Direct naar artikelinhoud
InterviewDimitri Verhulst

‘Geen saaier milieu dan dat van cokegebruikers. Vaak zijn het verschrikkelijk arrogante zakken’

‘Jaloezie is een gezonde barometer waarop je kunt aflezen hoeveel je van iemand houdt: 'Die wil ik niet kwijt!‘’Beeld Johan Jacobs

Dimitri Verhulst (47) heeft het lachen niet verleerd. ‘Een spaatje met bubbels’, zegt hij vrolijk, als ik vraag wat hij drinkt. ‘Of dacht je: eindelijk zit ik hier met een alcoholieker aan tafel, dat wordt zuipen!’ We zullen het inderdaad hebben over zijn verslavingen die hij, in zijn geroemde stijl en met niets en vooral zichzelf niet ontziende eerlijkheid, in zijn nieuwe boek behandelt. Drank, sigaretten, coke. En liefde, die hoort misschien ook in dat rijtje thuis. De bestelde creoolse kip raakt hij nauwelijks aan. ‘Te veel stress, man, ik sta hier in mijn blootje.’

‘Ongedateerde dagboeken’ is de ondertitel van zijn nieuwe boek, ‘Onze verslaggever in de leegte’. De beginscène valt alvast makkelijk te dateren, omdat ik toevallig in de buurt was: vroeg in oktober 2016 was een zwerm Vlaamse en Nederlandse schrijvers in Frankfurt neergestreken, onze literatuur was voor één keer het Schwerpunkt van de Buchmesse. Dimitri Verhulst zag ik in die dagen geregeld passeren als een onvermoeibare fuiver. Maar hoe zwaar zijn nachten waren, leer ik pas op de eerste pagina's van het boek.

Zo is er die avond die begint met een feestje op een boot op de Main, meer bepaald in het toilet, waar de auteur in het gezelschap van een jonge vrouw twee lijntjes legt op het schermpje van zijn telefoon, om vervolgens de nacht in te gaan met gin-tonic en cocktails allerhande in Roomers Bar. ‘In mijn broekzak was een zakje coke opengescheurd, het witte goedje hing overal. Mijn telefoon, mijn bankkaarten, mijn geldbriefjes, werkelijk overal hing spul aan. Mijn snot smaakte naar benzine, de straatwaarde van mijn zakdoek was fors de hoogte in geschoten. Op mijn hotelkamer heb ik met mijn lidkaart van het ziekenfonds alle kruimels bij elkaar gevaagd en versneden. Een laatste lijn voor het slapengaan...'

Roomers Bar is volgens TripAdvisor nummer 6 van 133 etablissementen in het Frankfurtse nachtleven. Een verdiende reputatie?

Dimitri Verhulst: “Ik heb meerdere nachten in Roomers gezeten. Het is echt een hol voor snobs, je voelt het foute geld er zo rollen. Eigenlijk heb ik daar niks te zoeken. Maar daar sloeg wel opeens het gevoel toe dat ik helemaal op was. Het is waar wat ik schrijf: het had me geen flikker verdomd als ik ter plekke was gestorven.”

Voor de goede orde: zijn die ‘ongedateerde dagboeken’ echte dagboeken, of zijn ze opgepoetst?

Verhulst: “Er is niks aan opgepoetst. Ik hou niet van het soort gekunstelde dagboeken waarvan de schrijvers op voorhand weten dat ze gepubliceerd zullen worden. In mijn geval gaat het om losse flodders, sommige getypt, sommige geschreven, die ergens in een schoenendoos beland waren. Ik vind dat er een soort deontologie van het dagboek is: je moet respecteren wat je op een bepaald moment hebt opgeschreven. Vandaar ook het ongemak, de schaamte die ik nu voel. Ik sta hier in mijn blootje, hè? Ik voel de mea culpa al in mijn mond liggen.”

We lezen hoe je daar in de stationsbuurt van Frankfurt in je deftige pak zonder enig wantrouwen wordt aanvaard door de tandeloze daklozen. ‘Er is geen dresscode in de ondergang’, schrijf je, want ook in de goot blijf je fraai formuleren.

Verhulst: “Dat is het gevaarlijke aan drugs: de gebruikers vormen een soort familie. Gaandeweg, begon ik zelf te merken, ging ik rondkijken als ik een café binnenstapte: wie zou er iets bij zich hebben? En ik voelde dat ze ook mij begonnen te bekijken als de bezitter van gerief. We stralen iets uit.”

Lees hier de recensie

‘Onze verslaggever in de leegte’: een fragmentaire tocht door Dimitri Verhulsts roerige, recente bestaan 

En dat is iets ingewikkelders dan een wat verloederde aanblik?

Verhulst: “Je zou ervan schrikken wie er allemaal coke gebruikt.”

Zo'n 7 procent van de jongvolwassenen in Vlaanderen, las ik in de krant.

Verhulst: “Ik vond het zelf verrassend dat ik mijn cokegebruik ging banaliseren: ‘O, maar iedereen doet het tegenwoordig.’ Wat niet waar is, maar het zijn er veel. Coke is een heel gevaarlijke drug omdat hij zo onschuldig kan zijn, je kunt ’m perfect bedwingen. Met alcohol is dat veel lastiger.”

Kun je beschrijven wat je er lekker aan vindt?

Verhulst: “Dat benzinegeurtje! Al van kindsbeen af heb ik graag benzine geroken, en dan kun je het ineens gaan snuiven! Het is allemaal gevaarlijk, maar ook lekker – veel lekkerder dan broccoli, bijvoorbeeld.”

Ik las in de recente biografie van Sylvia Kristel dat zij in Los Angeles tot 10 gram per week verbruikte. Eindelijk spreek ik eens met iemand die kan inschatten of dat veel is.

Verhulst: “Ik heb beter gedaan! (lacht) Godverdomme, hoor mij... Ik heb me laten vertellen dat je niet meer dan 1,7 gram per dag mag gebruiken als je een hartaanval of een hersenbloeding wilt vermijden. Waar ik ruim over gegaan ben. Tot 4 gram per dag, wat niet goed is, en duur. Dat red je niet met poëziebundels! Wil je er wel bij schrijven dat dat uitzonderlijk was, voor je me neerzet als de man die Sylvia Kristel onder tafel snoof?”

Je was in Los Angeles voor research omtrent Sylvia Kristel, want je bent de scenarist van een tv-reeks over haar. Dacht je er weleens aan dat cokegebruik een carrière kan kelderen?

Verhulst: “Tuurlijk. Zij had, als een poppetje dat eigenlijk niet kon acteren, een enorm gebrek aan zelfvertrouwen. En als er iets is wat je van coke krijgt, is het wel zelfvertrouwen. Jammer genoeg ook weleens te veel. Daarom is er geen saaier milieu dan dat van cokegebruikers, want vaak zijn het verschrikkelijk arrogante zakken.”

Gebrek aan zelfvertrouwen voer je ook op als reden voor je eigen verslaving: ‘De angst het niet meer te kunnen. De overtuiging, stellig, het nooit te hebben gekund.’ Tegelijk weet je ook wel dat je kunt schrijven, en het is ook door anderen opgemerkt.

Verhulst: “Ik vind het niet zo moeilijk om mezelf de beste schrijver van Vlaanderen te vinden, maar veel vaker voel ik me de slechtste schrijver ter wereld, en dat is erger. Ik vind mezelf goed genoeg om te worden uitgegeven, maar eeuwige twijfel is er wel.”

Nog altijd in Frankfurt is er een Nederlandse vrouw die je aanklampt en je vraagt waarom je zo zelfdestructief in de weer bent.

Verhulst: “Ik róók naar de ondergang, zei ze, en ik wist dat ze gelijk had. Ik begon zelf de geur van mijn vader te ruiken, toen die aan de alcohol ten onder ging. Ik wist wel dat ik erg slecht in mijn vel zat, dat ik in niets leek op de mens die ik in wezen ben, maar als een wildvreemde het opmerkt, is dat heel confronterend. En zeker omdat die vrouw tegelijk haar geloof in mij toonde – ‘Jij met al je talenten!’ – terwijl ik het zelf aan het opgeven was.”

Wat ook kon tellen als wake-upcall, is de taxiscène in Gent die je beschrijft. Een chauffeur brengt je diep in de nacht naar huis, hij weet je wonen. Uit je eigen mond komt, na vier flessen wijn, 2,5 gram poeder en een pil xtc, alleen nog schuim. Hij gooit je eruit: 'Maak dat je als de bliksem uit mijn auto bent. Ik heb liever dat je op straat sterft dan op mijn achterbank.'

Verhulst: “Ja, dat was heftig, ik ben daar niet trots op. But that’s what it is. Zo diep ben ik dus gegaan. Ik had die avond alles met alles vermengd: crapuleuze hoeveelheden rode wijn, coke, pijnstillers voor mijn hernia, een xtc-pil... Het kon me geen flikker meer schelen, ik had het niet erg gevonden als ik daar op de straatstenen gestorven was. Het mocht stoppen.”

Je toenmalige partner, Louise zoals ze in het eerste deel van je dagboek heet, kon je niet helpen?

Verhulst: “Dat zou ik niet aanvaard hebben. Ik hou niet zo van jongere vrouwen die aanpappen met de problematische man om zijn leven te verbeteren. Aan een partner kon ik toen al helemaal niet veel hebben omdat ik van het ene bed in het andere dook, er is toen wel behoorlijk wat gerampetampt. Niet dat je er gelukkiger van wordt – narcotisch neuken is het, hè? Je neukt om jezelf te verdoven. Je doet alles om maar niet thuis te moeten zijn, want thuis is de plaats waar je begint na te denken over de kern van de zaak.”

Nood aan een gesprek?

Praten helpt, dat kan bij Tele-Onthaal: bel 106 of ga naar de website tele-onthaal.be.

Wie met vragen zit over zelfdoding, kan terecht bij de Zelfmoordlijn op het gratis nummer 1813 en op de website zelfmoord1813.be.

Voor de kern van de zaak, het punt waar het zinken begon, zo leren we achteraan in het boek, moeten we nog verder terug, naar de zomer van 2015.

Verhulst: “Alles begint en eindigt uiteindelijk met iets wat toen is gebeurd, ja: er werd om mijn uitlevering gevraagd omdat ik iemand verkracht zou hebben. Voordien was ik ook geen brave jongen, maar die zomer is mijn bestaan ontploft. Die beschuldiging was een kolossaal probleem in mijn leven, want de verdachtmaking was al een doodvonnis op zich als ze in de openbaarheid kwam. Het is geen pathetiek, ik geloof oprecht dat dat het einde van mijn carrière had kunnen betekenen.”

Het einde van je leven zelfs, heb ik uit je boek begrepen.

Verhulst: “Je denkt: als dat naar buiten komt, wil ik dat overleven? Je komt ineens de Steve Stevaert in jou tegen (de sp.a-politicus stapte in 2015 uit het leven, na een beschuldiging van verkrachting, red.). Een paar keer heb ik overwogen me van kant te maken. Waarschijnlijk ook omdat de heldenmoed daartoe me ontbreekt, heb ik de lafste keuze gemaakt: ik liet drank en drugs beslissen over mijn leven.”

‘Er is geen saaier milieu dan dat van cokegebruikers, want vaak zijn het verschrikkelijk arrogante zakken.’Beeld Johan Jacobs

VERKRACHTER

Voor een goed begrip moeten we een ommetje maken naar Zweden, nog iets verder terug in de tijd. Ik was toevallig weer in de buurt, voor een interview, toen Verhulst daar halsoverkop vertrok nadat hij kort tevoren een huis bij een meer had gekocht, samen met zijn Zweeds-Bulgaarse geliefde. ‘Dit gras doe ik niet meer af‘, hoorde ik hem nog zeggen, voor hij zijn auto vollaadde en naar Gent reed, een nieuwe liefde tegemoet – de Louise van hierboven. Wat hij niet had voorzien, was dat zijn Zweedse ex hem achterna zou reizen, in de vorm van dreigmails.

Verhulst: “Ik heb dat jaar op de Boekenbeurs bescherming moeten krijgen van bodyguards in burger, omdat mijn ex de organisatoren brieven schreef waarin ze min of meer een aanslag aankondigde: ‘Als je dat soort crapuul als Verhulst uitnodigt, zal ik iets ondernemen!’ En toen ik in Amsterdam op het Boekenbal mijn Boekenweekgeschenk voorstelde, was het van hetzelfde.”

Met de beschuldiging van verkrachting en het verzoek tot uitlevering aan het Zweedse gerecht werd het helemaal zenuwslopend?

Verhulst: “Mijn grote angst was: wanneer gaat dat spel hier ontploffen? Ik ben altijd omringd door persmensen, dat is nu eenmaal eigen aan mijn vak. En het literaire circuit is een roddelcircuit, dat weet ik, want ik ben de eerste om eraan mee te doen. Dat mag ook, het is plezant – je had me backstage bezig moeten horen bij Saint Amour. Ik begon al geruchten op te vangen en ben toen ten einde raad naar Walter Van Steenbrugge gestapt omdat ik hem ken – als mens, niet als advocaat.

“Het was een ontzettend moeilijk moment, toen we samen in een kamer zaten en hij vroeg: 'Oké, we zijn hier onder ons, wat is er gebeurd?' Eerst ontplofte ik: 'Als je mij niet gelooft, verdedig me dan niet!' Hij zag dat ik aan het flippen was en zei me: 'Ik denk dat ik je zal moeten trainen als een bokser vóór je wordt ondervraagd.' En hij heeft me op een regime gezet: zoveel dagen voor mijn verhoor níét drinken, en op tijd naar bed. Uiteindelijk heeft hij me niet hoeven te verdedigen, en ben ik hem wel dankbaar voor zijn aanpak.

“Hij heeft ook zijn best gedaan om me op een zondag te laten verhoren, in het commissariaat in de Belfortstraat in Gent. Dan is er minder volk en dus minder kans op perslekken. Het is wel heftig als je daar voor de glazen schuifdeur staat en een papier moet tonen om te worden binnengelaten. 'Verkrachting' staat daarop, zonder enige omzwachteling. De deur gaat open en het eerste wat ik hoor, is een agent die zegt: ‘Aha, een BV, zie!’ Toen ben ik totáál in paniek geschoten. Superbeangstigend was dat, nog altijd vind ik het moeilijk om erover te praten.”

Het verhoor duurde zeven uur, schrijf je.

Verhulst: “Eerst krijg je te horen hoe je dat precies hebt gedaan, iemand verkrachten. Gênant. Een deel van je wil de slappe lach krijgen, een ander deel vreest dat je ondergang niet meer te vermijden valt. Je wordt daar geportretteerd als een immens gruwelijk wezen. Je moet er wel tegenin gaan, maar je beseft meteen ook dat je niets hebt: er was geen derde bij. Na dat verhoor begon de vakantie en duurde het maanden voor ik nog iets vernam.”

Toen, in 2015, brak de ‘zomer van het grote zuipen en snuiven’ aan. Maar de zaak is wel geseponeerd.

Verhulst: “Vandaag is alles opgehelderd en kom ik gezuiverd uit die zaak, maar het is lastig je opgelucht te voelen over iets dat níét is gebeurd. Vandaag weet ik dat de zaak in Zweden snel geseponeerd was, maar het Zweedse gerecht communiceerde daar niet over. In 2017 moest ik met een ploeg van de VPRO naar Zweden, we draaiden toen de reeks ‘Made in Europe’. En dus moest ik die redactie wel samenroepen en in het bijzijn van de hele ploeg zeggen: ‘Sorry, ik heb een probleem. Ik kan het land wel in, maar ik weet niet zeker of ik er nog uit raak.’ Een gruwelijk moment. Bij navraag bleek het toch geen probleem te zijn.”

Met die verklaring voor je ontsporing kom je pas aan het einde van het boek op de proppen. Omdat je lang getwijfeld hebt of je daar wel over zou schrijven?

Verhulst: “Ik heb heel lang getwijfeld of ik over die zaak een roman wilde schrijven. Want natuurlijk zit er een boek in, iets als ‘Jagten’, die film waarin een kleuterleider ten onrechte van pedofilie wordt beschuldigd, wat van zijn leven een nachtmerrie maakt. Maar ik had er echt geen zin in. Stel je voor dat ik er een roman van had gemaakt en de obligate vraag voorgelegd kreeg: ‘Hoeveel van u zit er in deze roman?’ Dan zou ik gezegd hebben: ‘Niks!’ En dan zou het boek niet zoveel waard geweest zijn.”

De betichting van verkrachting noem je een onderhuidse wrat die je wist zitten. Moest je erover schrijven om ze te kunnen wegsnijden? Het is wel een zware beslissing: iets wat uit de pers gebleven is, rakel je zelf op.

Verhulst: “Het is een zeer impulsieve beslissing geweest. Ik was klaar met dat dagboek, de reden waarom ik had genoteerd hoe mijn dagen verliepen, was verdwenen. Ik was ook klaar om alles weg te gooien, maar uiteindelijk leek het me toch het beste er op deze manier mee af te rekenen. Ook al is de zaak onontvankelijk verklaard, ik bleef ermee zitten. En dan moet het maar. Ik besef dat niemand nog naar mij zal kijken zoals hij of zij dat vorige week deed. Ik zal volgende week een andere schrijver geworden zijn: voortaan draag ik dit stigma.”

Hebben we het dan over het stigma van de junk? Of van de vermeende verkrachter?

Verhulst: “Beide. Het zijn allebei zware labels. Ik geef toe dat ik nog nooit met zo'n klein hartje een boek heb uitgegeven.”

De keuze om het dagboek uit te geven heeft allicht ook te maken met iets wat je erin schrijft: ‘Waarheid: het is de godsdienst van de atheïst.’ Die zo verregaande waarheidsliefde verraste me enigszins. Ik heb eens uit jouw mond opgetekend dat liegen best mag, bijvoorbeeld als het over overspelige relaties gaat.

Verhulst: “Pas op, de poging om in de waarheid te leven vind ik heel interessant. Als je twijfelt of je iets wel zou doen omdat je het niet zou durven voort te vertellen, doe het dan niet. Het is nuttig daar even aan te denken voor je met je buurvrouw in bed duikt.”

Het was ook nuttig geweest wat langer na te denken voor je met je ex-vriendin in Zweden in bed dook: nu noem je haar een mythomane.

Verhulst: “Het is ongelooflijk pijnlijk. Het is om van te janken. Dat ik op haar verliefd geworden ben, dat ik dat soort bitterheid niet tijdig genoeg heb gezien, dat ik niet aangevoeld heb dat ze het complete tegendeel is van mezelf... Het is gruwelijk om daarmee te leven. Ik heb maanden samengewoond met iemand met wie ik voor geen miljard ter wereld nog één uur samen zou willen zijn. Ik heb een prijs betaald voor mijn gebrek aan mensenkennis en mijn naïviteit, en misschien heb ik dat verdiend.”

De naïviteit is verrassend voor iemand die met ‘Godverdomse dagen op een godverdomse bol’ een heel boek heeft geschreven om de mens en zijn geschiedenis te doorgronden, niet?

Verhulst: “Ik denk dat de mensheid makkelijker te begrijpen is dan één mens. De mensheid is een veralgemening, hè? Ach man, dit is zo confronterend, hoe blind ben ik geweest! Mag ik nu een sigaret gaan roken?”

Met die verklaring voor je ontsporing kom je pas aan het einde van het boek op de proppen. Omdat je lang getwijfeld hebt of je daar wel over zou schrijven?
Beeld Johan Jacobs

LIEFDE EN LUIHEID

Hoeveel rook je dezer dagen?

Verhulst: “Tot twee pakjes per dag.”

En je keel kan dat trekken? In het dagboek heb je het over paniekmomenten als je weer eens voelt dat daar van alles schort.

Verhulst: “Van de week had ik weer een hypochondrisch moment, toen ik in mijn keel van alles hoorde schrapen. Maar ik ga stoppen met te zeggen dat ik ga stoppen met roken. Is dat geen goed begin? Dat obsessief bezig zijn met de sigaret wordt gênant, er zijn interessantere onderwerpen om mee bezig te zijn.”

In 2006 figureerde je in Humo onder de kop: ‘BV's doven de sigaret’.

Verhulst: “Ik ben acht jaar gestopt. Ik ben opnieuw begonnen met roken op de dag dat ik mijn amoureuze houvast kwijt was en uit Huccorgne ben vertrokken (in de provincie Luik, red.). En ik rook nog steeds.”

Ook dat passeert even in het dagboek: je had daar in Wallonië stabiele jaren met Nathalie, tot ze je met de plaatselijke postbode bedroog. ‘Voor altijd duurde dus twaalf jaar’, dichtte je in ‘Stoppen met roken in 87 gedichten’. Die breuk blijkt je leven uit koers te hebben gebracht: is er toen te hard aan de boom geschud?

Verhulst: “Ontzettend hard. Ik heb toen ook de fout gemaakt het te vertikken pijn te voelen. Ik maakte mezelf wijs dat ik een overlevingskunstenaar ben en vertikte het om kapot te gaan. Hup met de geit! Kermis! Ik had het moeten uitzweten.

“Ik heb achteraf gemerkt dat ik voortdurend stiekem probeerde het leven te kopiëren dat ik daar in Huccorgne leidde. Hoe vaak zat ik niet op websites te kijken naar huizen in een afgelegen bos? Ik heb al die tijd gevoeld dat in het soort leven dat ik met Nathalie had, iets was wat me goed deed. Het was een plek waar ik sterk op mezelf leek. Nu heb ik iets gevonden, maar het is in Frankrijk.”

Om er een nieuw leven te leiden met een nieuwe geliefde. Ik vroeg het je in Zweden al: hoe dikwijls kun je opnieuw beginnen? Je antwoord kwam toen neer op een principiële verdediging van de amour fou.

Verhulst: “Ik vraag me weleens af of dat hardnekkige geloof in de liefde een vloek of een zegen is. Het heeft een hoop miserie met zich meegebracht, maar evengoed is het een kracht. Ik ben alleszins blij dat ik niet in alle vrijheid en dus ook bevrijd van de liefde op deze aarde hoef rond te lopen, want in mijn geval zou dat toch iets bitters hebben. En dus neem ik alle last erbij.”

En het laswerk, neem je ook dat erbij? Want je hebt eerder laten weten niets te zien in relaties die veel onderhoud behoeven.

Verhulst: “Dat soort laswerk heb ik vaak niet willen doen. Misschien uit luiheid? Of is dat niet het goede woord? Zoals ik in mijn roman ‘De pruimenpluk’ schrijf: ik blijf de naden van dat laswerk zien. En dat moet ik afleren. Misschien was de relatie met Nathalie nog wel te herstellen. Dat ze verliefd werd op iemand anders, is geen misdaad, zoiets overkomt je. Ben ik er niet matuur genoeg mee omgegaan? Ik ben toen boven mezelf uitgestegen qua geduld, ik heb het nog drie maanden volgehouden, terwijl ik wist dat ze iets met een ander had. Op een bepaald moment moet het toch stoppen, zo ruimdenkend ben ik nu ook weer niet. Ik ben in grote mate jaloers. Jaloezie is een gezonde barometer waarop je kunt aflezen hoeveel je van iemand houdt: 'Die wil ik niet kwijt!'

“Ik hoop dat ik die uitdaging nooit meer hoef aan te gaan, maar ik ben wel nieuwsgierig hoe ik me zou gedragen als zich opnieuw enig laswerk zou opdringen. Misschien neem ik een volgende keer de naden en de scheuren erbij. Ik weet het niet.”

Heb je bij je nieuwe vriendin gecheckt of ze het leuk vindt in het dagboek 'Tutut' te heten?

Verhulst: “Tutut is eigenlijk Waals voor neuken (lacht). On va faire tutut.”

Dus het mocht?

Verhulst (lacht): “Dat is gewoon toeval.”

Tijdens de jongste editie van de Gentse Feesten lag je geen bellen te blazen in een nachtelijke taxi, maar woonde je ver weg op het Franse platteland. Als ik mag citeren uit een column van je: ‘Ik schouw mijn courgettes en de wijngaard, en knijp zachtjes in de hand waaraan ik mij eertijds aan de afgrond heb vastgeklampt.’

Verhulst: “Ik voel schaamte bij dat meisjesachtig proza. Maar misschien is mijn leven beter als ik wat meisjesachtiger schrijf.”

Dat je gered werd aan de rand van de afgrond, mag ik letterlijk opvatten?

Verhulst: “Het is een ongelooflijk cliché en het is van een stroperige pathetiek, maar het klopt wel. En ik ben Tutut dankbaar, ze kwam net op tijd. Zonder dat ik het verwachtte, heb ik iemand gevonden bij wie ik het thuis weer goed had. Voor haar wilde ik ingrijpen in mijn leven, en ik vond het uiteindelijk ook simpel om het te doen.”

‘Als wij ons niet waarmaken, overleef ik het volgens mij niet meer’, schrijf je. Je legt daarmee wel een zware last op haar schouders.

Verhulst: “Klopt. Ik zou zoiets niet mogen zeggen. Maar ik word een dagje ouder, ik weet niet of ik het nog een keer kan opbrengen elders weer alles te gaan uitleggen. Ik wil daar een keer klaar mee zijn.”

Omdat het zo’n ingewikkelde uitleg is?

Verhulst (lacht): “Nee, ik krijg het nog wel uitgelegd, maar het duurt een tijd, en het is vermoeiend en voor niemand plezant.”

Van Gent naar Poitou-Charentes: het is een grote stap naar een compleet andere wereld. Het zal je daarginds niet zo snel overkomen dat je er, zoals in je dagboek, je buurvrouw masturberend hoort klaarkomen.

Verhulst: “Nee, haar koe daarentegen! (lacht)

“Je hebt er geen idee van hoe doods het daar kan zijn, man! De diagonaal van de leegte noemen ze die streek. Dat is van zo’n poëzie dat je denkt: daar wil ik wonen! Als ik er naar buiten kijk, zie ik niks dan velden. Heerlijk! Op voorwaarde dat ik af en toe terug kan naar het lawaai van de stad. Voor het eerst ben ik zo verstandig die twee dingen te combineren: ik hou mijn appartement hier. Gent is een toffe stad, maar er zijn te veel verleidingen. En ik moet schrijven, dat is het enige waarvoor ik geboren ben. Ik ben ongelukkig als ik niet schrijf. Na een week in Gent voel ik dat ik mijn boom en mijn hond mis.”

Een golden retriever, die Marie heet. Nu het renpaard op stal mag, wordt de hond prominenter in je leven?

Verhulst: “Dat heb je perfect samengevat! Ik ga de kleinburger in mij wat meer respecteren.”

In het Franse totaalpakket zit ook nog een vleugel.

Verhulst: “Ook daar voel ik weer schaamte: zie je me daar zitten aan die vleugelpiano? Het is één van de grote frustraties in mijn leven: ik wilde pianist zijn, ik wilde Keith Jarrett zijn, maar ik mocht van mijn pleegouders niet pianospelen, omdat ik er te dom voor was.”

Dus leerde je jezelf spelen, en zoals je eens schreef: je kunt het niet, maar je doet het graag.

Verhulst: “De piano is een ondemocratisch instrument: als je niet als kind leert spelen, word je nooit een goeie pianist. Ik speel voor mezelf, één van mijn levensdroompjes is om een paar jazzstandards relatief goed te kunnen spelen. Ik speel elke dag, en graag. De uren vliegen voorbij zonder dat ik rook, zonder dat ik nog maar aan roken denk.”

NAAR DE BODEM

Al ben je dan de verslaggever van de leegte, het valt in het dagboek op hoe vol je leven is. Je belandt in de loop van vier jaar in La Gomera, Wroclaw, Bloemfontein, Parijs, Sicilië, Toronto, New York, Los Angeles...

Verhulst: “En dan heb ik nog veel reizen weggelaten, omdat ik bang was mezelf als een dikke nek te presenteren. Alleen al voor de VPRO-reeks hebben we élk Europees land bezocht. Zo'n opsomming wordt dan schaamtelijk, maar het is wel hoe ik leef.”

Heeft het in die crisisjaren geholpen voortdurend in de spiegel van een dagboek te kijken?

Verhulst (triomfantelijk): “Zie mij hier zitten! Ik zie ‘Onze verslaggever in de leegte' meer als een verhaal van een wederopstanding dan van een neergang. Het gaat om het herstel van het geloof in veel dingen. Alleen het geloof in mezelf hobbelt nog wat achterop.

“Mijn lief heeft het gelezen en ze zei me: 'Je zelfbeeld is harder dan het beeld dat ik van jou heb. Ik zie je niet als een junkie, maar als ik dit lees, merk ik wel dat je jezelf zo op de kaart zet.' Het heeft met die dagboekvorm te maken: in een dagboek ben je geneigd het leuke, het positieve te censureren en je op het negatieve te concentreren. Waarom schrijf je in je dagboek? Om te zeiken, toch? Als ik het herlees, vraag ik me weleens af: tiens, waar is al de vreugde van die jaren naartoe? Het plezier van het maken van de VPRO-reeks 'Made in Europe', de samenwerking met de band Too Noisy Fish, de samenwerking met Wende Snijders (Nederlandse zangeres, red.)... Dat is óók allemaal gebeurd in die jaren, maar het is nooit in het dagboek geraakt, wegens niet interessant genoeg. Mijn leven is beter dan dit boek.”

De Verhulst die voor me zit, is niet een man die roept: 'I'm clean!'?

Verhulst: “Helemaal niet. Ik zal af en toe nog wel zonder zuurstoffles naar de bodem duiken, maar het zal dan recreatief zijn. Ik ben geen geheelonthouder, en ik wil dat ook niet zijn. Ik ken het genot van de roes, ik zal het volk aan de toog niet afvallen. En ik heb een heilig geloof in rode wijn. Dat moet ook van mijn godsdienst, het is mijn katholieke plicht: 'Blijft dit doen om Mij te gedenken!'

“Het ding is: niets en alles is vergif, het is gewoon een kwestie van dosering. Ik ken wel wat van het goede leven, en ik wil die kennis ook bewaren. Alleen weet ik nog beter dan ik het al wist dat het nooit wat wordt als je begint te zuipen om gelukkig te worden, als je denkt zo een probleem te kunnen oplossen. Drinken moet je alleen doen om nóg gelukkiger te worden.”

Dimitri Verhulst, 'Onze verslaggever in de leegte. Ongedateerde dagboeken', Uitgeverij Pluim

NAAR DE BODEM

© Humo