Archieffoto. © Jimmy Kets

Nieuw boek ‘Mild ouderschap’: volgt een generatie softies of net niet?

Gezinspsychologe Nina Mouton raakt met haar pleidooi voor een zachtere opvoeding een gevoelige snaar bij jonge ouders. Dit weekend verschijnt haar langverwachte boek, ‘Mild ouderschap’. Terwijl critici vrezen voor een generatie softies, zijn experts net positief: “Zachte kinderen staan sterker in hun schoenen.”

Maaike Van Melckebeke

“Dat is toch niet zo erg, wees eens flink.” Geschaafde knieën, geen tweede ijsje of tranen aan de schoolpoort? Het zinnetje was generaties lang een geliefd antwoord bij jonge ouders. Vandaag klinkt in speeltuinen, drukke supermarkten en aan schoolpoorten een opvallend ander geluid: “Ik zie dat je verdriet hebt. Huil maar eens goed.”

Ouders die al eens een lezing van Nina Mouton hebben bijgewoond – en dat zijn er heel wat – herkennen meteen de echo van haar stem. De gezinspsychologe pleit al enkele jaren voor ‘mild ouderschap’: een opvoedstijl met meer begrip voor jezelf, je kinderen en je omgeving. Of concreet: niet vasthouden aan strenge regels, maar meeveren met situaties. Emoties van kinderen niet weg straffen, maar zoeken naar de behoefte die erachter zit.

Het is een boodschap die aanslaat. Haar lezingen trekken hordes jonge ouders, het bijhorende Instagramaccount telt ondertussen ruim 13.000 volgers. Ze houdt er af en toe vragenrondjes – de privéberichtjes zijn te talrijk om te beantwoorden. Een bloemlezing: ‘Hoe kan ik geduldiger zijn voor mijn zoon (1,5) die ook ongeduldig is?’ of “Mijn zoontje weent altijd bij het afzetten, hoe reageer ik anders dan met ‘je moet niet huilen’? Mijn dochter van 3,5 hangt het hard uit bij mij, harder dan de rest. Doe ik iets verkeerd?”

Nooit meer straffen

Mouton formuleert geen strenge adviezen, maar moedigt ouders aan om ‘hun gevoel te volgen’ en verbinding te zoeken met hun kinderen. “Mijn zoon Miro heeft me de weg gewezen”, vertelt ze in een aflevering van de podcast Radio Mama. “Ik had psychologie gestudeerd, wist alles van gedragstherapie, dus ik dacht: ik weet wel hoe ik een kind moet opvoeden. Maar het straffen en belonen werkte niet. Dus hebben we beslist: dan doen we het anders. Sindsdien zoeken we het samen uit, als gezin. Hij was toen twee.”

Mouton staat niet alleen. De Amerikaanse auteur Alfie Kohn pleitte in zijn bestseller Unconditional parenting (2005) al voor een nieuwe opvoedstijl, zonder straffen en belonen. Want door controlerend op te voeden, zo argumenteert Kohn, leren we kinderen (onbedoeld) dat we ze enkel graag zien als ze doen wat wij willen. Ook de Amerikaans-Zwitserse ontwikkelingspsychologe Aletha Solter, de Britse psychotherapeute Philippa Perry, het Nederlandse platform rond natuurlijk ouderschap Kiind.nl en in eigen land psychotherapeut Jürgen Peeters: allemaal vinden ze met hun oproepen tot verbindende opvoedstijlen brede weerklank.

De grenzen van controle

‘Attachment parenting’, ‘aware parenting’, ‘unconditional parenting’, in essentie gaat het over hetzelfde: het centraal stellen van de band tussen ouder en kind’, zegt kinderpsychologe Inneke Thyssen. Thyssen specialiseerde zich in wat ze zelf ‘onvoorwaardelijk opvoeden’ noemt. ”Er zit sleet op het idee dat ouders de waarheid in pacht hebben en kinderen moeten trainen voor de echte wereld. Onvoorwaardelijke of verbindende opvoedstijlen zetten iets anders in de plaats: ze stimuleren ouders om de wereld te bekijken vanuit het perspectief van kinderen en samen te zoeken naar oplossingen voor obstakels.”

De soms radicale breuk met strenge, klassieke opvoedstijlen leidt online tot heel wat discussie. Vreemd, want wetenschappelijke studies zijn eigenlijk glashelder over de beste aanpak. Bart Soenens, ontwikkelingspsycholoog aan de UGent, schreef er samen met hoogleraar Maarten Vansteenkiste een boek over: Vitamines voor groei (2015). ”Hedendaags onderzoek over opvoeding is in sterke mate geïnspireerd door de zelfdeterminatietheorie”, zegt hij. ”Die stelt dat alle mensen, ongeacht hun leeftijd, drie natuurlijke basisbehoeften hebben: warme relaties met anderen (verbondenheid), het gevoel ergens goed in te zijn (competentie) en individuele vrijheid of het gevoel jezelf te kunnen zijn (autonomie).”

“Er gebeurt veel onderzoek naar hoe ouders kunnen inspelen op die behoeftes”, zegt Soenens. En wat blijkt? De recepten van Kohn & co – aandacht hebben voor het perspectief van kinderen, je gedrag afstemmen op hun noden – hebben een positief effect. “Omdat zo’n opvoeding de drang naar autonomie ondersteunt.”

“Veel mensen geloven nog steeds dat een controlerende opvoedstijl het beste is voor het kind”, zegt Thyssen. “Dat lijkt zo, omdat die op korte termijn kinderen oplevert die luisteren en braaf zijn. Maar ik zie in mijn praktijk dat het lang niet voor iedereen werkt. Sommige kinderen reageren net heel angstig en verdrietig op zo’n opvoeding. En op lange termijn kun je ze niet blijven controleren, zeker niet in een complexe maatschappij als die van vandaag. Betrokkenheid tonen als ouder, en kinderen aanmoedigen om zelf situaties in te schatten, werkt veel beter.”

Kinderen harden

Voorstanders van een strengere opvoeding argumenteren dat kinderen ‘gehard’ moeten worden om latere problemen, die er sowieso komen, aan te kunnen. Wat ze bedoelen, maar misschien niet durven te zeggen: we kweken softies door mild op te voeden.

“Het klopt dat je met een milde opvoeding zachte kinderen grootbrengt”, zegt Thyssen. “Maar waarom is dat negatief? Mensen met een sterk ontwikkeld innerlijk kompas, die hun eigen grenzen en die van anderen goed aanvoelen, zijn meestal niet diegenen die kampen met mentale problemen.” Zogenaamd ‘geharde’ mensen komt Thyssen wel genoeg tegen in haar praktijk. ”Vaak gaat het om mensen die op hun tandvlees zitten, omdat ze geleerd hebben voort te ploeteren en hun emoties te onderdrukken.”

Een andere veelgehoorde kritiek: wat met het stellen van grenzen? ”Het is een misvatting dat autonomie-ondersteunend opvoeden gelijkstaat aan laissez faire”, beklemtoont Soenens. “Kinderen hebben wel degelijk structuur nodig. De kunst bestaat erin om beide te combineren: duidelijke grenzen stellen, maar wel met aandacht voor het perspectief van het kind.”

“Neem bijvoorbeeld een kleuter die niet wil gaan slapen”, verduidelijkt Thyssen. “Een ouder kan er een koude strijd van maken en zeggen: het moet nu eenmaal. Of hij kan zoeken wat er onder die emotie zit. Ben je misschien niet graag alleen? Hoe kunnen we dat oplossen? Zullen we de deur openlaten? De grens, bedtijd, blijft dezelfde, maar het kind voelt zich wel gehoord.”

We doen het beter dan ooit

Wie er de krantenarchieven op nakijkt, moet wel besluiten dat het niet de goede kant uitgaat. Helikopterouders, bulldozerouders, curlingouders: we harden onze kinderen te weinig, suggereren die termen, we leggen ze te weinig regels op. Of beschermen we ze net te veel? “Het is nooit goed”, lacht Soenens. “Verrassend genoeg zijn er weinig wetenschappelijk studies over hoe onze opvoedstijl nu écht evolueert.” Maar de studies die er wel zijn, zijn positief. “De betrokkenheid van ouders neemt toe, de autoritaire vormen van opvoeding nemen af en er is een grotere tolerantie voor negatieve gevoelens – heel belangrijk in het kader van autonomie-ondersteunend opvoeden. Tegelijk stellen ouders meer duidelijke grenzen.”

Samengevat: ouders doen het beter dan ooit. Wat betekent dat voor de mentale gezondheid van toekomstige generaties? “Moeilijk te zeggen, omdat er altijd meer elementen spelen dan de opvoeding”, meent Soenens. “Er zijn in de maatschappij meer vormen van druk. Net zoals de vele burn-outs en depressies niet eenduidig terug te voeren zijn tot de opvoedstijl van vorige generaties, kun je met een opvoeding alleen geen psychische klachten voorkomen. Ik geloof wel dat de autonomie-ondersteunde opvoeding een gezonde veerkracht kweekt, waardoor jonge mensen een grotere buffer hebben tegen druk van buitenaf. Maar het blijft speculeren wat de toekomst brengt. Zo zien we dat het perfectionisme in de lift zit bij jonge mensen, iets wat me zorgen baart.”

Het eeuwige schuldgevoel

Perfectionisme blijkt ook bij jonge ouders een vervelende spelbreker. Ze doen het beter dan ooit, maar zo voelt het niet. Maandenlang een kleuter goedbedoeld straffen en belonen, om dan in een opvoedboek te lezen dat het niet ideaal is. Of dit artikel lezen, net nadat je geroepen hebt tegen je eigen kinderen: je zou van minder een schuldgevoel krijgen. “Ouders die altijd alles perfect willen doen, lopen het vaakst tegen problemen aan. Als er één ding niet matcht met ouderschap, dan is het perfectionisme”, waarschuwt Soenens. “De rol van ouder is heel complex, en gaat onvermijdelijk gepaard met dagelijkse worstelingen.”

In een recent onderzoek liet de psycholoog jonge ouders een tijdlang een dagboek bijhouden over hun opvoeding. Daaruit bleek dat alle ouders, welke opvoeding ze ook hanteerden, slechte en goede dagen beleefden. En nu komt het: de schommelingen waren netjes evenredig met het energiepeil van de ouders. “Dagen waarop ouders onder druk staan, zijn vaak de dagen waarop ze meer controlerend optreden”, stelde Soenens vast. Anders gezegd: ook volwassenen hebben nood aan geborgenheid, autonomie en competentie. Zit het scheef met die basisbehoeften, dan uit zich dat in negatief gedrag. Ouders moeten dus ook lief zijn voor zichzelf.

Het is een van de kernboodschappen van Nina Mouton: perfectionisme loslaten en mededogen – in de eerste plaats voor jezelf – in de plaats stellen. Voor veel ouders is dat alleen al verlossend om te horen.

Aangeboden door onze partners

Hoofdpunten

Aangeboden door onze partners

Lees meer