Direct naar artikelinhoud
Coronacrisis

De corona-escalatie begint, maar België lijkt het relatief goed te doen

Een ambulance bij het UZ Antwerpen. ‘We testen meer dan in andere landen.’Beeld BELGA

Het aantal met corona besmette patiënten in de Belgische ziekenhuis gaat in stijgende lijn. Ook het aantal doden door het virus stijgt. Maar toch hebben we in vergelijking met bijvoorbeeld Nederland in verhouding een pak minder sterftes. Wat betekenen die cijfers eigenlijk?

Elke dag brengt het federaal onderzoekscentrum Sciensano op zijn website een stand van zaken in coronaland. Woensdagochtend om 10 uur telde ons land in totaal 1.486 bevestigde gevallen. Een kleine 500 patiënten is opgenomen in een ziekenhuis, 100 van hen liggen op intensieve zorg. Er waren woensdagochtend ook al 14 coronadoden te betreuren in ons land. Eén van hen was 59 jaar. Zeven waren tussen de 70 en de 84 jaar en zes ouder dan 85 jaar. 

Een zware balans, maar in vergelijking met pakweg Nederland staan we er niet slecht voor. Volgens diezelfde gegevens van woensdag 10 uur had Nederland iets minder besmette gevallen, 1.413 om precies te zijn, maar wel opvallend meer doden te betreuren, 24. Later op de dag werden dat er zelfs 58.

Volgens het Nederlands Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) heeft het grotere aantal doden vooral te maken met het feit dat er nu eenmaal meer Nederlanders zijn dan Belgen: ruim 17 miljoen tegenover goed 11 miljoen Belgen. En hoe meer inwoners er besmet kunnen raken, hoe meer mensen er verhoudingsgewijs ook aan kunnen sterven.

Maar als we de Europese cijfers erbij halen, blijkt die uitleg toch niet helemaal te kloppen. In Duitsland bijvoorbeeld, waar meer dan 80 miljoen inwoners zijn, zijn tot nu toe ‘slechts’ 13 doden te betreuren.

Later en lakser

De uitleg van Nederland klopt niet, vindt ook viroloog Marc Van Ranst. In Nederland is men veel later en lakser begonnen met containment, het proberen indammen van het virus. “Bij ons liep in de krokusvakantie al een campagne om geen handen meer te schudden en riepen we op om niet te knuffelen of te kussen”, stelt Van Ranst. “Nederland heeft lang gedraald en gewacht met maatregelen. Dinsdag besloot ook Nederland om cafés en scholen te sluiten, maar de bevolking heeft daar in cruciale weken te horen gekregen: ‘Het is best dit gewoon even uit te zweten’.”

Ons land lijkt het dus, als we de officiële cijfers bekijken, beter te doen dan bijvoorbeeld Nederland. De voorbije weken was er nochtans veel ongerustheid over het feit dat in België lang niet iedereen getest werd. Veel mensen die ziek werden, kregen gewoon de raad om zeven dagen thuis te blijven en zo weinig mogelijk in contact te komen met andere mensen. 

Eerst werden enkel mensen met symptomen die in een risicogebied waren geweest getest, nu vooral de zorgverleners, wie in het ziekenhuis belandt met symptomen en de doden. De criteria voor wie getest moet worden, schuiven dus met andere woorden steeds op. Aangezien niet iedereen getest wordt, is het cijfer van de officieel besmetten een grove onderschatting van de werkelijkheid, stelt zowel Van Ranst als viroloog Steven Van Gucht van Sciensano. Al benadrukken ze wel dat dat voor elk land geldt.

Moeten we dan wel waarde hechten aan die officiële grafieken? Als ze toch een onderschatting zijn van de realiteit? Toch wel, meent Van Gucht. “Want je ziet op die grafieken dat onze onderschatting minder groot is dan in sommige andere landen. Hoe meer bevestigde gevallen en hoe minder doden, hoe gevoeliger het detectiesysteem. In Groot-Brittannië bijvoorbeeld zijn er 1.543 officiële besmettingen en 55 doden. In de Verenigde Staten zie je een nog alarmerender beeld. Dat aantal doden, dat is een verklikker. Een indicator van wat er in de algemene bevolking aan het circuleren en aan het spreiden is.”

Als ruim 18.000 tests

In ons land zijn al sinds de uitbraak 18.360 tests gedaan. Dat is volgens Van Ranst meer dan in sommige grotere landen. “We testen inderdaad meer dan in andere landen, als je het per miljoen inwoners bekijk”, stelt ook Van Gucht. “Er zijn natuurlijk ook landen die meer testen. In Zuid-Korea bijvoorbeeld wordt bijna iedereen getest. Dat is bij ons niet mogelijk. We hebben nochtans een zeer groot labortoriumnetwerk uitgerold, met het Leuvense referentielab in een leidende rol. Ondertussen zijn ook veterinaire labs bijgesprongen. Ook daar worden de testen verwerkt.”

Maar voldoende labs hebben, is niet genoeg om iedereen te kunnen testen. Er is een schaarste aan reagentia, het chemisch product dat gebruikt wordt bij de test. Waardoor er dus beter gericht getest wordt dan lukraak iedereen die keelpijn heeft. Maar de bottleneck zit ook niet zozeer in de labs, legt Van Gucht uit. “Je moet ook rekening houden met de belasting van de artsen en spoedartsen die de swaps moeten afnemen. Dat vergt wel enige tijd om dat goed te doen. Bovendien moet het materiaal dan speciaal verpakt opgestuurd worden met een koerier. Ook dat moet voor iedereen haalbaar blijven.”

Al moeten we ook bij ons uiteraard erg waakzaam blijven. De besmettings- en dodencijfers gaan ook hier nog altijd in stijgende lijn. En zullen dat nog een tijdje doen, zeggen experts. Er ligt nu al een honderdtal mensen op intensive care. “Daar zitten zeker ook mensen met een fragiele gezondheid tussen”, zegt Van Gucht. “Die zijn ook pas opgenomen. Het kan gemiddeld twee weken duren vooraleer iemand overlijdt. We moeten dus zeker nog niet te hoog van de toren blazen.”