De beroepsscholen vrezen dat ze minder goed geschoolde jongeren en arbeidskrachten zullen afleveren. © David Rozing/hh

Technisch en beroepsonderwijs zien in zwaardere eindtermen vooral ‘stielbedervers’

Grote ongerustheid bij technische en beroepsscholen: de nieuwe eindtermen gaan voor meer algemene vorming, en dat ten koste van technische en praktische vakken. “Net terwijl de industrie schreeuwt om geschoolde profielen.”

Simon Grymonprez

De technische en beroepsscholen zijn ongerust. De komende maanden buigen de Vlaamse regering en het parlement zich over de nieuwe eindtermen voor de tweede en derde graad secundair onderwijs, die de onderwijsadministratie al jaren voorbereidt. Minister van Onderwijs Ben Weyts (N-VA) liet zich eerder ontvallen dat die eindtermen tegen de paasvakantie moeten landen. De tijd dringt, want de uitrol is voorzien voor het schooljaar 2022-2023.

Maar wat er nu al van naar ­buiten lekt, baart de bso- en tso-scholen zorgen. “Meer schoolmoeheid en meer schooluitval”, voorspelt Luk Lemmens (N-VA), voorzitter van de raad van bestuur van Provinciaal Onderwijs Vlaanderen (POV). “Zoals de eindtermen nu voorliggen, worden technische vakken opgeofferd voor algemene vorming. Dat is dramatisch voor het technisch en beroepsonderwijs. Jongeren komen hier schoollopen omdat ze een vak willen leren. Ik vrees dat ze dat met de nieuwe eindtermen niet meer deftig kunnen doen.”

Lemmens kaartte de problematiek gisteren aan bij zijn partij­genoot, minister Weyts. Dit weekend raakte ook een opiniestuk verspreid van meer dan honderd directeurs van technische en beroepsscholen in het Katholiek Onderwijs Vlaanderen. “De nieuwe eindtermen tasten het DNA van de STEM-scholen aan”, klinkt het unisono.

Dalende kwaliteit

Waarover gaat het? In de nieuwe eindtermen zoals ze nu voorliggen, gaan brede, algemene vakken vooruit, ten koste van technische of richtingspecifieke vakken (zoals toegepaste fysica, engineering en ontwerp, chemie, bouw, elektriciteit, elektronica, sterkteleer, autotechniek en mechanica). “Afhankelijk van de richting gaat het van twee tot vier uur richtingspecifieke vakken minder per week”, zegt Laurent Heyman, directeur van Don Bosco in Hoboken. Er zouden onder meer uren esthetica, geschiedenis en mens & samenleving bijkomen.

“De algemene eindtermen worden ook een pak zwaarder”, zegt Heyman. Het gaat om zwaardere eindtermen voor bijvoorbeeld Frans en Nederlands. “Een aanzienlijk deel van onze leerlingen zal daarover struikelen. Het ­watervaleffect zal toenemen, want een deel van de studenten gaat naar richtingen die minder voorbereiden op hoger onderwijs.”

De technische en beroepsscholen zijn niet tegen een brede basisvorming, klinkt het stellig. “Maar het evenwicht tussen algemene vorming en technische vakken wordt in de nieuwe eindtermen verstoord”, vindt Lemmens. “Het bedrijfsleven wil mensen die een stiel kennen en uitvoeren. Die moeten wij ook afleveren. Maar de kwaliteit van de afgestudeerden zal eronder lijden als deze eindtermen erdoor komen.”

Ludwig Vlogaert, een van de katholieke directeurs die het opiniestuk ondertekenden, sluit zich daarbij aan. “Het is contradictorisch: enerzijds schreeuwt de industrie om goedgeschoolde profielen, anderzijds wil de overheid nu kiezen voor meer algemene vorming.”

De technische scholen maken zich vooral zorgen over de richtingen die voorbereiden op het hoger onderwijs, zoals industriële wetenschappen (IW). Die richting is ideaal voor jongeren die goed zijn in wiskunde, maar bijvoorbeeld minder in Frans. IW bereidt een leerling goed voor op een studie in het hoger onderwijs, zoals industrieel ingenieur. In de nieuwe eindtermen zou IW van acht uur naar vijf uur wiskunde kunnen gaan. Zo wordt de richting industriële wetenschappen, al jaren het paradepaardje van het technisch onderwijs, minder aantrekkelijk.

Minder vakleerkrachten

De beroepsscholen vrezen dat ze minder goed geschoolde jongeren en arbeidskrachten afleveren, maar zijn ook bang dat veel scholieren de lat niet halen en ongekwalificeerd zullen uitstromen. Volgens de beroepsscholen zitten leerlingen die een stiel willen ­leren, ook niet te wachten op méér Frans of esthetica. Minder technische of praktische vakken betekent natuurlijk ook: een stuk minder vakleerkrachten. Dat heeft sterke implicaties voor het personeel. ­Bovendien zouden scholen extra omkadering, zoals technische adviseurs, kunnen verliezen.

Lemmens maakt zich sterk dat Weyts “heel goed geluisterd heeft” naar de verzuchtingen van de scholen. Weyts laat in een reactie weten ‘gevoelig’ te zijn voor deze signalen vanop het terrein. “We gaan de uitrol van deze eindtermen opvolgen en evalueren. Deze bezorgdheid neem ik zeker mee. Waar nodig kunnen we op basis van de evaluatie nog bijsturen. Uiteindelijk beslist de Vlaamse ­regering en vervolgens het Vlaams Parlement.” In het regeerakkoord belooft de Vlaamse regering “aangescherpte eindtermen” en een “focus op kennisverwerving, naast aandacht voor vaardigheden en attitudes”.