Direct naar artikelinhoud
DubbelinterviewJohn Maes en Christian Denoyelle

‘De familie van Julie Van Espen laat dit niet meer los’

John Maes, advocaat van de familie van Julie Van Espen, en Christian Denoyelle van de Hoge Raad voor de Justitie zijn niet mals voor de politiek.Beeld Thomas Sweertvaegher

Ze doen beiden hun petje af voor de ouders van Julie Van Espen. Zowel advocaat John Maes als Christian Denoyelle, voorzitter van het Nederlandstalige college van de Hoge Raad voor de Justitie, vindt de brief die de familie afgelopen week schreef een belangrijk signaal. ‘Die mensen zijn in staat het volledige plaatje te zien. Dat is indrukwekkend.’

Neen, het was niet de bedoeling dat de brief van de familie – niet alleen haar ouders maar ook de vader van haar vriend – van de door Steve Bakelmans vermoorde Julie Van Espen zou uitlekken in de pers. Hij was in de allereerste plaats aan de politiek gericht.  In de brief riepen ze op om wie in de fout is gegaan te straffen en geven ook zelf een lijstje van aanbevelingen om justitie te verbeteren. 

Zowel John Maes als Christian Denoyelle vindt het goed dat de brief zoveel weerklank kreeg. Want hij versterkt nog eens het rapport dat de Hoge Raad voor de Justitie (HRJ) in december al uitbracht en die alles wat fout liep in deze zaak op een rijtje zette. De correctionele rechter had Steve Bakelmans in een eerdere verkrachtingszaak, op zijn ex-partner, veroordeeld tot vier jaar cel, maar beval niet de onmiddellijke aanhouding. In het dossier zat geen opsluitingsfiche waardoor de rechtbank niet wist dat hij zich al eerder aan zijn straf had onttrokken. Bakelmans ging in beroep en het parket-generaal oordeelde het dossier niet als prioritair. Hij kwam vrij onder voorwaarden, die na drie maanden vervielen omdat ze niet verlengd werden. Daarna werd door een tekort aan magistraten de kamer die de zaak moest behandelen gesloten, waarna 77 dossiers, waaronder dat van Bakelmans, letterlijk in een kast werden gestoken. Nog voor de zaak kon voorkomen, werd Julie vermoord.

John Maes: “Weet u wat mij het meest opvalt in die brief? Men zou van die mensen, na alles wat ze meegemaakt hebben, kunnen verwachten dat ze enkel pleiten voor langere gevangenisstraffen, of mensen systematisch levenslang opsluiten. Niemand zou hen dat kwalijk kunnen nemen. Maar in de plaats pleiten ze voor meer zorgcentra, betere opleiding en behandeling. En een van de eerste punten op hun lijst van prioriteiten was: het sensibiliseren van ons jeugd over de beleving van seksualiteit. Ze zijn, ondanks hun immens verdriet, in staat de hele context te zien. Daarvoor buig ik nederig het hoofd.”

Hoe heeft de familie het zelf de afgelopen week beleefd?

John Maes: “Ze zijn heel gelukkig dat hun brief zoveel impact heeft gehad. Het is hun brief, ik ben enkel gevraagd om er wat meer duiding bij te geven. Zelf blijven ze liever uit de media, ze willen hun verdriet in alle intimiteit kunnen verwerken. Maar net daarom is dit signaal ook zo krachtig. Die brief is er ook niet zomaar gekomen. In december was het rapport van de Hoge Raad voor de Justitie (HRJ) bij hen zwaar binnengekomen. Ze moesten  hier eerst even van bekomen. Maar het zijn echt bijzondere mensen. Heel verstandig ook. Ze hebben besloten om dit thema niet meer los te laten. Ze lezen er alles over, gaan met mensen spreken, werken zich volledig in. Maar ze hadden één grote vrees. Dat iedereen, zoals dat zo vaak gebeurt na het verschijnen van een rapport, weer zou overgaan tot de orde van de dag.”

Christian Denoyelle: “Dan denk ik toch dat de familie de impact die deze zaak gehad heeft, onderschat. Ze heeft misschien niet de omvang van de zaak-Dutroux destijds, maar heeft voor een gelijkaardige schok gezorgd binnen de hele maatschappij. Niet alleen de burgers, maar ook de politici liggen hier wakker van. En ik kan u verzekeren: ook de hele magistratuur.”

En toch had de familie blijkbaar het gevoel dat zo’n brief, een wake-upcall dus, nodig was.

Maes: “Er is gewoon nog heel veel werk. Ze begrijpen ook niet dat mensen die fouten maken daar niet eens op worden aangesproken. Daar hebben ze het heel moeilijk mee.”

In het rapport van de HRJ was zelfs niet eens sprake van fouten, maar van ‘disfuncties’. Over sanctioneren wordt helemaal niet gesproken. Zo wordt op zijn minst de perceptie geschapen dat justitie hier vooral justitie wil beschermen.

Denoyelle: “Die perceptie is jammer, want ze klopt niet. Daarvoor moet u eerst goed begrijpen wat de HRJ precies is. We zijn opgericht na Dutroux om een externe controle uit te oefenen op justitie en zo het vertrouwen van de burger in justitie te herstellen. Onze raad bestaat voor de helft uit magistraten, maar wij behoren niet tot de rechterlijke macht. We staan daar buiten. 

“De rechterlijke macht moet onafhankelijk kunnen beslissen. Dat is in een democratie essentieel. Wij kunnen dus als Hoge Raad geen kritiek of commentaar geven op de inhoud van gerechtelijke beslissingen. Of een rechter iemand al of niet vrijlaat en of daar al of niet goede redenen voor waren, daar kunnen en mogen wij ons niet over uitspreken. De wet sluit ook elke tuchtrechtelijke bevoegdheid uit en we gaan dus niet zoeken naar individuele tekortkomingen. De filosofie bij de oprichting van de HRJ was wel dat we naar mogelijke systeemfouten, structurele problemen dus, konden zoeken om justitie als geheel te verbeteren.”

Maes: “Daar ben ik het in eerste instantie mee eens. U dient inderdaad binnen uw wettelijke opdracht te werken. En het is voor de familie ook niet de bedoeling om een heksenjacht te ontketenen. Het kan inderdaad niet de bedoeling zijn dat we naar een systeem gaan waarin rechters kunnen worden aangepakt omdat ze een te lage straf uitgesproken hebben. Dat blijft de verantwoordelijkheid van de rechter en de rechter alleen.”

“Maar er is een verschil tussen een oordeel van een rechter en een aantoonbare fout. Je kan het oneens zijn met een beslissing van een rechter, maar dan is er niet noodzakelijk sprake van een fout. Maar als je bijvoorbeeld, zoals in dit dossier het geval was, 77 dossiers gewoon in de kast laat liggen zonder ook maar te bekijken, dan kan je toch op zijn minst onderzoeken wiens verantwoordelijkheid dat was.”

John Maes.Beeld Thomas Sweertvaegher

Wat zou er dan volgens u moeten gebeuren?

Maes: “Het verslag van de Hoge Raad over deze zaak zou toch ook bij een tuchtoverheid, bijvoorbeeld de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg of die van het hof van beroep, een aanleiding moeten zijn om op zijn minst te onderzoeken of er hier ook mensen in de fout zijn gegaan. Naar mijn weten gebeurt dat nu niet. Er is inderdaad de onafhankelijkheid van de rechtelijke macht, maar die mag geen onaantastbaarheid met zich meebrengen.”

Denoyelle (stellig): “Daar ben ik het helemaal mee eens. Net als iedereen binnen de Hoge Raad. Onafhankelijkheid in het oordelen, betekent niet dat magistraten geen verantwoording zijn verschuldigd. De vraag is wat dan precies onder de tucht valt, wie tuchtonderzoeken start en wie welke tuchtsancties neemt. Hoe organiseer je dat het best?”

Misschien door de Hoge Raad zelf, die toch al een externe controle doet, wél tuchtbevoegheid te geven?

Maes: “De vraag is of het orgaan dat instaat voor de benoemingen van magistraten ook de tucht moet doen. Maar het blijft een vreemd gegeven dat een orgaan zoals de HRJ een onderzoek doet en concludeert dat er toch onaanvaardbare dingen gebeurd zijn, en dan vervolgens niets meer kan doen. Daar zit iets fout.”

Denoyelle: “U gaat mij hier zeker geen pleidooi horen houden om volledige tuchtbevoegdheid te krijgen. Dat lijkt me geen goed plan. Maar ik ben wel van mening dat er gerust mag nagedacht worden of het niet opportuun zou zijn dat de HRJ een externe impuls kan geven aan de tuchtoverheden. Zodat je tenminste al zeker bent dat er een onderzoek wordt gestart. Maar dat is dus een politieke keuze.”

Is de zwaarste fout in deze zaak niet vooral dat er op het hof van beroep geen prioriteit gegeven werd aan de verkrachtingszaak die tegen Steve Bakelmans liep? Dat justitie dus nog altijd niet goed weet om te gaan met zedendelicten?

Maes: “Het is in elk geval de meest symbolische van de gemaakte fouten. Ik weet waarover die zaak gaat en wil u de details besparen. Laat het ons houden op een gruwelijke verkrachting. Dat dossier komt dan op het hof van beroep en krijgt de stempel: niet prioritair. Het toont vooral aan hoe lang de weg nog is die we te gaan hebben om dit soort misdrijven op een andere manier te benaderen.”

Denoyelle: “Met de HRJ stellen we al langer dat de aanpak van seksueel geweld een topprioriteit moet zijn. Seksueel geweld is heel specifiek. Er zijn maar weinig misdrijven die zo’n impact hebben op het slachtoffer zelf en op de hele maatschappij. Want de gevolgen van seksueel geweld kunnen verschillende generaties lang doorwerken. De impact van zo’n delict wordt onvoorstelbaar onderschat.

“Het seksueel strafrecht is geen strafrecht zoals een ander. Net zoals familie- en jeugdrecht ook niet hetzelfde is als een fiscale zaak. Bij zaken over financiële fraude wordt de rechter bijgestaan door specialisten, op zijn minst een boekhouder. Je kan niet van een rechter verwachten dat hij zelf in alles specialist is. Dat moet ook bij zedendelicten het geval zijn. Maar het gaat verder dan dat. Het geldt voor therapeuten, zorgkundigen, politie. Iedereen moet mee zijn in het verhaal. Iedereen vindt gespecialiseerde drugskamers normaal, of een kamer gespecialiseerd in ecofin-delicten. Maar zedendelicten worden behandeld tussen alle andere zaken van gemeen strafrecht door? Komaan, zeg!”

Maes: “Er is inderdaad meer nood aan specialisme. Wat ligt er aan de basis van de feiten? Hoe denkt zo’n dader? Want je hebt verschillende types van daders gaande van gevaarlijke psychopaten tot behandelbare personen. Het verhaal achter wat er gebeurd was en met wie je te maken had, dat ging vroeger helemaal verloren. Terwijl je daarmee aan de slag moet gaan als je wil dat het niet opnieuw gebeurt.”

Denoyelle: “Ik heb het al vaak gezegd: justitie en welzijn moeten samengaan. Het een kan niet zonder het ander. We kijken in deze zaak, volkomen terecht, naar justitie. Maar justitie komt helemaal aan het einde van de rit. Had de dader destijds therapie gekregen op een manier die ook aansloeg, dan hadden we misschien een heel ander verhaal. Veiligheid wordt heel vaak bekeken als een zaak puur en alleen van justitie. ‘Je moet ze opsluiten, liefst zo lang mogelijk’, hoor je dan. Maar dat opsluiten op zich, helpt niets. Er moet ook begeleiding zijn vooraf en tijdens de gevangenis en opvolging erna.”

Dat gaat wel in tegen ‘de trend’ tegenwoordig. Er wordt bespaard op zorg, en de bevolking roept net om strengere straffen en wil van geen softe maatregelen weten. U gaat daar regelrecht tegenin.

Denoyelle: “Iemand moet het doen. Het is heel makkelijk om je kop in het zand te steken en te zeggen: ‘We steken ze in de vergeetput voor een paar jaar en dan is het probleem opgelost’. Maar zo werkt het niet.”

Maes: “Ik vind dat onze politici hier in de fout gaan. Een politicus heeft ook een opvoedende taak tegenover de bevolking. Zeg tegen de mensen waar het op staat. Leg hen uit dat investeringen in justitie en zorg nodig zijn om een veilige samenleving te hebben. Maar men durft dat niet te zeggen, omdat het gewoon niet goed klinkt tegenover de kiezer. Die wil geen geld in gevangenen stoppen en nog veel minder in behandeling in of na die gevangenis. Dus moet je uitleggen waarom het belangrijk is.”

Denoyelle: “Ja, dan moeten we het zeker nog over de risicotaxatie hebben, waarbij een magistraat moet proberen inschatten hoe gevaarlijk de dader is en wat de kans is op recidive of vluchten. Wie hebben we voor ons? Dat kan sterk variëren, van een gevaarlijke psychopaat tot een hulpbehoevende dader die we nog kunnen corrigeren en die we dan mogelijk nooit mee terug zullen zien bij justitie. Maar dat staat niet op die mens zijn voorhoofd te lezen. En een rechter kan dat niet doen.”

Maes: “In zedendelicten is zo’n risicotaxatie van fun-da-men-teel belang. Maar wat hebben we? Een onderbetaalde gerechtsdeskundige die te veel werk heeft en die amper een uur met die dader kan praten. Met alle gevolgen van dien. Gevaarlijke mensen die door de mazen van het net glippen, dat is daar een van de gevolgen van. Ook dat moet je als politicus durven zeggen aan je burgers. Opdat die begrijpen waarom het nodig is dat er meer geïnvesteerd wordt.

“Toen Anders Breivik in 2011 zijn moordraid had uitgevoerd, zag je beelden van de Noren op straat die heel waardig zeiden: ‘Nu moet justitie haar werk doen’. Er was zichtbaar vertrouwen. Wat een verschil met de beelden in de zaak-Dutroux, waarbij er met eieren naar het gerechtsgebouw werd gegooid. Onze bevolking heeft heel weinig vertrouwen in het apparaat. Is het apparaat daarom in se helemaal slecht? Neen, maar het wil toch zeggen dat er iets schort, dat het niet goed wordt onthaald. Dat ons beleid er niet in slaagt om het uitgelegd te krijgen.”

Christian Denoyelle.Beeld Thomas Sweertvaegher

Het helpt wellicht ook niet echt als die beleidsmakers zelf rechters al eens wereldvreemd noemen.

Denoyelle: “Natuurlijk niet. Er is ook veel frustratie binnen de magistratuur. Er wordt dag in, dag uit zwaar gezwoegd met de middelen die er zijn. En ja, er loopt al eens een wiel af bij justitie, maar de inzet is er wel. Men onderschat wel hoe afhankelijk justitie is van andere sectoren. Rechters zijn niet verantwoordelijk voor het feit dat er te weinig gerechtsdeskundigen zijn, of dat er wachtlijsten zijn in de geestelijke gezondheidszorg. Daders verplichten om in therapie te gaan? Zeker, maar ís er wel therapie beschikbaar, en wie gaat dat betalen? Iedereen moet zich toch wel eens heel goed afvragen waarmee ze bezig zijn.”

U schetst beiden wel een bijzonder somber beeld. Er moet meer geïnvesteerd worden, niet alleen in justitie zelf maar ook in zorg, de politiek moet het beter uitleggen en bovenal, de mentaliteit moet veranderen. Dat is een gigantisch werk.

Maes: “Natuurlijk, maar je moet er vooral aan beginnen en niet telkens zeggen: sorry er is geen geld. Dat was wat de familie Van Espen net bedoelde: begin er nu eens echt aan.”

Denoyelle: “Het is ook een kwestie van keuzes maken. Na de aanslagen in Brussel en Zaventem had de overheid de keuze: investeren in terreurmaatregelen of niet. De kans dat zoiets nog eens voorvalt is klein, maar als het gebeurt is de impact enorm. Er is gekozen om er volop op in te zetten. Hetzelfde met dit verhaal: het is afwegen wat je belangrijk vindt. Beslis je van niet te investeren, daders gewoon in de bak te steken en als ze vrijkomen weer te laten gaan, dan is dat een keuze. Maar dan moet je ook de gevolgen aanvaarden. Want dan zeg je ook: als het weer fout loopt, dan is dat jammer.”

Maes: “Wat er met Julie is gebeurd, heeft hopelijk de mensen wakker geschud. En mijn cliënten beseffen dat ze een bijzondere rol kunnen spelen, omdat er naar hen wordt geluisterd. En wees gerust, deze mensen hebben hier hun missie van gemaakt. Dit laten ze niet meer los, ook niet nadat het proces zelf voorbij zal zijn. De politiek zal zich niet moeten ingraven met goedkope quotes. Dat zal niet lukken! Als er niets wezenlijks verandert, zullen ze er opnieuw staan. De politiek is dus gewaarschuwd.”