Direct naar artikelinhoud
EssayJoël De Ceulaer

‘Wat nu met al die saaie, witte, heteroseksuele mannen?’: essay van Joël De Ceulaer

Het is duidelijk dat men over de witte man dingen kan zeggen die men over andere groepen niet kan zeggen.Beeld Mellon

De wereld verandert. Vrouwen, gekleurde mensen en leden van de lgbtq-gemeenschap eisen ruimte op. Eindelijk! Maar wat nu met al die saaie, witte, heteroseksuele mannen? Senior writer Joël De Ceulaer, zelf een van de getroffenen, maakt een stand van zaken op.

Een week of drie geleden viel ik even ten prooi aan een lichte identiteitscrisis. Toch wat betreft een aantal aspecten van mijn identiteit waar ik schuld noch verdienste aan heb, maar die mij door het lot op onomkeerbare wijze zijn toebedeeld: ik ben een man, ik ben blank, ik ben heteroseksueel, en ik ben de vijftig net voorbij. Jawel, ik ben een straight white male over fifty.

Het zat zo. In een artikel van de Nederlandse journalist Syp Wynia las ik dat mannen heden ten dage het slachtoffer zijn van ‘culturele castratie’. ‘Nederland wordt in hoog tempo ontdaan van zaken die mannen bovengemiddeld leuk vinden’, aldus Wynia. ‘Stevig autorijden, vuurtjes stoken, vuurwerk afsteken, roken, drinken en vlees eten. Alles waar vuur of enig gevaar aan te pas komt, alles waarbij uit de band wordt gesprongen, staat in een kwade reuk. Tal van overheidsmaatregelen treffen de voorkeuren, zo niet de guilty pleasures van mannen. Met enige overdrijving zou je kunnen spreken van de culturele castratie van de mannen van Nederland.’

Joël De Ceulaer.Beeld Eric de Mildt

Dat Wynia zelf bekende dat hij ‘enige overdrijving’ gebruikte, stelde mij nog gerust. Zowat alles wat Wynia beschreef, valt immers compleet buiten mijn interesseveld. Ik vind stevig autorijden, vuurtjes stoken, vuurwerk afsteken, roken en drinken helemáál niet ‘bovengemiddeld leuk’. Drinken en roken héb ik gedaan, maar ik ben al enkele decennia clean. Met de auto racen: ik heb er een hekel aan – op de snelweg blijf ik vaak lekker relaxed op de rechterrijstrook kachelen, met de cruisecontrol op 90 per uur. Gevaar trekt mij niet aan, maar probeer ik uit de weg te gaan. Vlees eten doe ik, maar veeleer sporadisch. Ik hoef dus niet meer cultureel gecastreerd te worden, ik ben dat blijkbaar al. In het universum van Syp Wynia ben ik geen echte man. Slik.

Toen ik collega Katrin Swartenbroux, die de tijdgeest als weinig anderen kan lezen, vertelde over de inzichten van Wynia, fronste ze argwanend de wenkbrauwen. “Ik denk dat het nogal meevalt met die culturele castratie”, lachte ze. “Bij de ingang van de voetgangerstunnel in Antwerpen kun je tegenwoordig met bijlen naar een blok hout gooien.” Haar mededeling maakte mijn crisis alleen maar dieper, want – u raadt het al – ik voel zelden of nooit de aanvechting om met een bijl naar een blok hout te gooien, al kan ik niet uitsluiten dat ik dat als tiener op een chirokamp weleens gedaan heb. Maar op volwassen leeftijd? Met een bijl gooien? Terwijl ik vuurwerk afsteek? Nah. Doe mij maar een goed boek, of een romantische komedie op tv.

Nu ik toch tot bekentenissen overga, voeg ik daar voor de volledigheid graag aan toe dat ook voetbal en wielrennen mij koud laten. Ik zie weleens een WK-wedstrijd, en heel occasioneel de aankomst van een Vlaamse klassieker, maar in een sportquiz ben ik kansloos. En op de barbecue na afloop zult u mij ook niet aantreffen, laat staan dat ik ooit de bakschort zou omgorden – wat Syp Wynia daar ook van denkt.

Oorlog en teelballen

Nu valt culturele castratie nog mee. Mocht iemand evenwel het scalpel ter hand nemen om mijn teelballen te verwijderen, dan zou ik pas écht een crisis beleven. Daarom legde ik de handen als een beschermend kommetje op mijn kruis toen ik enkele dagen na dat Wynia-artikel op Twitter las hoe feministe Bieke Purnelle de wereld wil verbeteren. Als antwoord op de ironische vraag of we al wisten wie de langste piemel heeft, Iran of de Verenigde Staten, schreef ze: ‘Castratie zou een doeltreffend middel zijn om wereldvrede te bewerkstelligen’. Dat haar antwoord even ironisch was als de vraag, en ze dus niet écht in volle ernst pleitte voor een wereldwijd uit te rollen cas­tratieplan, bleek uit wat ze daar tussen haakjes aan toevoegde: ‘(Heb ik dat echt gezegd?)’ – lees: het is een ietwat gewaagde stelling.

En dat klopt. Tenminste, het zou een gewaagde stelling zijn mocht een bekende man iets vergelijkbaars hebben getweet over vrouwen. Dan zou er dagenlang ophef over gemaakt worden, de opiniepagina’s zouden volstromen. Terwijl de tweet van Purnelle haast iedereen ontgaan is – u las hem hier wellicht voor het eerst.

Ik wil Bieke Purnelle, die ik al heb ontmoet en zeer waardeer, niet veroordelen omwille van een onnozel tweetje. Dat zou belachelijk zijn. Toch bleef haar idee van die castratie mij achtervolgen, en vind ik het een interessante lapsus, omdat het een biologische kijk verraadt op de psychologische verschillen tussen mannen en vrouwen. Als je gelooft dat wezens zonder teelballen minder oorlogszuchtig en agressief zijn dan wezens met teelballen, dan ga je ervan uit dat die verschillen níét vooral het resultaat zijn van opvoeding – terwijl dat wél de overtuiging is die Purnelle verdedigt als directeur van RoSa, het kenniscentrum voor gender, feminisme en gelijke kansen: dat gender in hoge mate een ‘sociale constructie’ is.

Testikels hebben er in die visie, die dominant is in de sociale wetenschappen, vrijwel niets mee te maken. Je kunt een wezen met testikels immers perfect een ‘vrouwelijke’ opvoeding geven, om het zo maar even te noemen, en een wezen zonder testikels een ‘mannelijke’ opvoeding. En als een wezen met testikels een stereotiepe, mannelijke opvoeding heeft gekregen, helpt het geen moer als je die testikels eraf snijdt. Opgevoed is opgevoed.

Op het volgende salvo in de strijd der seksen was het niet lang wachten. Tijdens een toespraak in Singapore sloot Barack Obama zich, allicht zonder zich daar bewust van te zijn, min of meer aan bij de stelling van Purnelle. Volgens de voormalige Amerikaanse president zou de wereld erop vooruitgaan mochten vrouwen het eens twee jaar lang volledig voor het zeggen krijgen. Vrouwen zijn beter dan mannen, luidde zijn stelling. Een interessante quote, waarvoor hetzelfde geldt als voor dat grapje van Purnelle: zeg het omgekeerde – ‘Mannen zijn beter dan vrouwen’ – en je wordt gekielhaald op sociale media en ontslagen op je werk. Merkwaardig, niet?

In een artikel van de Nederlandse journalist Syp Wynia las ik dat mannen heden ten dage het slachtoffer zijn van 'culturele castratie'.Beeld Mellon

Denk nu niet, goede lezer (m/v/x), dat een en ander mij boos of kregelig maakte. Nee, het prikkelde slechts mijn nieuwsgierigheid. En dus besloot ik om eens na te gaan hoe er tegenwoordig over de man – vooral de witte man – wordt geschreven. Ik ben er per slot van rekening zelf eentje, dus ik ben in dit debat nogal betrokken partij.

Paternalisme en privileges

Laat ik eerst de persoonlijke toon van dit stuk toelichten. Ik denk dat een artikel over dit soort onderwerpen niet gebaat is bij een journalist die het opschrijft als een pontificale, alwetende verteller. Als witte, heteroseksuele man kan ik mij proberen voor te stellen wat het betekent om als homo te worstelen met je geaardheid, om als Marokkaanse Vlaming de toegang tot cafés te worden ontzegd, of om als vrouw te worden bepoteld door de baas of gekleineerd tijdens een vergadering met allemaal macho’s – ik kan dat proberen, maar helemaal kan ik mij nooit in zulke omstandigheden inleven. Ik moet erkennen dat er zoiets bestaat als wit, mannelijk, heteroseksueel privilege.

Ik maak deel uit van een bevolkingsgroep die – alles in acht genomen – niet te klagen heeft gehad, en relatief weinig horden heeft moeten nemen. De alomtegenwoordigheid van de witte man op cruciale plekken in de samenleving is ook lang zó vanzelfsprekend geweest dat het niet eens opviel. Al heb ik dat de voorbije dertig jaar wel voelen kantelen. Ik heb in de journalistiek de zoektocht naar vrouwelijke en gekleurde stemmen weten losbarsten – omdat het op den duur niet meer houdbaar was om alleen witte mannelijke vijftigers te interviewen.

Ik heb ook het journalistieke vak zelf weten vervrouwelijken. Tot een jaar of zes jaar geleden was het nog een traditie om op vrouwendag de krant door uitsluitend vrouwen te laten maken en volschrijven – daar pakten kranten zoals De Morgen en De Standaard dan mee uit: Vrouwen maken de krant! De laatste keer dat ik dat meemaakte, werkte ik bij De Standaard en voelde ik mij plaatsvervangend gegeneerd. Ook een paar vrouwelijke collega’s vonden het initiatief nogal paternalistisch. Vandaag kunnen we ons zo’n ‘vrouwendag’ op de krant niet meer voorstellen. Kranten worden geleid en gemaakt door vrouwen, van De Morgen en De Tijd tot Het Nieuwsblad, Het Belang van Limburg en Gazet van Antwerpen. Ook de VRT-nieuwsdienst wordt geleid door een vrouw.

Om maar te zeggen: er is veel gebeurd. Tot een paar jaar geleden kon Fientje Moerman, alias Rebecca Vanden Broucke, nog tweeten dat er in De afspraak ‘weer alleen mannen’ aan tafel zaten – vandaag komt dat niet meer voor. Al weet ik uit ervaring dat het niet altijd simpel is om een vrouwelijke expert te vinden die de pers wil te woord staan: vrouwen zullen zichzelf sneller dan mannen onbevoegd verklaren en je doorverwijzen. En mensen met een migratieachtergrond wíllen vaak niet opdraven in programma X of Y, omdat ze er te expliciet als ‘mens met een migratieachtergrond’ gecast worden – alsof vrouwen alleen zouden worden geïnterviewd over vrouwenkwesties zoals moederschap en menopauze, in plaats van over economie, Wetstraat en geopolitiek. De hartenkreet van schrijfster Dalilla Hermans vorig jaar, die vindt dat de diversiteit bij de VRT pas geslaagd is als Vlamingen met een migratieachtergrond mee aan de touwtjes trekken en formats en invalshoeken bepalen, sprak in dat verband boekdelen.

Er is vooruitgang. Maar de witte mens, zeker de witte man, blijft oververtegenwoordigd op zichtbare, machtige plekken. Het vrije Westen – om van de rest van de wereld nog te zwijgen – kampt op die plekken nog altijd met een overschot aan witte mannen, zoals we kampen met een overschot aan CO2 in de atmosfeer. En dat is slecht voor het klimaat.

Plato en verkeersborden

De strijd om ruimte te veroveren op de witte man is op zich niet kwaadaardig van insteek. Zo lijkt het mij gezond dat we de laatste jaren meer aandacht hebben voor de rol die vrouwen hebben gespeeld in de geschiedenis van pakweg wetenschap en kunst. Dat Sofie Lemaire van Radio 1 vorig jaar een oproep lanceerde voor meer vrouwelijke straatnamen, is een initiatief dat alle sympathie verdient – zeker gelet op het feit dat sommige mannen ooit zelfs een straatnaam naar zich vernoemd kregen als ze hadden gecollaboreerd met de bezetter tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Bij momenten lijkt de strijd voor genderdiversiteit dan weer een tikje overdreven. Zo lees je tegenwoordig steeds vaker dat de filosofische canon aan herziening toe is, omdat die canon ook haast uitsluitend bestaat uit witte mannen, die daarenboven ook nog eens dood zijn. En dat valt niet te loochenen: van Plato en Aristoteles over Descartes en Hume tot Kant en Wittgenstein – allemaal dode witte, mannen. Daar valt met terugwerkende kracht weinig aan te veranderen. Wie de westerse filosofie grondig wil bestuderen, moet zich verdiepen in het werk van dode witte mannen.

Toch hebben critici van die witte, mannelijke filosofie ook een valabel punt: de westerse filosofische traditie is niet de enige op deze wereld. Het kan geen kwaad om de blik eens open te gooien naar grote denkers (m/v/x) uit andere culturen en continenten.

Om maar te zeggen: diversiteit is gezond, als ze nauwkeurig gedefinieerd is. En als het niet te komisch wordt: de introductie van verkeersborden waarop zwangere vrouwen te zien zijn in plaats van het klassieke verkeersbordfiguurtje hoeft misschien niet de grote beleidsprioriteit te zijn. In het Zwitserse Genève werden vorige week die ‘gendergelijke verkeersborden’ ingevoerd, tot enthousiasme van de liberale Vlaamse minister van Samenleven Bart Somers. Wat ik buitengewoon raar vond. Volgens mij is dat figuurtje op ónze verkeersborden geen man, maar de genderneutrale weergave van de homo sapiens – het bestaat uit vijf streepjes (lijf, benen, armen) en een hoofd: onzijdiger kan niet.

Ik bedoel maar: soms zien we ongelijkheid waar die niet bestaat, alleen maar om politiek correct te zijn. Het strijdperk der geslachten is ook een mijnenveld vol contradicties: als verkeersborden ‘gendergelijk’ moeten worden door herkenbare vrouwen af te beelden, waarom moeten toiletten en functietitels dan juist genderneutraal worden, wat immers precies het omgekeerde is? Vroeger gingen directeur (m) en directrice (v) naar aparte ruimtes, straks gaan alle directeurs (m/v/x) naar hetzelfde toilet.

Het zijn verwarrende tijden. In de jaren 1970 wilde een deel van de feministische beweging een verbod op pornografie, die als een vorm van misbruik en uitbuiting werd beschouwd. Dezer dagen organiseert oud-cultuurchef van De Morgen Ben Van Alboom, die – met alle respect gezegd – een toonbeeld van politieke correctheid is, blitse feestjes waarop vintage porno uit de jaren 1970 wordt vertoond. En niets verhindert dat wat vandaag blijkbaar hip is, morgen weer verwerpelijk wordt. Of omgekeerd – de catechismus van het voorbeeldige bestaan wordt voortdurend herschreven: vandaag moet u per se met de trein, morgen – u zult dat zien – moet u weer met het vliegtuig. Vandaag moet u met alle geweld een stalen rietje gebruiken, morgen zal blijken dat die plastic exemplaren toch zo slecht nog niet waren. Een mens moet zich constant schrap zetten om niet in zondigheid te vervallen. Een beetje zoals vroeger in de kerk, maar dan anders.

Agressie en klimaat

Gelukkig zijn we het over sommige dingen eens: de hashtag #MeToo heeft aan het licht gebracht dat behoorlijk wat mannen zich soms als varkens gedragen. Als ik hoor wat vrouwen op straat zoal meemaken, word ik woest in hun plaats. Er bestaat wel degelijk zoiets als toxic masculinity: mannelijk gedrag dat de toets van de beschaafdheid niet doorstaat. Als student tapte ik in de jaren 1980 ’s nachts in De Kroeg op de Oude Markt in Leuven. Aangezien de dienstplicht toen nog bestond, gebeurde het regelmatig dat een groepje miliciens dat pas was afgezwaaid in het holst van de nacht stomdronken het café binnenviel. Op die momenten wist ik dat ik extra alert moest zijn om de vrede te bewaren: een groepje uitbundige, straalbezopen mannen heeft de neiging om vrouwen lastig te vallen en ruzie te zoeken. Met dronken vrouwen heb je dat niet.

Het is een van de grote verschillen tussen man en vrouw: mannen zijn agressiever. En dat is niet zozeer een cultureel, maar vooral een biologisch verhaal. Overal ter wereld, dwars door alle culturen heen, zitten gevangenissen vol met mannen. In dat opzicht hebben Syp Wynia, Bieke Purnelle en Barack Obama gelijk: mannen zijn gevaarlijker en nemen meer risico’s. Volgens de Amerikaanse evolutiepsycholoog Steven Pinker is ‘feminisering’ zelfs een van de motoren van vooruitgang: ­vrouwen hebben relatief gezien altijd meer dan mannen het voortouw genomen in pacifistische of humanitaire bewegingen, schrijft hij in Ons betere ik. Hoe meer invloed vrouwen hebben, hoe onwaarschijnlijker oorlog wordt.

Als je gelooft dat wezens zonder teelballen minder agressief zijn dan wezens mét, ga je ervan uit dat die verschillen niet het resultaat zijn van opvoeding.Beeld Mellon

Dat psychologische verschil tussen man en vrouw wortelt in onze biologie, aldus Pinker – die de evolutionaire basis van die verschillen zo samenvat: mannen zijn meer geneigd tot geweld omdat ze moeten wedijveren voor seksuele toegang tot vrouwen, en vrouwen zijn minder geneigd om risico’s te nemen omdat hun kinderen anders verweesd kunnen achterblijven. Tenminste: onder die omstandigheden zijn wij als menselijke soort geëvolueerd. De menselijke psyche stamt nu eenmaal uit vervlogen tijden. Om het met filosofe Griet Vandermassen te zeggen, die vorige week met een nieuwe vaste column begon in De Standaard: ‘Mensen zijn geen hompen klei’. In tegenstelling tot wat kameraden Lenin en Mao dachten, is de mens maar beperkt kneedbaar – terzijde: omdat communisten dachten, en denken, dat alles wél een kwestie van opvoeding is, kennen ze ook heropvoedingskampen.

Wie zijn of haar kinderen per se genderneutraal wil opvoeden, zal ook meer dwang moeten uitoefenen dan ouders die gewoon go with the flow – jongens en meisjes hebben andere voorkeuren. Gemiddeld gesproken, uiteraard. Zulke uitspraken zijn statistisch van aard. Sinds ik in deze krant ooit heb geschreven dat mannen ‘over het algemeen’ ‘ambitieuzer’ zijn dan vrouwen, raak ik vaak in discussie met een goede vriendin, die zeer ambitieus is. Maar zoals ik niet in het midden van de gausscurve val, omdat ik niet van vuurwerk en voetbal houd, zo wijken veel vrouwen ook af van het gemiddelde.

Negatief geformuleerd is die uitspraak over ambitieuze mannen – in de betekenis: belust op machtsposities – beter verteerbaar voor mensen die sceptisch staan tegenover de biologie: mannen vertonen meer haantjesgedrag, hebben een groter ego, jagen meer op status. Dus die tweet over Iran en Trump en de lengte der piemels, waarop Purnelle reageerde met haar voorstel tot wereldwijde castratie, was zo gek nog niet bedacht. De neiging tot agressief, oorlogszuchtig gedrag is veeleer mannelijk.

Die mannelijke agressie manifesteert zich ook op het politieke forum, en in het bredere maatschappelijk debat. Dat klimaatactivisten Greta Thunberg en Anuna De Wever flink wat bagger over zich heen krijgen, hoeft niet te verwonderen. Iederéén krijgt op sociale media bagger over zich heen. En de baggeraars zijn, jawel, overwegend mannen. Dat de klimaatbeweging overwegend vrouwelijk is, klopt dan weer niet. Zo werd de Vlaamse vzw Klimaatzaak gesticht door 11 “bezorgde burgers”, zoals ze zichzelf noemen, en was daar maar één (1) vrouw bij: Francesca Vanthielen. Ook daar hebben we dus te maken met een schril onevenwicht qua representatie. Foei, Klimaatzaak!

Racisme en identiteit

Sta me toe dat ik na deze mijmeringen een paar conclusies probeer te trekken.

Conclusie één. Het is duidelijk dat men over de witte man dingen kan zeggen die men over andere groepen niet kan zeggen. Neem nu wat actrice Els Dottermans onlangs in Humo liet optekenen over het groeiend aandeel vrouwelijke studenten: “Met een beetje geluk hebben we straks alleen nog vrouwelijke dokters, advocaten en ingenieurs.”

Herlees die zin eens een paar keer. Het is vast een lapsus, zoals die castratietweet van Purnelle, maar misschien juist daarom zo veelzeggend: als iemand het een goede zaak vindt dat er “alleen nog” vrouwelijke dokters, advocaten en ingenieurs zouden rondlopen, passeert dat zonder een zuchtje kritiek. Het verraadt een visie waar ik in discussie met vrouwen wel vaker op bots: dat het nu de beurt is aan de mannen om eens te voelen hoe het is om nare opmerkingen of seksistische uitspraken te verduren, nadat het al een paar eeuwen vooral omgekeerd was. Terwijl die redenering natuurlijk niet opgaat: de witte man die vandaag leeft, heeft niets te maken met de witte mannen die vroeger leefden. Om het even op flessen te trekken: het zou een slecht idee zijn om vandaag blanke Amerikanen tot slaaf te maken en op markten te verhandelen, om hen eens te laten voelen wat de zwarte Amerikanen vroeger hebben meegemaakt.

Conclusie twee. Ook de weg van de identity politics lijkt mij een heilloos pad. Het gemak waarmee sociologe Nadia Fadil N-VA-politicus Philippe Muyters op Twitter wegzette als ‘witte man’ omdat hij tevreden was over de mislukte kandidatuur van Zakia Khattabi voor het Grondwettelijk Hof, wijst op een minder aangenaam aspect van het debat over diversiteit zoals het vandaag wordt gevoerd. Ik ben het eens met Fadil dat racisme hier wellicht meespeelde, maar ik ben ook een witte man. En racisme is ook een vorm van identiteitspolitiek. Laten we vuur niet met vuur bestrijden.

Conclusie drie. Het patriarchaat is geen samenzwering, maar mee de vrucht van ons evolutionaire verleden. Laat ik eens uitgebreid citeren uit Dames voor Darwin, het recent verschenen standaardwerk van Griet Vandermassen dat verplichte lectuur is voor iedereen die dit debat op een geïnformeerde manier wil voeren. Vandermassen formuleert het zo: “Het patriarchaat kan worden gedefinieerd als de mannelijke controle over machtsposities en economische hulpbronnen in combinatie met de fysieke, psychologische en seksuele onderwerping van vrouwen. Feministen interpreteren mannelijke dominantie meestal als een culturele constructie en een doel op zich. Volgens evolutiepsychologen liggen de wortels van het patriarchaat echter in een ver verleden en zijn ze veel ouder dan de mens. Mannelijke dominantie is bij zoogdieren immers nagenoeg algemeen. (…) Dat wil niet zeggen dat het patriarchaat onvermijdelijk is. Biologische verschillen leiden immers niet rechtstreeks tot politieke en maatschappelijke structuren. Patriarchale systemen zijn het gevolg van verschillende evolutionaire, sociale en culturele ontwikkelingen die elkaar vaak versterken, wat betekent dat er veel ruimte voor verandering is, wat in het Westen ook gebeurde.”

Quota en opslag

Conclusie vier. Diversiteit is een veelkantig begrip. Een vaak gehoord argument ter rechterzijde is dat ideologische diversiteit belangrijker is dan etnisch-culturele of m/v-diversiteit. Op het eerste gezicht lijkt dat een vluchtweg van witte mannen die hun posities niet willen afstaan omwille van etnisch-culturele of genderquota. Maar ze hebben wel degelijk een punt. Een debat over pakweg abortus met een mannelijke voorstander en een mannelijke tegenstander is ‘diverser’ en gezonder dan een debat over abortus met twee vrouwelijke tegenstanders.

Tegelijk verliezen de verdedigers van ideologische diversiteit iets uit het oog: het gaat bij diversiteit niet alleen om meningen, maar ook om representatie. Het is goed dat iedereen in de samenleving zich vertegenwoordigd voelt – in de politiek, aan de universiteit, in het zakenleven, in de media, enzovoort. Op termijn mogen we hopen dat de vertegenwoordiging van etnisch-culturele groepen op allerlei plekken hun aandeel in de bevolking zal weerspiegelen. Ik ben persoonlijk altijd een voorstander geweest van quota – als tijdelijke noodmaatregel. Een volmaakt genderevenwicht is wellicht niet zo snel te verwachten. Er bestaat zelfs zoiets als de gender-equalityparadox: hoe welvarender het land en hoe groter de vrijheid waarmee mannen en vrouwen hun levenspad kunnen kiezen, hoe groter het verschil in jobkeuze wordt – dat wordt aangetoond in de Scandinavische landen.

Zo is de loonkloof ten dele een keuzekloof. Al speelt er zeker ook discriminatie, én het feit dat mannen hoger scoren op ‘antagonisme’, het tegendeel van ‘inschikkelijkheid’ – in het Engels: agreeableness, een van de belangrijke persoonlijkheidskenmerken. Mannen zijn over het algemeen, dus opnieuw louter statistisch gesproken, minder agreeable of inschikkelijk, bijvoorbeeld bij loononderhandelingen.

Conclusie vijf, tot slot. Misschien is het een idee om met z’n allen wat consequenter te zijn. Als we mensen niet aanspreken op hun etnisch-culturele achtergrond, geslacht en seksuele geaardheid, laten we dat dan óók niet doen met witte, heteroseksuele mannen. Gaandeweg moeten wij allemaal individuen worden, die beoordeeld worden op de eigen merites en standpunten, die de eigen voorkeur mogen volgen waar die ook leidt, en die niet worden aangesproken op hun lidmaatschap van deze of gene groep, zeker niet als ze dat lidmaatschap niet zelf gekozen hebben, maar er door een speling van het lot mee opgescheept zitten. Verder geen klachten. Moedig voorwaarts!