Direct naar artikelinhoud
InterviewAalst Carnaval

‘Als ze het niet slim aanpakken, worden de Aalstenaars de schietschijf van de hele wereld’

Koen Lemmens.Beeld Aurélie Geurts

Met een bang hart wacht professor publiekrecht Koen Lemmens (KU Leuven) de carnavalsstoet morgen in Aalst af. ‘De Joodse poppen zijn een principekwestie geworden. Daar raak je bijna nooit uit. Als ze het niet slim aanpakken, worden de Aalstenaars de schietschijf van de hele wereld.’

Zullen er op de praalwagens van Aalst carnaval opnieuw poppen pronken met haakneuzen, pijpenkrullen, handen vol geld en ratten aan hun voeten? En zullen de carnavalisten zo een gigantische middelvinger opsteken naar de gekwetste Joodse gemeenschap, de VN en de batterij ethici, commentatoren en juristen die hen aanraden deze ‘niet grappige grap van vorig jaar’ niet te herhalen?

Koen Lemmens, professor publiekrecht aan de KU Leuven, kent het antwoord en moet daarvoor niet eens op bezoek in de Aalsterse carnavalswinkels, waar nog nooit zoveel zwarte hoeden met pijpenkrullen zijn verkocht. “Dit heeft zulke proporties aangenomen dat die carnavalisten niet anders kunnen dan er een schep bovenop te doen”, zegt hij. “Het is nu een principekwestie en dan draait het om gezichtsverlies. Dat is bijna niet op te lossen.”

Waarom niet?

“De brandstof van dit carnaval is de goegemeente te kijk zetten. Dat het op de Unesco-werelderfgoedlijst was beland, is dan ook bizar. Je kunt niet le fou du roi zijn en tegelijk een légion d’honneur willen. Een conflict met de Unesco zou ooit toch komen. En toen de Unesco ermee dreigde het carnaval te schrappen omdat er Joodse poppen te zien waren, was dat als tegen een klein kind zeggen: ‘Jij mag echt nooit meer over die muur klauteren.’ Dan gebeurt het opnieuw. Zeker in Aalst, waar koppig verzet tegen de autoriteiten ingebakken zit. En net omdat er officiële klachten kwamen en een van ’s werelds hoogste culturele instanties er zich mee moeide, zijn die poppen uitgegroeid tot het symbool van vrije meningsuiting. Plots zijn ze daar nu ‘Charlie’. Als ze nu inbinden, zal men zeggen: ‘Ze zijn toch niet echt Charlie.’ Doen ze er net een schep bovenop, dan zal de hele wereld Aalst veroordelen.”

Terecht?

“In ieder geval zeer begrijpelijk. Het carnaval was nooit wereldnieuws, was altijd afgeschermd in tijd en ruimte. Behalve wij hier zag niemand die poppen van zwangere nonnekes, ‘aarsbisschoppen’... Maar nu wel. Nu ziet een Joodse man in pakweg Sydney of Boedapest die Joodse poppen en die man is natuurlijk geschokt want helemaal niet op de hoogte van het feit dat dit carnaval eigenlijk zegt: ‘Hier in Aalst draaien wij drie dagen lang alle codes om, maar de rest van het jaar zijn wij beschaafd en respectvol voor anderen.’”

Zeggen ze dat echt?

“Dat hoor je toch wel vaak daar, maar het probleem is nu dat de wereld meekijkt. Carnaval is sowieso een manier om stoom af te laten en daarbij worden grenzen overschreden. En in Aalst gaan ze daar heel ver in. Maar eigenlijk zeggen die carnavalisten: ‘In het dagelijkse leven zouden wij dit nooit durven zeggen of tonen want het is erover. Daarom doen we dat hier, heel even maar.’ Dat is iets helemaal anders dan om het even waar en wanneer hate speech verkondigen. Maar krijg dat te midden van de hetze maar eens uitgelegd voor de internationale camera’s.”

In Aalst wordt naarstig verder gewerkt aan de voorbereidingen van carnaval.Beeld Wouter Van Vooren

De Israëlische ambassadeur in ons land, Emmanuel Nahshon, draait het om en stelt dat dat carnaval net een laffe dekmantel voor antisemitisme is.

“Ik heb alle begrip voor de Joodse gemeenschap die zich gekwetst voelt en besef dat ik makkelijk praten heb omdat ik het Holocaust-verleden niet tors. Wat Nahshon daar stelt, kan een argument zijn als er aanwijzingen zouden zijn dat er ook buiten het carnaval antisemitische opvattingen leven in Aalst. Maar daar heb ik geen weet van.”

Maar binnen het carnaval mag je iedereen schofferen?

“Menselijk gezien vind ik dat geen goed idee. Maar wettelijk gezien is het niet strafbaar omdat er geen kwaad opzet in het spel is. Er is een goede reden waarom de wetten op discriminatie en racisme dat vereisen. Mocht dat niet zo zijn, dan is iedere minder geslaagde grap, iedere domme uitspraak strafbaar. Dat is niet te doen, want iedereen begaat wel eens flaters en gebruikt sowieso stereotypen.”

Dus het Forum van Joodse organisaties, dat klacht indiende, heeft geen poot om op te staan?

“Dat stelde Unia vorig jaar inderdaad vast. Er is in de context van het carnaval duidelijk geen intentie om de bevolking op te zetten tegen Joodse medeburgers. Ook het Mensenrechtenhof stelt dat de grenzen wat ruimer zijn voor satire.”

Het antisemitisme neemt toe en de Holocaust is begonnen met spotprenten, zo voert het Forum aan. Is dat niet ook context?

“Absoluut, maar de Holocaust is niet de enige tragedie die velen meedragen. Congo, de Rwandese genocide, de slavernij, de Vietnamese en Cambodjaanse oorlogen, aanslagen. Maar ook handicaps, gender, religieuze overtuiging en andere kwetsbaarheden bespotten kan zeer pijnlijk zijn. Ik hoor soms dat lachen met de katholieken er nu weer over is omdat zij niet meer zo machtig zijn. De grens tussen wat grappig en wat kwetsend is, is erg subjectief. 

Lemmens: ‘Ik denk dat veel mensen die foute grappen maken, vaak ook over hun eigen groep, alleen maar stoom aflaten en niet per se een racist, een seksist, een nazi zijn.’Beeld Aurélie Geurts

“Het is ook erg lokaal bepaald. Net daarom zijn sommige Amerikanen geschokt door de gewaden tijdens de Spaanse Semana Santa-processies omdat die net Klu Klux Klan-outfits zijn. Daarom is het ook riskant grote aandacht te trekken op zo’n lokaal gegeven. De wet kan dat onmogelijk allemaal opvangen, anders zou ongeveer alles altijd verboden zijn. De wet is bedoeld om het bewust aanzetten tot haat te bestraffen. Wie pamfletten verspreidt met dit soort karikaturen, wie in het dagelijkse leven herhaaldelijk Joden viseert, de Holocaust ontkent, is strafbaar.”

En een carnavalist die bewust zijn antisemitische grap herhaalt dan niet?

“Het kwaad opzet is hier toch echt moeilijk aan te tonen. We kunnen niet in mensen hun hoofd kijken, natuurlijk, maar de carnavalscontext weegt heel erg door in het voordeel van de carnavalisten. Hun claim dat net daar en alleen daar alles moet kunnen en dat ze dat niet haatdragend bedoelen omdat ze met iedereen lachen, is juridisch sterk. Qua morele geloofwaardigheid is hun zwakke punt wel dat ze niet met de Bende van Nijvel lachen omdat dat in Aalst gevoelig ligt. Als ze slim zijn, doen ze daar iets mee.”

Wat is uw reactie op de oproep van Israëlisch minister van Buitenlandse Zaken Katz om het carnaval te verbieden?

“Wel, het illustreert alvast mijn punt hoezeer het van buitenaf bijzonder moeilijk is om naar de Aalsterse context te kijken. En hoezeer we ook in een klimaat van opbod zijn aanbeland, waarbij het gevoel voor maat en rede al snel verloren gaat.”

U geeft ook mediarecht. Enkele academici gespecialiseerd in de geschiedenis van het antisemitisme roepen nu de media op de Joodse clichés niet te tonen. Gaat u akkoord?

“Nee. De media moeten informeren. Er bestaat nu een gespannen situatie en de burgers moeten kunnen zien waarover het gaat. Een paternalistische houding is riskant. Maar het is wel een erg goed idee om duiding te geven. Leg uit wat bij die carnavalisten speelt en waarom dit bijzonder pijnlijk is voor de Joodse gemeenschap. 

“De samenleving is gevoeliger geworden voor het schoppen tegen allerlei schenen. Daar is een positieve kant aan, zeker. In mijn jeugd nog hingen er in Brussel bordjes met ‘Interdit aux nord-africains’ in cafés. Of er nu minder racisme is, weet ik niet. Maar we spreken alvast minder brutaal over wie ‘anders’ is dan de klassieke blanke heteronorm. Dat is morele vooruitgang en dat gaat gepaard met die grotere gevoeligheid. Wie nu wel nog een Noord-Afrikaan beschimpt, valt veel meer op.”

Vandaar om de haverklap een rel, zoals ook de Zwarte Piet-discussie, de New York Times die cartoonisten weert, de Franse tiener die aangevallen wordt wegens ‘blasfemie’?

“Er zijn wel verschillen, natuurlijk. Zwarte Piet en Aalst gaan over tradities in één specifieke context op één moment. Bij de erg verregaande ingreep van The New York Times gaat het over een publicatie die plooit onder druk van bepaalde lange tenen. De enige verzachtende omstandigheid daar is dat zij wereldwijd publiceren. En de globalisering van de samenleving gaat dus niet samen met de globalisering van humor. Wat in Parijs grappig is, is dat in pakweg Tokio misschien helemaal niet.

“De tiener Milla is dan weer persoonlijk aangevallen omdat ze lesbisch is, schold daarop vulgair de islam uit en is sindsdien bedreigd. Dat kan echt niet. Religies, ideologieën, meningen aanvallen is iets anders dan mensen aanpakken, zoals in Aalst. Soms is het een domme zet, maar het moet mogen. Anders wordt een afwijkende opinie uiten onmogelijk en brokkelt de democratie af.”

Wat is de negatieve kant van die grotere gevoeligheid?

“Als we er altijd aan toegeven, wordt onze morele bandbreedte zeer nauw. Dit mag niet meer in de krant. Die mag geen lezing meer geven. Dat willen we niet meer horen of zien. Zo worden onze waarheden dode materie, want ze worden nooit nog uitgedaagd. En dat is nodig. 

“Verbeten inhameren op wie een foute grap maakt, jaagt mensen bovendien net tegen je in het harnas. Ook Unia, dat toch grote juridische expertise heeft en opkomt voor minderheden, wijst daarop. Bombardeer iemand die aan Zwarte Piet houdt niet direct tot een racist. Praat daar eerst mee. Mensen die iets zeggen of doen zonder kwetsende bedoeling, hebben het heel moeilijk als ze daarop aangevallen worden. Wie te gechargeerd en snel etiketten uitdeelt, duwt hen dus van zich weg. En daardoor schuiven ze misschien net op richting racisme.

“Ik moet denken aan een anekdote over twee mensen bij de plantsoendienst van Aalst. Iemand vertelde op Twitter hoe een medewerker daar in zeer eenvoudig Nederlands een gesprek met een nieuwkomer aanging. ‘Vader altijd drinken. Moeder nooit thuis’, zei die man. Waarop die nieuwkomer zei: ‘Amai.’ Waarop die Aalstenaar zei ‘Dank u.’ Kijk, daar word ik emotioneel van. (krijgt de tranen in de ogen) Misschien is die Aalstenaar die die nieuwkomer helpt met zijn Nederlands wel een carnavalist en wordt die straks door de internationale media weggezet als een antisemiet.”

Moeten we dagelijks racisme dan maar door de vingers zien?

“Nee. Het gaat over de toon, de houding van onze reacties erop. Ik denk dat veel mensen die foute grappen maken, vaak ook over hun eigen groep, alleen maar stoom aflaten en niet per se een racist, een seksist, een nazi zijn. We moeten alert zijn op en strijden tegen structureel verspreiden van haat. Maar dat lukt niet als je iedereen bij het minste scheef woord aan de schandpaal nagelt. De generatie van mijn ouders en leerkrachten ging daar me dunkt toch meer ontspannen mee om. Die mensen hebben in korte tijd de strijd tegen homofobie en racisme op een zachte manier in de opvoeding gebracht. Er mocht al eens gelachen worden. Net daardoor was het mogelijk om ons ook uit te leggen wat rassenhaat, homofobie, seksisme is, wat het met mensen doet en waarom we ons ertegen moeten verzetten.”

Koen Lemmens Professor Publiek Recht over cartoons en carnval.Beeld Aurélie Geurts

Nu zijn we te verkrampt?

“Dat vind ik wel. Ik wil een lans breken voor meer ongekunsteldheid in onze samenleving. Niet iedereen heeft vijf diploma’s en kan zich hypervoorzichtig uitdrukken. Ik mag dan zeggen wat een laaggeschoolde misschien niet mag zeggen, alleen omdat ik het kan met de juiste voetnoten en nuance erbij en hij of zij misschien niet. Ik bepleit wat meer clementie voor die zogenaamde gewone mens. Onze samenleving is op zeer korte tijd enorm veranderd. Diversiteit, secularisering, pluralisme hebben in één generatie de oude wereld afgebroken. Dat is zonder grote schokken gegaan, terwijl er bij de Koningskwestie nog vier doden vielen. Nu is er hoogstens een hetze over een taboe.

“Die grote omslag betekent wel dat het voor ons allemaal heel erg zoeken is. Sommigen klampen zich dan soms vast aan Zwarte Piet, willen dat hun kerstmarkt kerstmarkt blijft heten of dat ze hun carnaval zonder enige restrictie kunnen beleven. Wij, zogenaamde kosmopolieten, begrijpen dat niet en daar zouden wij beter eens iets aan doen. Ga eens op reportage naar het voetbaltornooi van Zuun, in de Brusselse rand. Daar komen mensen van alle rangen en standen. Ze hebben alle mogelijke roots en kleuren en spreken perfect Nederlands en Frans in functie van de ander, gaan vol respect en met humor met elkaar om. Dat is ontroerend om te zien. Maar zet daar een socioloog bij en die zal wel eens kunnen opmerken: ‘Oei, die daar heeft een ongepast woord gebruikt’. Maar het is wel de multiculturele samenleving die op rolletjes loopt. Gaan we dan moeilijk doen over een mop? Moeten we direct overal juristen met hun wetten en regeltjes op loslaten? Dat is altijd een zwaktebod.”

Hoezo?

“We hebben wetten nodig, maar het is een misvatting dat ze alle samenlevingsproblemen oplossen. De bedoeling is dat wij dat kunnen door met elkaar te spreken. In feite zijn wij ons geloof in het woord kwijt. Enerzijds overschatten we het door als het ware te beweren dat één foute grap het nazisme terugbrengt. Anderzijds vinden we tegenspraak onvoldoende als we gekwetst zijn. Terwijl ik dan denk: neem het woord. Spreek tegen. Praat met elkaar. Pas wanneer de menselijke interactie stuk is, zijn de rechters aan zet. In de ideale wereld zeggen die carnavalisten tegen de Joden: ‘Jongens, we snappen dat dit jullie pijn, we bergen die poppen op’ en zeggen de Joden: ‘Doe maar gasten. We zien dat het slechts een carnavalsgrap is.’ Waarop het dan niet doorgaat. Maar de ideale wereld is alweer niet voor dit weekend, vrees ik.”

Koen Lemmens

Geboren in 1976

Studeerde rechten aan de VUB en aan het European University Institute in Firenze.

Gespecialiseerd in publiekrecht en persvrijheid

Professor mensenrechten aan de KU Leuven en persrecht aan de VUB.

Lid van de Brusselse balie met als expertise zaken voor het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.