Direct naar artikelinhoud
Arbeidsmarkt

Meer mensen met job, maar niet bij jeugd: ‘Olifant in de kamer is leerplicht tot 18 jaar’

Een slagersopleiding in Anderlecht. Het aantal werkende jongeren tussen 15 en 24 jaar is al laag en blijft dalen – een van de grootste problemen op de arbeidsmarkt.Beeld Bas Bogaerts

Om meer mensen aan het werk te krijgen moet er niet alleen worden gekeken naar de werklozen, maar moeten er ook maatregelen komen om een deel van de nog grotere groep inactieven naar de arbeidsmarkt te trekken. Zo daalt het aantal werkende jongeren. 

Steeds meer Belgen hebben een job of zoeken er een. De afgelopen twintig jaar is de zogeheten activiteitsgraad, waarbij werkenden en werkzoekenden worden afgezet tegen alle 15- tot 64-jarigen, gestaag toegenomen. In 2018 bedroeg die 68,8 procent, zo blijkt uit een nieuw rapport van de Hoge Raad voor de Werkgelegenheid. Daarmee doet ons land het nog altijd slechter dan de drie voornaamste buurlanden: Duitsland heeft een activiteitsgraad van 78,6 procent, Frankrijk van 71,9 en Nederland zelfs van 80,3 procent. Al kan Vlaanderen (71,8 procent) de vergelijking met de buren wel doorstaan.

Het aantal 55-plussers die aan de slag zijn, is intussen wel flink gestegen, merkt de Hoge Raad op, tot 71,5 procent. Daar zit de verhoging van de pensioenleeftijd voor iets tussen. Ook in de leeftijdscategorie 60 tot 64 jaar is er een groei, maar we blijven ver onder het Europese gemiddelde. Tegelijk met die klim is er evenwel een daling van het aantal werkende jongeren tussen 15 en 24 jaar. Die bedraagt nu minder dan 30 procent. Dat is een grote kloof met de buurlanden, waar bijvoorbeeld de combinatie van studeren en deeltijds werken steviger ingebed zit. Voorts zijn er ook nog steeds te veel schoolverlaters zonder diploma. Om daaraan te verhelpen wil de Hoge Raad die vroegtijdige schoolverlaters tijdig onderscheppen en beter begeleiden.

Schoolmoe

Geert Janssens, hoofdeconoom van werkgeversorganisatie Etion, is sceptisch op dat vlak. “De olifant in de kamer is de leerplicht tot 18 jaar. Er is een categorie van jongeren die echt schoolmoe is, en die men nu verplicht op de schoolbanken houdt. Misschien kunnen we die jongeren beter naar de arbeidsmarkt begeleiden via deeltijds onderwijs.” De Hoge Raad wil in elk geval ook het alternerend leren (deels studeren, deels ervaring opdoen op de arbeidsmarkt) uitbreiden.

Ondervoorzitter Steven Vanackere benadrukt bij de voorstelling van het rapport dat het activeren van de ruim 300.000 Belgische werklozen belangrijk blijft, maar dat er nog veel meer kan worden ingezet op de grote groep van 1,7 miljoen Belgen die niet of weinig actief zijn op de arbeidsmarkt. Het gaat dan bijvoorbeeld om mensen die niet werken omdat ze langdurig ziek zijn, een handicap hebben, huisvrouw of -man zijn of een leefloon hebben. “Zeker in Vlaanderen liggen de vacaturegraad en de werkloosheidsgraad dicht in elkaars buurt. We zullen dus wel moeten inzetten op mensen die zichzelf nu niet aanbieden op de arbeidsmarkt”, zegt Vanackere. 

Federaal minister van Werk Nathalie Muylle (CD&V) wil daarom onder meer focussen op het wegwerken van drempels die een averechts effect hebben. “Wie een leefloon of een inkomensvervangende tegemoetkoming voor mensen met een handicap krijgt, kan op dit moment maar weinig werken. Door te gaan werken, vermindert de uitkering sterk en kan het zelfs zijn dat men netto minder overhoudt. We willen daarom het systeem aanpassen, zodat méér werken, altijd leidt tot méér nettoloon.” 

Dit rapport is een aanzet om de dialoog met de sociale partners daarover op te zetten. Het is dan nog maar de vraag wat er daadwerkelijk op het terrein zal wijzigen. 

Taboe van anciënniteit

Zo stipt de Hoge Raad de mogelijkheid tot progressieve werkhervatting, deeltijds werken, of zelfs gemeenschapsdienst aan, als tussenstappen in de transitie naar de reguliere arbeidsmarkt. Ook het taboe van de anciënniteit sneuvelt: het negatieve effect van meer loon naarmate men ouder wordt. Zo worden oudere werknemers in ons land sneller ontslagen dan in andere landen en geraken ze moeilijker weer aan een job. De sociale partners moeten het loonverloop over de carrière herbekijken, bepleit de Raad. 

“We zitten daar qua kostprijs inderdaad bij de top van de Oeso-landen”, zegt Geert Janssens. “Al durf ik stellen dat de perceptie van oudere en dus duurdere werknemers stilaan afneemt. Bedrijven waarderen de ervaring en bovendien is de oudere werknemer van vandaag heus wel bereid om bij te scholen.”