Direct naar artikelinhoud
Reizen

Roadtrip langs de best bewaarde geheimen van Californië

De bijna verlaten Pacific Coast Highway One, net ten noorden van San Francisco, is spectaculair.Beeld JONATHAN VANDEVOORDE

Van de Lost Coast naar de Cascade Mountains door niemandsland. Een roadtrip langs de best bewaarde geheimen van Californië.

Het voor ons ‘onbekende’ Californië begint eigenlijk al op een klein uur rijden ten noorden van San Francisco. Ik steek de Golden Gate Bridge over en ter hoogte van de forenzenstad Mill Valley draai ik van de drukke snelweg 101 af. Door een villawijk slingert de weg over de kustheuvels omhoog en omlaag. Na een paar kilometer klampt de Pacific Coast Highway One zich de volgende paar honderd kilometer aan de grillige kliffenkust vast. Mijn smartphone geeft nul streepjes aan, en dat op een steenworp van de tech-hoofdstad van de wereld.

Lees ook

Thuis bij het gezin Bettens in Californië: ‘Stef was de enige die mijn beslissing had kunnen beïnvloeden’

De etappe van vandaag is niet meer dan enkele tientallen kilometers lang. De sporen van reparaties aan vangrails, afbrokkelende berghellingen en scheuren in het wegdek stellen niet bepaald gerust: de strijd tegen de natuur lijkt bij voorbaat verloren. Wat ook niet helpt, is de wetenschap dat de weg, waar hij even een stukje het binnenland in duikt, eigenlijk precies in de slenk van de beruchte San Andreas-breuklijn loopt.

Ik haal gemiddeld geen 30 kilometer per uur op deze weg. De uitzichten over de Grote Oceaan zijn weergaloos en te pas en te onpas zet ik mijn huurwagen op een strook grind aan de kant om te genieten. Mijn route gaat door minuscule kustplaatsjes als Muir Beach en Stinson Beach naar een hostel – wat vroeger een jeugd­herberg heette – in het hart van Point Reyes National Seashore, een enorm natuurpark en mekka voor vogelaars en wandelaars. Ik heb hier een dagje wandelen gepland. 

Onder een mistdeken

’s Ochtends loop ik over de Bear Valley Trail richting de rotskust. De zeemist streelt de toppen van de bomen. Die mist, typisch voor de zomermaanden, zal pas tegen het middaguur optrekken, als ik de kliffen bereik. Tot die tijd valt er niet zoveel te zien. Geeft niet: ­herinneringen aan de amusante ontmoetingen van gisterenavond in het hostel vullen mijn hier en nu. Een bejaard koppel stond in de gemeenschappelijke keuken samen met een jong stel uitgebreid ­veganistisch te koken en deelde hun levensverhaal aan de eettafel. Een oudere dame heeft jaren ­vlakbij gewoond en gewerkt op een paardenranch, maar is er nooit rijk genoeg van geworden om verre ­reizen te kunnen maken. Maar hier komt ze elke keer weer tot rust, vertelde ze.

En dan was er Mike, een ­sportieve ziekenhuisassistent met ballonkuiten en sterke verhalen. Heeft door alle staten van Amerika gefietst. Vier jaar geleden, in North Dakota, bedacht hij het om van zijn fiets te stappen en een stukje op de prairie te gaan wandelen toen hij op de hoorns werd genomen door een grote bizon, “the biggest I’ve ever seen”. Hij raakte gewond maar fietste twee dagen later alweer voort. Kwam daarmee zelfs op de lokale tv. Wandelen? Nee, dat hoeft voor Mike niet meer. Deze zomer fietst hij heel de Californische kust af.

Ferndale: kleur onder de alomtegenwoordige mist.Beeld JONATHAN VANDEVOORDE

Wellicht is die alomtegenwoordige mist de reden waarom het noordelijke deel van deze kust, vanaf ongeveer waar Highway One ophoudt en met de One-O-One (101) samensmelt, de Lost Coast wordt genoemd. Het lijkt wel alsof de dorpen, bevolkt door hooguit enkele honderden zielen, voor het grootste deel van het jaar onder een mistdeken in een soort winterslaap verkeren. Ik rij even om naar Ferndale, want ik had gelezen over de mooie Victoriaanse façades in de hoofdstraat. En of: de kleurige huizen lijken wel op glazuurtaarten. Poppa Joe’s is een saloon waar de klok honderd jaar geleden gestopt is met tikken. Bij de kloek gebouwde serveerster bestel ik als lunch een ontbijtomelet waarmee Mike zijn bizon had kunnen doodslaan. Maar in het huiskamer­achtige winkeltje ernaast kan ik alle lattes en cappuccino’s bestellen die men maar kan wensen. Aan een tafeltje tegen de muur zingt een troubadour levensliederen. En in het rommelig atelier achterin kun je een workshop ‘Alaska-kajaks bouwen’ volgen, een passie van de eigenaar, volgens de barista. Het yuppiedom heeft de Lost Coast ontdekt, denk ik.

Ferndale heeft zijn vergane ­glorie een mooie lik nieuwe verf gegeven, net zoals even verderop college town Arcata met zijn gezellige dorpsplein. Scotia daarentegen is een verpieterend plaatsje dat, zoals veel gemeenschappen hier, toch een beetje in het verleden is blijven hangen. Een reusachtige houtzagerij bepaalt het beeld, de stuiptrekking van een tijd waarin houtkap, naast visserij, de ­economische motor van de regio vormde. Lumberbarons – de ­kapiteins van de houtindustrie – werden er tot vlak na de Tweede Wereldoorlog steenrijk door, getuige de Carson Mansion in het stadje Eureka, een barok ­gestileerde Victoriaanse villa die zó als spookhuis in Disneyland dienst zou kunnen doen. 

Bomen uit de dino-tijd

De bron van hun rijkdom was de coastal redwood. Redwoods zijn de hoogste bomen op aarde, een ­overblijfsel uit de tijd dat ­dinosauriërs hier nog rondliepen. 

De bomen groeiden vroeger overal langs de centrale en Noord-Californische kust – de ‘Redwood Empire’ – tot gehaaide ondernemers doorhadden dat je met het kappen van één boom een heel dorp kon bouwen. Naar schatting is er vandaag nog maar vijf procent over van alle redwoods die er ooit waren. Gelukkig zijn dankzij de inspanningen van belangen­organisaties zoals Save the Redwood League steeds meer stukken bos van de kap gevrijwaard en tot beschermd gebied uitgeroepen. Enkele bomen reiken tot 118 meter hoog en men vermoedt dat er nog hogere bomen bestaan. Hun exacte locatie wordt geheimgehouden uit angst voor schade door ­overtoerisme.

Point Reyes National Seashore nadat de mist is opgetrokken.Beeld JONATHAN VANDEVOORDE

Wel toegankelijk zijn de redwoods van Prairie Creek Redwoods State Park. Een wandeling vanaf de camping naar de acht kilometer verderop gelegen kust en terug langs de ene na de andere houten kerktoren is een nederigmakende ervaring. Sommige van deze bomen zijn meer dan 2.000 jaar oud. Twintig eeuwen! De Yurok-indianen beschouwen redwoods als geesten van overledenen. En daar loop ik nu helemaal alleen tussen, een stip in de tijd. Zouden ze onhoorbaar met elkaar over mij praten? 

Voor ik de kust bereik, moet ik nog mijn weg vinden door de Fern Canyon, een kloof waarvan de loodrechte wanden begroeid zijn met grote varens. Daarachter, door god verlaten, opent zich een breed, grijs zand- en kiezelstrand dat bezaaid ligt met dode boomstronken en -wortels. Schuimende ­golven klotsen tegen de steile vloedlijn. De lucht en de oceaan zijn van hetzelfde grijs, maar het is niet koud en er staat nauwelijks wind. De Humboldt-zeestroming drukt de laaghangende wolken tegen de boshellingen aan. Eén derde van alle vocht die redwoods nodig hebben om te groeien, halen ze uit mist, lees ik in de brochure van het natuurpark. Juist daarom kunnen ze alleen langs de Lost Coast kust groeien…

Barbecuegeur

Ik rijd al anderhalf uur over de kronkelende Highway 199 die de Klamath Mountains van west naar oost doorkruist en mij uiteindelijk heel even in de staat Oregon brengt. Het is, curieus genoeg, de snelste route om vanaf de Lost Coast het binnenland van Noord-Californië te bereiken. In een onbestemd waaidorp stop ik bij de enige winkel die ook café is en tankstation. Een bebaard mannetje – vies petje op, te grote bril, frommelig bouwvakkershemd – vraagt mij hoeveel ik erin wil. Gooi maar vol. “You’ve got it!” en hij begint zijn ding te doen met een overtuiging alsof hij voor dit werk geboren is. “Is het altijd zo heet hier?’, vraag ik, een praatje wagend. Hij zucht. “Vroeger begon het fire season pas eind juni. Dit jaar begint het officieel al om twaalf uur vannacht.” Wat houdt dat ‘brandseizoen’ dan precies in, wil ik weten. “Vanaf morgen mogen dan geen vuren meer in het bos aangestoken worden. Het is een echt kruitvat met deze droge, warme wind.”

Mount Shasta (4.322 meter) is de tweede hoogste vulkaan in de Cascade Mountain Range.Beeld JONATHAN VANDEVOORDE

Het is nog maar begin juni. Ik kan het mij nog goed herinneren, vorige zomer, toen ik ook door deze streek reisde. Een permanente barbecuegeur prikkelde mijn neus en de zon was een gloeiende, oranje bol hoog in een bruine lucht. Tientallen bosbranden ­teisterden het gebied. Ik heb toen Crater Lake National Park bezocht, in het zuiden van Oregon, 200 kilometer hiervandaan. Door de rook had ik bijna niets van het diepblauwe kratermeer kunnen zien: de caldera was een enorme soepketel gevuld met bruine smog. En die kilometers aan verkoolde boomstammen langs de weg!

Na nog een uur rijden ligt het groene kustgebergte van Noord-Californië eindelijk achter mij en wordt het landschap een opeenvolging van beboste heuvelruggen, afgewisseld met open valleien met akkers en weiden.

En dan zie ik hem, pal in het zuiden, trillend aan de horizon, een massieve, glinsterend witte kegel boven het verdorde landschap. Mount Shasta, een meer dan 4.300 meter hoge stratovulkaan bedekt met eeuwige sneeuw.  Shasta is de tweede hoogste berg van de Cascade Mountains. De bergketen is er eentje buiten categorie: het is een parelsnoer van enorme slapende vulkanen dat zich uitstrekt van Noord-Californië tot in British Columbia, deel van de Ring of Fire, de tektonisch actieve rafelrand van de Stille Oceaan. Onder de grond tikt een tijdbom. In 1964 was er een zware aard­beving voor de kust van Alaska die een tsunami veroorzaakte die alle vissersdorpen langs de Noord-Californisch kust weggevaagd heeft. Her en der vind je tussen de redwoods nog bordjes langs de weg die de hoogte van de toenmalige waterstand. En toen, in 1980, was het in de staat Washington de vulkaan Mount Saint Helens die ontplofte. in één gigantische klap werd de berg 400 meter lager en werden steden en bossen honderden kilometers in de omtrek met een aslaag bedekt. Een kandidaat-opvolger van deze ramp is Mount Lassen, mijn volgende reisdoel.

Leven op de maan

Het is een wonder dat bijna ­niemand Lassen Volcanic National Park kent. Het landschap dat de uitbarstingen van 1914-’15 achterlieten vond men toen al zo bijzonder dat het een jaar later tot nationaal park werd uitgeroepen. 

Het wordt snel duidelijk dat ik mijn voornemen om de 3.187 meter hoge Lassen Peak te beklimmen – er loopt een steil maar ­makkelijk begaanbaar pad naar de top – moet laten varen. Ook een bezoek aan de geisers en de ­modderbronnen kan ik vergeten. Ondanks het warme weer is de pasweg die het park doorkruist nog afgesloten vanwege te veel sneeuw. De bergen in Californië hebben de afgelopen winter recordhoeveelheden sneeuw te verduren gekregen. De rangers zijn al vijf weken met sneeuwruimers in de weer en hebben de top van de pas nog niet eens bereikt, lees ik bij de ingang. “Ik zag gisteren enkele gasten met ski’s naar de top van de vulkaan lopen”, vertelt een bejaarde wandelaar uit Nevada mij de volgende ochtend. “Die zijn skiënd naar beneden gekomen.” 

The Redwood Empire, Wandelen tussen kerktorens van schors en hout.Beeld JONATHAN VANDEVOORDE

Ik kom de man en zijn echtgenote tegen tijdens een wandeling naar de top van Cinder Cone, een kale, grijze sintelkegel aan de andere kant van het park die wel al sneeuwvrij is. Ik bereik hem na een uur hobbelen over een grindweg en een wandeling van nog eens een uur. Het maanlandschap dat de ramp hier heeft achter­gelaten is van een buitenaardse schoonheid die aan Yellowstone doet denken, maar dan bergachtiger. Buiten het bejaarde koppel kom ik op de brede kegeltop maar twee andere wandelaars tegen. Lassen moet het meest ondergewaardeerde nationaal park in het Amerikaanse westen zijn. 

Twee dagen later, gezeten op een bankje aan de rand van een bos ten noorden van San Francisco, laat ik deze gedachte nog even op mij inwerken. Naast enkele Amerikanen ben ik tijdens mijn reis niet één buitenlandse ­toerist tegengekomen, zelfs niet toen ik op de terugweg het toch wel toeristische goudzoekersstadje Grass Valley bezocht. En dat in het tijdperk van Instagram en overtoerisme… Na een pittige wandeling zit ik lekker rozig te worden in de late middagzon. Ik kijk uit over een weide en aan de overkant, langs een weg, zie ik een groep wapitiherten uit het bos tevoorschijn komen. Enkele auto’s vertragen en stoppen in de berm. Mensen ­stappen uit, mobieltjes gaan omhoog. De dieren grazen ­onverstoord verder.

Dat dit anno 2020 zomaar kan, dat is toch ongelofelijk?

Ook naar californië?

Vliegen: Met Icelandair (iceland­air.be) vlieg je voordelig van Brussel naar San Francisco.

Retour in Economy Light vanaf 537 euro. Een stopover op  IJsland (tot zeven nachten) is kostenloos toegestaan. Alternatieve aanvlieghaven: Portland.

ESTA: Vraag die een paar weken van tevoren aan (14 dollar, twee jaar geldig). Er is maar één site: esta.cbp.dhs.gov/esta/ 

Rijden: Ter plekke heb je een auto nodig. Ik heb zeer positieve ervaringen met Sunny Cars, vanwege het all-inclusive contract dat je afsluit, zodat je ter plekke geen onverwachte ­kosten hebt, sunnycars.be

Logeren: Accommodaties zijn dun gezaaid langs de Lost Coast en rond Lassen. Tip: boek ruim van ­tevoren, maar kijk dan een tot twee maanden voor vertrek nog eens naar aanbiedingen van ­kamers en wijzig je boeking, dan ben je soms goedkoper uit.

Wandelen: De auteur van deze reportage begeleidt in september een tweeweekse wandelreis doorheen de streek, info via mildadventures.org