IGVM stelt zich burgerlijke partij in zaak-De Pauw

Het Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen (IGVM) heeft zich burgerlijke partij gesteld in de zaak-Bart De Pauw. ‘Nadat de slachtoffers bij ons zijn komen aankloppen, hebben we het dossier grondig geanalyseerd’, zegt adunct-directeur Liesbet Stevens. Het IGVM zal de vrouwen bijstaan tijdens de rechtszaak. Als die er komt, want dat is nog niet helemaal zeker: het gerechtelijk onderzoek is intussen wel afgerond, maar de zaak is nog niet doorverwezen naar de raadkamer.

(vdr)

Stevens benadrukt dat ze weinig kwijt kan over de zaak, net omdat het IGVM betrokken partij is. ‘We vormen een buffer tussen die vrouwen en de media. Maar onze rol in dit soort zaken gaat verder. Als vrouwen, die grensoverschrijdend gedrag publiekelijk aanklagen, nadien online nog eens met seksistische haatberichten worden belaagd, nemen we juridische stappen. Online seksisme is ook strafbaar.’ Lees: als straks de namen van de aanklaagsters van De Pauw ­openbaar zouden worden en ze vervolgens online belaagd worden, zal het IGVM niet aarzelen om hun trollen voor de rechter te dagen.

Het Instituut heeft al een eerste succesje geboekt in de zaak tussen P-Magazine en Hilde Van Mieghem. In 2017 werd de actrice overspoeld met seksistische onlinehaatberichten nadat ze in het VRT-nieuws de vrouwen had verdedigd die het gedrag van De Pauw aan de kaak hadden gesteld. Een van de trollen postte een Facebook-bericht vol vulgaire seksistische beledigingen aan het adres van Van Mieghem. Dat ze opkwam voor de vrouwen had, volgens de man, enkel te maken met het feit dat ze nu zelf minder aandacht kreeg van mannen. Het bericht werd opgepikt door een journalist van P-magazine, die het in een ­column verwerkte. Die klaagde ‘het paradoxale karakter van het #MeToo-circus’ aan. Het Instituut trok samen met Van Mieghem naar de Raad voor de Journalistiek en kreeg gelijk: P-magazine had niet volgens de journalistieke code gehandeld. ‘Het is onze rol om mensen te beschermen die het doelwit worden van seksistische haatpraat – zeker als het vrouwen zijn die seksueel grensoverschrijdend gedrag aankaarten’, zegt Stevens. ‘Uit onderzoek blijkt dat het sowieso al heel moeilijk is voor slachtoffers om dat op het werk aan te kaarten bij de ­bevoegde instanties. Als daar nog eens – soms levenslang – online getrol bij komt, wordt de drempel nóg hoger. Dat is onaanvaardbaar.’