Direct naar artikelinhoud
Dubbelinterview

‘Kompany, stop met voetballen’: Mulder en Boskamp, analisten met paars-wit hartzeer

Johan Boskamp en Jan Mulder. Mulder: ‘Het zou beter zijn voor iedereen mocht Vincent Kompany stoppen met spelen. Hij wil natuurlijk nog graag naar dat EK met de Rode Duivels.’Beeld © Stefaan Temmerman

Jazeker, mathematisch kan het nog. Maar zelfs na de verrassende 6-1-overwinning tegen Eupen is er een bijzonder grote paars-witte bril nodig om Anderlecht nog in play-off I te zien belanden. En die hebben Jan Mulder  en Jan Boskamp thuis gelaten.

“Jantje!” Rotterdams schalt over de oefenterreinen van Berchem Sport. Johan Boskamp zit in een dug-out waarvan de kleuren even vervaagd zijn als de glorie van de Antwerpse club. Hij kijkt bezorgd, terwijl Jan Mulder in zijn nette plunje behoedzaam het modderige veld oversteekt. “Mag jij hier zijn? Ik heb net toch maar even gebeld met Het Belang van Limburg. Het is oké, zeggen ze. Maar hoe zit dat bij jou? Jij hebt toch ook zo’n contract met euh, dinges?” Jan Mulder grinnikt. “Exclusiviteit, bedoel je? Nou, héb ik ook. Maar we gaan ons toch niet monddood laten maken?”

Zet de twee Jannen bij elkaar en er vertrekt een stoomtrein die niet meer te stoppen is. Ook niet door de fotograaf die even verwoede als vergeefse pogingen doet om de twee Nederlanders richting lens te doen kijken. Ze hebben namelijk Atletico Madrid-Liverpool, waar Boskamp net van terug is, te bespreken. En Tottenham Hotspur-Leipzig. In halve zinnen en hele uitroepen lijken ze perfect te begrijpen wat de ander bedoelt. Maar wat met Getafe-Ajax, later die avond? “Kloteploeg”, foetert Boskamp. “Gaat Ajax het niet makkelijk tegen hebben”, voorspelt Mulder. Om naadloos te vervolgen: “Feyenoord gaat wel lekker hè, met Dickie? (coach Dick Advocaat, AVB.)”

Wanneer we een kwartiertje later de warmte hebben opgezocht, zijn zowat alle denkbare ploegen de revue gepasseerd. Behalve dan die ene waarvoor we hebben afgesproken: Anderlecht. Met enige moeite weten we de twee spraakwatervallen te onderbreken.

Boskamp: “Wil je het daar echt over hebben? Dan zijn we snel uitgepraat, hoor.”

Mulder: “Kan ik nog terug?”

Met nog drie wedstrijden te spelen, staat Ander­lecht achtste op vier punten van Racing Genk en op drie van KV Mechelen. De zesde plaats en een ticket voor play-off I zijn dus nog niet helemaal weg. Geloven jullie er nog in?

Johan Boskamp: “Een paar weken geleden wel, omdat ze toen heel goed speelden tegen AA Gent.

Maar dan ben ik naar KV Mechelen-Anderlecht gaan kijken (Anderlecht verloor met 2-0 en pakte een rode kaart, AVB). Jongens, toch. Nee. Dat was weer niet om aan te zien.”

Waar is het fout gelopen bij Anderlecht volgens jullie?

Jan Mulder: (nadrukkelijk) “Bij Het Proces.”

The Process is de visie die Vincent Kompany sinds zijn terugkeer naar de ploeg ontwikkelde om ‘Anderlecht zijn identiteit terug te laten vinden’.

Boskamp: “Nou, daar word ik ziek van. Het proces. Word jij daar dan niet ziek van?”

Mulder: “Ik zeg het ook met enige ironie. Maar ik moet wel bekennen: ik zag die eerste wedstrijd van het seizoen tegen Oostende en die eerste twintig minuten speelde Anderlecht fantastisch. Ze stonden met 1-0 voor, toen werd er een doelpunt van Vlap afgekeurd en plots knakte het. Maar de spel­opvatting vond ik wel mooi.”

Boskamp: “Oké, maar je mag niet vergeten dat 60 of 70 procent van de balcirculatie plaatsvindt op de helft van Anderlecht. Dat is wel klote, natuurlijk.”

Mulder: “Dat klopt. Ik had dat proces ook wel iets anders aangepakt, dat blijven hangen op de eigen helft is niet goed. Maar ik heb ook gekeken naar Anderlecht onder Weiler (René Weiler, coach van Anderlecht in het seizoen 2016-’17, AVB). Ze werden kampioen, maar dat spel vond ik zo ergerlijk.”

Boskamp: “Goed, dan ga ik jou een simpele vraag stellen. Wat is nou belangrijk in voetbal?”

Mulder: (sputtert iets onverstaanbaars)

Boskamp: “Ja Jantje, zeg het eens?”

Mulder: “Ja, winnen en kampioen worden.”

Boskamp: “Van de week zat ik twee minuten neer en zag ik het ook gelijk: dit wordt een klote­wedstrijd, niet normaal. Maar die Simeone kan het geen reet schelen hoe ze spelen. En dat publiek ook niet.”

Mulder: “Ja nou, heb je het wéér over Atletico Madrid zeg. Maar hier scheiden onze wegen, want ik vind dat goed voetbal op de eerste plaats komt. En dan krijg je automatisch resultaat.”

Dat is wat Kompany ook zegt, natuurlijk.

Mulder: “Ja, het duurt wel lang.”

Boskamp: “Als ze zo door blijven gaan, duurt het nog zeker twee, drie jaar voor ze weer mee kunnen doen voor de titel. En dat ze met de jeugd bezig zijn intussen, oké. Maar niemand praat erover dat ze ook twaalf of veertien spelers gekocht hebben.”

Mulder: “Dat vind ik dan een toegeving om niet helemaal met kleuters te moeten spelen. Alleen waren die transfers niet zo goed.”

Boskamp: “Dat ging al zo van in het begin toen Marc Coucke de club overnam van de familie Vanden Stock. Vier spelers brengt hij mee van Oostende. Vier jongens die daarvoor altijd moesten spelen om niet te degraderen, die gaan dan plots naar Anderlecht. Jij weet ook, Jan, Anderlecht pakte vroeger altijd de beste spelers.”

Mulder: “Die tijd is voorbij. Jonge spelers willen vandaag naar Club. De aantrekkingskracht van Anderlecht is blijkbaar voorbij.”

Ik ken zelfs Anderlecht-supporters die zeggen: Anderlecht is niet langer de grootste club van het land, dat is Club Brugge.

Mulder: “Nee. Club Brugge is natuurlijk de beste club van het land, maar Anderlecht is nog steeds de grootste. De naam betekent natuurlijk nog wel iets. Om nog even Feyenoord te noemen: dat is ook diep weggezakt, maar het blijft toch een grote club?”

Union was ook ooit een grote club, de grootste van het land zelfs.

Mulder: “Union Sint-Gillis, juist, dat was inderdaad wat. Het kan inderdaad heel fout gaan. Kijk ook naar Kaiserslautern in Duitsland. Zij spelen nu in de derde afdeling. Sommige grote clubs kunnen inderdaad voor lange tijd verdwijnen.”

Moet Anderlecht daarvoor vrezen?

Mulder: “Néé.”

Boskamp: “Dat denk ik ook niet. Maar het kan wel nog een paar jaar duren, met dat proces. Jongens toch, het gaat hier wel over Anderlecht. Anderlecht is altijd trendsetter geweest van het Belgisch voetbal, samen met Club en Standard. En in één klap is dat weg.

“Nog eens over die transfers: ik had liever dat ze vier spelers gekocht hadden in de plaats van twaalf. Maar vier spelers die de jonge jongens meetrekken en hen beter maken.”

Mulder: “Klopt, maar ook bij de jeugd weet ik het niet altijd zo goed. Iemand als Lokonga, sierlijke, leuke speler, maar zo nu en dan bekruipt mij het gevoel: is die wel goed genoeg? Laat eens iets zíén. Die moet veel beter gaan presteren.”

Boskamp: “Dat heb je met Doku ook. Ik vind het prachtig wat hij doet, maar ik denk niet dat hij nog veel gaat groeien.”

Was het wel een goede zet van Kompany om naar Anderlecht te komen?

Mulder: “Jawel hoor. Ik vind zijn visie op het spel ook echt goed. Het probleem is hijzelf, vind ik. Hij is de trainer, coach, inspirator, maar hij speelt ook. Ik vind dat dat niet kan.”

Anderlecht presteert bovendien beter zonder Kompany in de basis, dan met.

Mulder: (afwijzend) “Nou, dat zijn statistieken.”

Boskamp: “Ja, maar ik heb wel het gevoel dat het wel klopt. Geef de links­back Cobbaut tien keer de bal, en tien keer zal hij weer uitspelen. Staat Vince er, geeft hij de bal aan hem. Dan denk ik: godverdomme jongen, neem zelf initiatief. Ze leggen de verantwoordelijkheid helemaal bij Vince, als hij op het veld staat.”

Mulder: “Ze geven hem de bal vanuit het idee: doe jij het maar, voordat ik het verkeerd doe.”

Boskamp: “Ik heb zelfs soms het gevoel dat ze er angst voor hebben. Weet je hoe ze hem noemen wanneer hij er niet bij is? Obama!” (lacht)

Mulder: “Hoe oud was zo’n Lokonga toen Vince op zijn achttiende al top of the bill was? Die keek toen ook naar de televisie met grote ogen, dus het is logisch dat je ontzag hebt, wanneer je dan samen op het veld staat.”

Boskamp: “Als je vroeger drie spelers kocht met Anderlecht, moest je al bijna kampioen worden om die aankopen te verantwoorden. Nu kopen ze er twaalf. En waar staan ze al het hele seizoen? Negende of tiende. Nog nooit gebeurd.”

Mulder: “Ik weet nog dat ik tegen Coucke zei: leg nou 30 miljoen euro neer voor een spits. (kijkt wanhopig naar Boskamp) Eéntje, Jan, maar dan een hele goeie. Maar dat mag dan weer niet van de Financial Fair Play. Anderlecht kan zo’n Erling Haaland (jonge Noorse spits die furore maakt bij Dortmund, AVB) niet halen. Dus ja, dat wordt nog een heel moeilijk, euh, proces. (lachje) Alleen: ik zie niet hoe het volgend jaar heel veel beter zal zijn.”

Hoe zouden jullie het oplossen?

Mulder: “Het zou beter zijn voor iedereen mocht Kompany stoppen met spelen. Hij wil natuurlijk nog graag naar dat EK met de Rode Duivels, maar als hij dan Europees kampioen geworden is, moet hij ermee ophouden.”

Boskamp: “Niet mee eens. Hij moet nú kiezen. Als ik voorzitter van Anderlecht zou zijn, zou ik zeggen: hey jongen, wij betalen jou en met ons moet jij nog 500 jaar verder. Stel nou, hij gaat mee naar het EK. Dan zit hij twee maanden in Rusland of waar het ook wezen mag, net op het moment dat de sportieve lijnen voor komend seizoen uitgezet worden bij Anderlecht. Dat kan toch niet?”

Boskamp en Mulder. Boskamp: ‘Uiteindelijk komen alle beslissingen bij Anderlecht bij die ene terecht: Marc Coucke. Die moet ja knikken, anders gebeurt het niet.’Beeld © Stefaan Temmerman

Daarom is Frank Vercauteren er nu toch?

Boskamp: “Frank is fantastisch. Maar ik was op KV Mechelen en ik weet niet of dat op tv te zien was, maar ineens ging Kompany van op het veld naar Vercauteren toe en fluisterde hem iets in het oor. Ik zeg, kus nou mijn kloten.”

Mulder: “Heb ik gezien, ja. Het kan natuurlijk wel dat een aanvoerder tijdens de wedstrijd eens iets tegen zijn trainer gaat zeggen. Maar het leek alsof hij Vercauteren instructies ging geven: we moeten het zo doen.”

Boskamp: “Dat gevoel had ik ook.”

Vercauteren was na afloop van die wedstrijd boos, Kompany niet. Hij is altijd opvallend mild in zijn analyses.

Mulder: “Hij beheerst zich natuurlijk. Ik vind het ook overdreven, die boetedoening van die spelers ten aan­zien van de supporters. Zitten ze daar op de grond en laten alle hoon over zich heen gaan. Dat hoeft allemaal niet. Ga de kleedkamer in, gooi je schoen daar in een hoek of zo. Maar Kompany, die heeft een geduld als een olifant. Dat bewonder ik wel.”

Boskamp: “Hij bespeelt het publiek ook goed. Gaat naar hen toe, geeft hen een shirtje.”

Mulder: (knikt) “En de supporters zijn weer content. Toch blijf ik erbij: trainer-speler, het is een onding. Dat kan misschien bij Steenokkerzeel. Maar niet bij Anderlecht.”

Kompany is natuurlijk niet de enige verantwoor­delijke voor de huidige staat van Anderlecht. Hoeveel verantwoordelijkheid draagt eigenaar Coucke?

Boskamp: “Meer dan veertig jaar hadden de Vanden Stocks het voor het zeggen. In veertig jaar is er daar niets veranderd aan de top. Nu in twee jaar tijd hebben ze al drie keer heel hun bestuur omgegooid. Nou komt Wouter Vandenhaute er weer bij, Karel Van Eetvelt, weet ik wie nog allemaal.”

Mulder: “Patrick Lefevere.”

Boskamp: (proest het uit) “De Pat? Dat meen je niet. Ben ik pas nog mee wezen eten. Dat is een Brugge-man! O, die moet ik dan zo toch even bellen.”

Mulder: “Het is natuurlijk ook zo dat Roger Vanden Stock en Philippe Collin de club wilden verkopen op een moment dat niet zo gelukkig was, maar gunstig voor de aandeelhouders wegens belastingtechnische voordelen. Toen moest dat allemaal in een stroomversnelling. Dat was nu ook weer niet zo chic.”

Boskamp: “Ik zou wel eens willen weten waarom ze meer vertrouwen hadden in Coucke dan in Paul Gheysens. Als mijn informatie klopt, bood die 10 miljoen euro meer voor de club. En je kan nu ook niet zeggen dat Antwerp het slecht doet, sinds hij het gekocht heeft. Volgens mij had Coucke het zich wel helemaal anders voorgesteld, toen hij Anderlecht kocht. In Oostende kon je de polonaise dansen, in Anderlecht kan dat allemaal niet.”

Mulder: “Om kampioen te worden en Europees te spelen, heb je wel iets anders nodig. Dat heeft hij onderschat. Maar zeg eens, je moet toch al een gestudeerde psycholoog zijn en veel maatschappij­kennis hebben om heel die revolutie bij Anderlecht te doorgronden. Een detective moet je inhuren, om uit te zoeken wie wat doet en wie wat beslist.”

Boskamp: “Uiteindelijk komt alles enkel bij die ene terecht: Coucke. Die moet ja knikken, anders gebeurt het niet.”

Mulder: “Dat hij Kompany gehaald heeft, is natuurlijk wel geweldig. Kompany heeft dat niet gedaan voor het geld, dat is echt uit liefde voor die club.”

Boskamp: “Vince is gewoon een wereldgozer. Elke schnabbel die hij doet, gaat naar een goed doel.”

Mulder: “Dat is ook wel redelijk makkelijk, natuurlijk, met zijn vermogen.”

Geloven jullie dat Kompany bij Anderlecht blijft? In Engeland wordt al gespeculeerd over zijn terugkeer.

Mulder: “Natuurlijk blijft hij. Daar staat dan zo’n berichtje in The Daily Mail, dat hij assistent zou worden van Pep (Guardiola, coach van Kompany’s ex-ploeg Manchester City, AVB). Geloof ik niks van.”

Boskamp: “Hij heeft dat al twee keer afgewezen.”

Mulder: “Nee, die Kompany heeft een beeldschoon plan in zijn hoofd over hoe dat spel van Anderlecht moet worden. Het proces heet dat nu dan nog, maar het is een sprookjesachtig jongens­idee: mijn oude club ga ik nu eens slijpen als een diamant. Met mooi spel, met de jeugd, een heel zuiver idee. Dat hij dat doel voor ogen heeft, dat houdt me nog op de been. Alleen, ik weet niet of dat kan bij een club als Anderlecht.”

Waarom niet?

Mulder: “Dat publiek smacht naar een titel. Supporters willen mooi voetbal, maar ze willen vooral winnen.”

Boskamp: “Anderlecht is een club die om het jaar kampioen moet spelen. Zo is het altijd geweest.”

Mulder: “Maar dat komt nooit meer terug. Daarvoor is er in het voetbal te veel veranderd. Ajax had dat vroeger ook, alle jongens van Utrecht en nog verder wilden naar Ajax. Maar wanneer dat vandaag nog gebeurt, dan zitten de mannetjes van Chelsea en Manchester City op de tribune.”

Boskamp: “Niet bij de wedstrijden, hè. Bij de trainingen zitten ze daar tegenwoordig.”

Mulder: “Die bieden de ouders dan 2 miljoen euro. Ajax en Anderlecht houden die spelers vandaag niet meer. Je kan ze hooguit smeken om nog een jaartje te blijven. Jammer hoor, dat soort ontwikkelingen.”

Zou een BeNeLiga daar een verschil kunnen maken? Wanneer je het niveau van de competities opkrikt, blijven de spelers misschien langer?

Mulder: “Wat vind jij, Jan?”

Boskamp: “Ik vind het niks.”

Mulder: “Ik ook niet.”

Boskamp: “Tien jaar geleden zeiden we ook dat het niveau erop vooruit zou gaan als we minder wedstrijden zouden spelen. We zijn er alleen maar op achteruitgegaan.”

Mulder: “De kloof is vooral financieel. Je haalt de Premier League nooit meer in. Maar ik zou het toch eens één jaar willen zien. Lijkt me wel leuk, Standard-Feyenoord. Ajax-Anderlecht. Brugge-PSV.”

Boskamp: “Oké, maar ik ga niet naar Groningen-­Zulte Waregem kijken.”

Mulder: “Oké, die is duidelijk. Afgeserveerd. Zal ik de Bond even bellen? Gaat niet door, jongens.” (lacht)

U gaat misschien ook niet naar Eupen-­Zulte Waregem kijken.

Boskamp: “Zeker wel. Wanneer Eupen een jong ventje neerzet in de ploeg, wil ik dat wel eens zien spelen. Dus dan ga ik naar Eupen toe. En dan denk ik: dat heb ik toch maar mooi gezien.”

Mulder: “Ach, we zijn hier nog geen meter opgeschoten vanmiddag. Er hapert van alles bij Anderlecht, maar dat gaan wij hier vanmiddag niet oplossen. Resultaat van de bijeenkomst: núl. Maak jij er wel een leuk onderhoudend stukje van?”

Mag ik jullie een dilemma voorleggen? Ander­lecht haalt toch nog play-off I, of Nederland wordt Europees kampioen.

Boskamp: “Nou, Nederland Europees kampioen dan.”

Mulder: “Kan je er niet van maken Cercle Brugge speelt Europees voetbal? Dan ga ik voor Cercle. Veel leuker.”

Boskamp: (schatert het uit)

Mulder: “Dat kán dus echt. Maar Nederland Europees kampioen, ik denk het niet. Ze hebben veel pech, veel geblesseerden.”

Boskamp: “Dat niet alleen, ze spelen zelfs niet allemaal bij hun club.”

Mulder: “Voor België weet ik het ook niet zo, hoor.”

Boskamp: “Ik heb twee favorieten. België en Italië. Niemand spreekt daarover, maar Italië heeft in de kwalificaties ook 30 op 30 gehaald, net als België, en ze hebben de meeste doelpunten gescoord. Ze hebben een aantal fantastische spelers.”

Behalve tegen Brazilië op het WK hebben de Rode Duivels wel nog geen topland geklopt.

Boskamp: “Oké, maar tegen al die andere landen moet je ook winnen, hoor. België heeft één gigantisch voordeel. Eden Hazard gaat niet zo moe zijn als anders. Hij heeft door zijn blessures niet zoveel gespeeld.” (Het interview werd afgenomen voordat Hazard zich opnieuw blesseerde en het onduidelijk werd of hij het EK wel haalt, AVB.)

Mulder: “En sinds het WK is die Kevin De Bruyne zo weergaloos goed geworden. Die heeft toch nog een stapje vooruit gezet. Ik ben een Hazard-fan, maar De Bruyne is daar nog overheen gegaan. Die twee schroeven elkaar op. Nee, De Bruyne en Hazard samen moeten het kunnen doen.”

Mulder en Boskamp. Mulder: ‘Dit seizoen van Anderlecht raakt me wel. Het is die neergang. Ik heb al verschillende keren gedacht: nou moet het niet meer gekker worden.’Beeld © Stefaan Temmerman

En toch zegt u net dat u er niet in gelooft?

Mulder: “Klopt. Maar dat zit meer in mij, denk ik. De kleine Nederlander die niet gelooft dat zoiets groots voor hem is weggelegd. Een kampioenschap winnen, dan denk je toch eerder aan Duitsland of Italië. Daar zit ook wel iets in, die landen zijn dat gewend. Duitsland mag een minder elftal hebben, die zijn al vier keer wereldkampioen geworden, die mikken altijd op de finale.”

Wat is het met Anderlecht dat jullie die club niet kunnen loslaten?

Mulder: “Dat is gewoon mijn club. Ik ging er als jongen al naartoe. Maar jij Jan, jij bent een Feye­noorder.”

Boskamp: “Ik heb maar één club en dat is Feyenoord. Maar ik heb enorm veel sympathie voor Anderlecht. Ik heb er vijf jaar gewerkt, in voetbaltermen is dat een eeuwigheid. Dat waren fantastische jaren. Ik had dan ook een ploeg om duimen en vingers bij af te likken. Luc Nilis, Marc Degryse, Bruno Versavel, Marc Emmers, Philippe Albert, Johnny Bosman die ze er met zijn ganzennek allemaal in knikte. En de Vanden Stocks, daar zal ik van mijn leven geen slecht woord over zeggen.”

Maar die tijd is voorbij. Enkel de clubkleuren zijn nog dezelfde. Wat bindt jullie dan nog?

Mulder: “Het is een gevoel. En een plek. Ik ben gevoelig voor het Astridpark, dat wegje ernaartoe.”

Boskamp: “Zit ik op een andere wedstrijd, kijk ik toch even wat Anderlecht gedaan heeft. Ik wil dat wel weten. Je blijft daarmee bezig.”

Mulder: “Het wordt wel wat minder natuurlijk. Het is een halve eeuw geleden dat ik er speelde. Als ik als speler verloor van Berchem Sport, dan zat ik in zak in as, op de spelersbus en thuis. Als Anderlecht nu een keer met 5-0 op Club Brugge verliest, ben ik niet meer intens bedroefd. Het leven van mijn twee zoons interesseert me evenveel als dat van Anderlecht, snap je wat ik bedoel? Maar nú, dit seizoen, raakt het me wel. Het is die neergang. Die niet te stuiten serie pech. Ik heb toch al verschillende keren gedacht: nou moet het niet meer gekker worden.

“Wij zijn niet alleen natuurlijk. Er kijken miljarden mensen naar voetbal, zovelen zijn verknocht aan een club. Wat is dat met dat spel, Jan?”

Boskamp: “Dat weet ik toch niet. Neem die klotewedstrijd van Atletico. Helemaal niks, deden die. Maar na afloop krijgen ze me daar een staande ovatie. Had ik daar gezegd: ‘Simeone? Waardeloos!’, dan schieten ze me af. De supporters komen daar ook in een stoet van Bengaals vuur van een kilometer lang het stadion binnen. Ongelooflijk. Dat heb ik alleen nog maar in Argentinië meegemaakt.”

Mulder: “Wat zou dat toch zijn, die enorme harts­tocht voor dit spel? Waarom niet handbal?”

Ook daar raken ze niet uit, hier op Berchem Sport. Dat we hier zitten, heeft minder te maken met de herinneringen die ze hebben aan het legendarische stadion waar ze beiden als speler nog kwamen, dan wel met hun drukke agenda’s. Het was de meest praktische locatie. Mulder passeerde er op weg naar zijn Groningse heimat na enkele dagen commentaar leveren in Vilvoorde, voor Boskamp lag het op de baan naar Hilversum, waar hij nog verwacht wordt voor de voetbal­talkshow VI.

Moet het nog gezegd dat, ook op hun 74ste - Mulder - en 71ste - Boskamp -, ze nog steeds voetbal ademen? Boskamp kan nauwelijks onder woorden brengen hoe belangrijk het spel voor hem is. Hij vliegt er nog wekelijks Europa, en als het moet de wereld, voor over. “Het voetbal heeft me alles gegeven. Het is mijn hobby. En sinds een maand of zeven staat het licht weer op groen en mag ik weer weg. Als een raket ben ik weggevlogen. Ik doe dat zó ontzettend graag.”

Boskamp wijst naar zijn hart terwijl hij het zegt.

Mulder: (bezorgd) “Wat had je dan?”

Boskamp: “Ik had twee keer achter elkaar een bloed­klontertje, daarvoor ben ik geopereerd. Maar op een bepaald moment zeg ik tegen die dokter: ik ben zo moe. Eerst vonden ze niks, uiteindelijk bleken het hartritmestoornissen. Toen hebben ze me met zilverpapier bekleed en elektrische schokken toegediend. De dokter zei: ik garandeer je, je wordt voor 95 procent weer de oude. Ik werd wakker en dat was ook zo. Net op tijd om naar Barcelona-Real Madrid te vliegen.” (lacht luid)

Jullie kijken niet alleen veel voetbal, maar ook veel voetbal­shows. Wie is de beste analist van de Lage Landen?

Mulder: “Ik ken er niet één slechte. Ze hebben allemaal kennis die ze hun leven lang hebben opgeslagen, het gevoel voor dat spel. Maar je hebt soorten. Ik ben niet de man van de pijltjes die tijdens de rust de posities zit aan te duiden op een schermpje. Ik hecht niet zoveel waarde aan tactisch vernuft, ik ben eerder de man van de schoonheid in de actie, van de mooie balaannames. Jij bent meer allebei, hé Jan?”

Boskamp: “Je kan dat allemaal niet vergelijken. Wij zeggen wel wat we willen, Jan en ik. Dat is voor Belgen toch wat moeilijker. Ik moet nog vaak denken aan Aimé Anthuenis, die me ooit zei: ‘Die Hollanders gooien er alles uit, wij denken eerst voor we wat zeggen’.”

Mulder: “Is dat echt wel zo?”

Boskamp: “Aimé zei dat. Ik heb dat gevoel nooit gehad.”

Mulder: “Ik ook niet. Ik zit vaak met Marc Degryse aan tafel. Vind ik prettig. Hij is ook geconcentreerd, weet er alles van, zelf een groot speler geweest, is redelijk kritisch. En ik noem nou Degryse, maar ineens kom je erachter dat je ook graag aan tafel zit met Eric Van Meir. Wat een fijne vent. Het is niet omdat ik het zelf niet doe, dat ik niet graag luister naar die analyses over naar binnen trekken en zo.”

Denken jullie nooit: we zijn de 70 voorbij, misschien is het wel eens tijd om te stoppen? Hoelang willen jullie nog doorgaan?

Mulder: “Ik had gedacht tot 103. Ik was namelijk een bewonderaar van Pol Jacquemyns, de eerste analist van België. Toen ik in België kwam, kreeg hij vijf minuutjes op televisie, in zwart-wit, achter een katheder. Zo beschouwde hij dan de speeldag. Zo zie ik me wel zitten, ook in zwart-wit. ‘Beste kijkers, het was weer eens een fijne voetbalmiddag in de Jupiler Pro League. Den fieren koploper Union Sint-Gillis Qatar verwende de Belgische liefhebber met vernuftig aanvalsspel tegen de Brugse jongens van inspirator Yari Verschaeren.’ Dus afspraak over twintig jaar.”

Boskamp: “Met mij niet, hoor.”

Mulder: “Nah, je bent al aardig op weg.”

Boskamp: “Ik ben aan het afbouwen. Ik ben zeker de helft minder in Nederland. Maar dat kwam ook wel doordat ik met mijn tikker lag te klooien, natuurlijk.”

Mulder: “Je moet toch ook niet afbouwen tot nul? Jij bent toch ook niet iemand die thuis gaat zitten kruiswoordpuzzelen? (plagend) Jij wil naar Simeone.”

Jullie zijn niet de enige zeventigers die het ana­lyseren niet kunnen laten. Kijken jullie wel eens naar de Instagram-filmpjes van Aad de Mos?

Mulder: “Nee, ik zit niet op sociale media. Maar het schijnt nogal geestig te zijn.”

Boskamp: “Ik heb dat even moeten doen van Tom Coninx. In geen tijd had ik 100.000 vrienden op WhatsApp. Als een raket er weer af, zei ik. Gelijk mee gestopt.”

Mulder: “100.000 vrienden? Op WhatsApp? Nou moet je zwijgen, Jan. Je kent er echt niks van.”

Boskamp: “Zeg ik toch. Ik ben al blij dat ik mijn telefoon kan aanzetten.”