Direct naar artikelinhoud
Euthanasie

Raad van State ziet geen probleem met onbeperkt geldige wilsverklaring

Het euthanasieproces in Gent.Beeld BAS BOGAERTS

De Raad van State ziet geen bezwaar bij een onbeperkte geldigheid van de ‘wilsverklaring euthanasie’. De Raad meent wel dat, zoals N-VA, CD&V en CdH vroegen, de mogelijkheid moet blijven dat de betrokkene zelf een beperkte duur op zijn wilsverklaring zet.

In november stemde de Kamercommissie Volksgezondheid in met een wetsvoorstel van de groene fractie om de euthanasiewet op een aantal punten te wijzigen. Belangrijkste wijziging ging over de geldingsduur van de wilsverklaring euthanasie. Die lag op vijf jaar, maar werd aangepast naar ‘onbeperkt geldig’. 

Bij het opstellen van de euthanasiewet in 2002 was die termijn van vijf jaar ingevoerd om ervoor te zorgen dat de wens tot sterven altijd up-to-date was. Maar de termijn zorgde volgens de indieners van het wetsvoorstel vooral voor angst bij wie een dergelijke wilsverklaring had opgesteld. Die vreesden alsnog de mogelijkheid op euthanasie te mislopen als de vervaltermijn verstreken zou zijn en er niet meteen een verlenging werd aangevraagd. 

In het wetsvoorstel staat ook dat zorginstellingen geen clausule meer mogen voorleggen aan hun artsen waarin die belet worden euthanasie uit te voeren en dat een arts die uit gewetensbezwaar geen euthanasie wil uitvoeren, dat binnen de zeven dagen moet melden aan de patiënt.

N-VA, CD&V en cdH stuurden de tekst naar de Raad van State voor advies. Die oordeelt nu dat  ze geen bezwaar ziet bij een onbeperkt geldige wilsverklaring. Maar de Raad ziet ook heil in een amendement van de drie vragende partijen om de mogelijkheid te behouden dat een patiënt zelf een beperkte geldingsduur oplegt. Zodat iemand die minder zeker is over zijn beslissing die nog kan heroverwegen.

Raad van State ziet geen probleem met onbeperkt geldige wilsverklaring
Beeld BELGAIMAGE

Ook het verbieden van clausules voor artsen vindt de Raad van State een goed idee. Zorginstellingen schermen vaak met de vrijheid van godsdienst om binnen hun instelling aan artsen een deontologische code voor te leggen waarin euthanasie niet past. Een verbod op zulke clausules is volgens die instellingen dan ook een beperking van die vrijheid van godsdienst.

Het is inderdaad een beperking van die vrijheid, oordeelt de Raad van State. Maar die is niet onevenredig. “De voorgestelde maatregel impliceert niet dat de instelling haar vrijheid verliest om een eigen beleid uit te werken inzake euthanasie en medische beslissingen omtrent het levenseinde en om haar patiënten en bewoners over dat beleid te informeren”, stelt de Raad van State. “Evenmin verliest de instelling haar vrijheid om voor het overige een eigen personeelsbeleid te voeren.”

Dat zou volgens de Raad van State anders zijn, mochten zorginstellingen verplicht worden om actief gevolg te geven van euthanasievragen. Maar dat is hier niet het geval.