Direct naar artikelinhoud
Column

Afgelopen jaar was de verdrietigste en tegelijk de gelukkigste periode van mijn leven

Lize SpitBeeld DM

Auteur Lize Spit en haar collega Bregje Hofstede, allebei °1988, vertellen beurtelings over hun leven. Vandaag: Lize.

In een grijzig Amsterdam liggen we in bed, we ­ontcijferen het cryptogram in De Groene Amsterdammer waarop R. geabonneerd is.

Vliegt zo z’n nest in om tot rust te komen, acht letters.

Ik kan enkel goed nadenken met een potlood in de hand, alsof mijn hersenen zich dan pas serieus genomen voelen. Meestal delen we een potlood, ook al zijn er genoeg binnen handbereik.

Bedenkers van cryptogrammen spreken ieder een eigen taal, volgens R, eenmaal je het doorhebt wordt het makkelijker.

Ik denk niet dat ik de laatste dagen gelukkiger ben geweest dan nu, naast R. in bed, boven een tijdschrift gebogen, op woorden broedend. Af en toe leggen we onze gedachtegangen samen – luidop associëren, iets intiemers bestaat haast niet.

Vorige week vervolledigden we samen ons eerste cryptogram, terwijl hij in Amsterdam en ik in Brussel zat. Hij maakte foto’s van de pagina en stuurde die door via WhatsApp. Wanneer we een woord vonden, vulde hij alle letters keurig in, en maakte hij opnieuw een foto. Soms appten we gelijktijdig dezelfde ingeving door.

Bij de meest gebruikte emoticons op WhatsApp staan sinds R. en ik een koppel zijn een koala, een vos en allemaal soorten hartjes. Een jaar geleden, toen ik nog samen was met mijn vorige vriend, had ik ook het hartje als vaakst gebruikte emoticon, maar geen dieren, wij gebruikten andere tekentjes om onze liefde uit te drukken, hadden andere koosnaampjes.

Afgelopen jaar was de verdrietigste en tegelijk de gelukkigste periode van mijn leven. Vrijwel altijd pasten die twee uitersten in eenzelfde dag, vaak in eenzelfde moment, zoals een schaduw naast een voorwerp valt.

Ik liet iemand los, ik leerde iemand kennen. Ik ging voor het eerst alleen wonen. Durfde door R. zijn aanmoedigingen broeken dragen. Ik rouwde om rituelen en gewoontes, om kleinigheden die verloren gingen, een schokje bij elk besef van iets dierbaars dat ongewild mee in rook was opgegaan. Maar vooral rouwde ik om iets fundamenteler: mijn opvatting over liefde lag aan diggelen.

Het einde van een jeugdliefde is niet zomaar het einde van die relatie en van je eerste eigen veilige thuis, ook is het afscheid nemen van een lineair leven, van het hebben kunnen vasthouden aan één mogelijkheid.

Er was tot nog toe één persoon ter wereld bij wie ik vanzelfsprekender mezelf kon zijn dan wanneer ik alleen was – dat was duidelijk en overzichtelijk, dat was geruststellend. Nu zijn er twee verhalen, blijk ik meerdere mezelven te kunnen zijn. Je zou dan denken: wees blij – hoe meer, hoe beter. Maar zo werkt het niet, op een bepaalde manier verloren beide zelven aan kracht, aan geloofwaardigheid.

Bedarend, zegt R. Bed, arend, bedaren.

Ik mag van hem de letters invullen.

Voor ik R. leerde kennen sliep hij al jaren aan één zijde van een dubbel bed en had hij toch een tweepersoonsdeken en twee opgedekte hoofdkussens. Soms doe ik voor het gemak alsof hij al die tijd al naast mij sliep, of op zijn minst naast de mogelijkheid op míj, niet naast de mogelijkheid op andere vrouwen.