Jean-Yves, 64 jaar oud, voorzien van een titanium linkerknie (“totaal hè, geen halve”). “Iedereen kan geweldig skiën. Op papier. Wij willen eerst zien wat mensen echt kunnen, voordat we naar afgelegen berghutten gaan. Als het niet goed genoeg is, keren we nu om.” Zo doen hij en zijn medegidsen Jacques en Patrice dat altijd.

Ik kan het. Althans, ik voldoe aan de eisen voor het programma ‘toerskiën voor beginners’. ‘De debutant’ is mijn nieuwe bijnaam. De Fin Jussi behoort tot de ski­wereldtop bij de veteranen en was voorheen bondscoach alpineski. De Duitser, Steffen, genoot in de Bundeswehr de opleiding tot sneeuwsoldaat. Hij moet lachen om de plastic schoppen die zijn ­uitgedeeld. Volgens hem nutteloos in het lawinegeweld dat dalen ­volsmeert als met cement.

Toerskërs richting de Hockenhorn.Beeld Lex van den Bosch

We kijken omhoog naar een snowboarder op een bergpiek. Het kleine poppetje begint aan een freeride, zijn cameraman staat een paar honderd meter verderop om een video te maken. De bergwand houdt zich kalm, er komt geen sneeuw achter de boarder aan. Jacques vloekt binnensmonds. Er worden volgens hem te veel risico’s genomen in de bergen, opdat het volk thuis achter de computer een sensationeel beeld krijgt. Er is, waarschuwt hij, altijd een berg die niet met zich laat spotten.

In ganzenmars marcheren we met zeven man over een relatief vlak veld. We volgen een reeds gelopen spoor. Na een uur of twee bereiken we de Maya, een rechtop geplaatst stuk zeep als het ware, 2.916 meter boven de zeespiegel. Jacques, Jean-Yves en Patrice ­hebben daar jaren geleden nog een kruis op geplaatst. Om de ­omgeving van deze met witte sneeuw bepoederde berg te ­zegenen. In de bergen, met het daarbij horende natuurgeweld, word je vanzelf gelovig, zeggen ze.

Lopen op toerski’s blijkt een makkie, helemaal in de zon en op een laagje van 25 centimeter vers gevallen sneeuw. De stijgvellen, een mengsel van mohair en kunstvezel, zitten secuur onder de latten bevestigd. ‘Geplakt’ is het betere woord. De grip op de sneeuw is opvallend goed. Druk geven, niet te hoog optillen, beetje schuiven en dan aansluiten, stokken ­neerzetten, tak-tak over de sneeuw. Jacques geeft een lekker tempo aan. Met plaspauzes, fotomomenten en panoramabestudering. Zonder echt scherpe bochten. Ja, dit is leuk.

Steffen daalt af van Pas de Lovégno, met de La Maya (2916 m) op de achtergrond.Beeld Lex van den Bosch

Dat is het nog steeds, als we de machtige Maya bereiken. Op 2.600 meter hoogte tellen we tal van bordjes die verwijzen naar dorpjes in het dal. In kniediepe poedersneeuw draai ik bochtjes, niet zulke fraaie als de ervaren mannen om mij heen, maar goed genoeg om zonder duikelingen naar beneden te komen. Pistes ontbreken. Wel een hut, meer een schapenhok, met wat voorraden voor ­verdwaalden. Hier peuzelen we onze dikke boterhammen op, de wangen nagloeiend van de zon.

Op weg naar beneden passeren we de educatieroute voor lawines. Uniek voor Zwitserland, beweren ze zelf. Op posters staan waarschuwingen als: ski niet te dicht achter elkaar! Een groep van drie tot vijf is ideaal (wij zijn met zeven). Het lawinegevaar is vandaag niveau 3 (op een schaal van 5). Een kudde gemzen kijkt vanuit de hoogte op ons neer. De gidsen leggen uit dat sneeuw op zuidhellingen meestal veilig is. Die smelt dagelijks een beetje, onder invloed van de zon, en daardoor plakt en pakt de massa in elkaar. Op de noordhellingen is die hechting minder. Daar kan één slechte laag de hele boel naar beneden doen donderen.

Sneeuwhappen

De volgende dag verhuizen we naar het Lötschental. Daar zouden we wel eens zien wat de natuur te bieden heeft. We nemen drie liften naar 3.111 meter, naar de Hockenhorn, een rots van jewelste. Op de vellen stijgen we door naar 3.200 meter, over sneeuw met lastige korsten, en dan dalen we af naar de Lötschenpasshütte, een fantastisch gelegen berghut op 2.965 meter. Met z’n zessen brengen we de nacht in één slaapzaal door, er zijn, zo tel ik, nog 78 ­stapelbedden vrij. In de keuken pruttelen pannen voor de avond.

Lunch op 2390 m hoogte.Beeld Lex van den Bosch

Maar eerst, stelt berggids Benedikt Jaggy – veehouder, timmerman, lawinespecialist – voor, maken we nog een pleziertochtje in de omgeving. Na soep met worst gaan we vanuit de hut steil omhoog richting de Gizzifurggu. Het is zigzag omhoog, met een hellingsgraad om u tegen te zeggen. Spitzkehren heet dat in het Duits. Ooit gedaan op mijn eerste ski­lessen, met de heupen van een 21-jarige. Maar dat is toch echt lang geleden. Nu krijg ik een herhalingscursus op tweehonderd meter onder de top. De tip van de ski oplichten en dan ver door de hoek van 90 graden weer neerzetten. Dan de andere ski met een kwieke zwaai aansluiten.

De oefening is geen succes. Het weer helpt ook niet. Het wordt ‘sneeuwhappen tussen de vierduizenders’ zoals een van mijn reisgenoten concludeert. De wind trekt aan, min 10 voelt als min 20 door de windchillfactor. Het begint te sneeuwen, het zicht raakt belemmerd. Wie valt, voelt zich een dronkenman. Voor een goed zicht is reliëf nodig, zeker bij toerskiën op niet geprepareerde pistes.

Gids Benedikt besluit terug te gaan. Gravend, dan weer skiënd, opkrabbelend, opnieuw gravend, zo komt de hut moeizaam weer in zicht. Ik draag, met toestemming van de gids, een muts in plaats van de verplichte helm. Maar na een val is mijn muts ergens boven mijn oor blijven hangen. Dat oor is na een tijdje hard, bevroren. “Dat wordt smeren”, zegt Benedikt. “En blijven smeren.”

Het is ‘de dag van het bevroren oor’, lachen de stoere mannen ’s avonds aan tafel. De Fin Jussi erkent dat de beklimming van de Furggu een beproeving was, ook voor hem met al zijn ervaring. Niemand weet wat we nog kunnen doen voor mijn rode oor. De Lötschenpasshütte biedt geen wifi. Laat ook maar. Hier heerst de rust waarvoor ik op mijn toerski’s naar boven ben gelopen. Met een diepe zucht val ik in slaap op mijn andere oor.

De wc bij de Lötschenpasshütte is buiten. Zelf uitgraven aub!Beeld Lex van den Bosch

Praktisch

Reizen: met de trein reis je in een dikke 6 uur, en met 3 keer overstappen, van Brussel naar Bern. Met de auto is het een rit van 720 kilometer.

Boeken: een toerskitocht voor beginners kun je ­vastleggen via valdherens.ch en loetschental.ch

Centen uitsparen: voor een OV-voordeelpas voor Zwitserland: myswitzerland.com/treinreizen

Info: vakantieregio Wallis: wallis.ch. Algemene info op myswitzerland.com

Goeie raad: neem altijd een berggids mee.

Bij skigebied Lauchernalp in het Lötschental zijn de chalets bedolven onder een dikke laag sneeuw.Beeld Lex van den Bosch