Direct naar artikelinhoud
ReportageCoronavirus

Tientallen Spaanse ouderen sterven eenzaam in rusthuizen: ‘Ze zijn vergeten’

Journalisten troepen samen voor het rusthuis Monte Hermoso in Madrid, waar volgens sommige informatie al 15 van de 130 bewoners gestorven zijn.Beeld AFP

Van alle schrijnende situaties in Spanje horen die in de bejaardentehuizen bij de schrijnendste. In die van Madrid wordt sinds 8 maart geen enkele bezoeker meer toegelaten. Tientallen ouderen sterven er in eenzaamheid.

Van een afstandje houdt Miguel Rodríguez het zwarte metalen hek van bejaardenhuis Monte Hermoso in de gaten. Hij heeft een plastic tasje in zijn hand, met daarin de krant die hij zonet heeft gekocht. Rodríguez weet dat het echte nieuws, het nieuws waarnaar hij het meest snakt, er niet in staat. Zijn tante woont achter dat hek, en hij heeft geen idee hoe het met haar gaat. Hij weet wel dat in het bejaardenhuis al minstens 20 van de 130 bewoners zijn overleden aan het coronavirus.

“Ze kunnen je ieder moment bellen om te vertellen dat je familielid is gestorven”, zegt Rodríguez met vochtige ogen. Hij vertelt dat zijn tante dementeerde, maar lichamelijk nog sterk was. “Mijn tante heeft zelf geen kinderen. Voor mij was ze als een tweede moeder. Ik ben bang dat ze ook ziek is, maar dat ze het niet tegen me zeggen.”

De laatste keer dat Rodríguez zijn tante zag is weken geleden. In de Madrileense bejaardenhuizen wordt sinds 8 maart geen enkele bezoeker meer toegelaten. Sinds op 14 maart de noodtoestand van kracht werd, zijn de bezoekuurtjes in heel Spanje afgeschaft. De maatregel is bedoeld om besmettingen met het coronavirus tegen te gaan. Het betekent ook dat tientallen ouderen sterven in eenzaamheid – zonder dat ze afscheid kunnen nemen van hun kinderen, hun echtgenoten of andere geliefden.

Ondertussen leven talloze Spaanse families in een gekmakende onzekerheid, want lang niet alle Spaanse bejaardenhuizen blijken opgewassen tegen de corona-epidemie. Ainhoa Ruiz, wier oma ook in Monte Hermoso woonde, liet zondag een noodkreet uitgaan op de sociale media. “Er zijn hier meer dan 70 mensen positief getest op het coronavirus, zowel bewoners als personeelsleden”, schreef ze. “Ze krijgen geen enkele medische hulp, en er zijn al een paar mensen overleden.”

Brandhaard

In de dagen erna verscheen het enige huiveringwekkende verhaal over Monte Hermoso in de Spaanse media. De familieleden vertelden dat ze geen weet hadden van wat er binnen gebeurde. Dat het eigenlijk nooit lukte om opa of oma aan de telefoon te krijgen. Dat ze vaak niet eens te woord werden gestaan. Niet uit onwil, maar omdat er een groot personeelstekort was, deels als gevolg van het virus. Dat er ook tekorten waren aan beschermende kleding, mondkapjes, zelfs aan desinfecterende handgel.

Een buurman die tegenover het bejaardenhuis woont, en die even naar buiten komt om zijn hondje uit te laten, zegt hoe hij de ene na de andere lijkwagen uit de poort zag komen. “Ze moeten de hele buurt maar desinfecteren”, vindt hij. “Dit is de grootste brandhaard van Madrid.”

Maar al snel bleek dat er in Spanje méér horrortehuizen waren zoals Monte Hermoso. “Het virus voedt zich met de Spaanse bejaardenhuizen”, kopte El País woensdag. De journalisten kwamen tot de conclusie dat minstens 90 van de 600 coronaslachtoffers die op dat moment bekend waren, vielen in de bejaardenhuizen. “Ze hadden als eerste beschermd moeten worden, maar ze zijn vergeten”, citeerde de krant Juan José García, secretaris van een vereniging waarbij bijna duizend Spaanse bejaardenhuizen zijn aangesloten.

In Monte Hermoso lagen volgens de krant zondag tien lijken in de kelder, in afwachting van de komst van de lijkwagen. Ook de oma van Ainhoa Ruiz haalde het uiteindelijk niet. “We probeerden nog een ambulance te laten komen, maar die werd ons geweigerd”, vertelde ze tegen radiozender Onda Cero. “Niemand van haar kinderen en kleinkinderen is bij mijn oma geweest in de laatste week van mijn leven. En nu ze is overleden, hebben we haar nog steeds niet gezien. Een wake houden mag niet. We mogen haar alleen naar het crematorium brengen.”

Aan lot overgelaten

Miguel Rodríguez blijft nog een tijdje bezorgd kijken naar het bakstenen gebouw waarin zijn tante zich bevindt. Een vrouw die hij kent van de bezoekuurtjes in het bejaardenhuis komt aangesneld, ze is gebeld omdat haar moeder naar het ziekenhuis wordt gebracht. “Ik wil aan de ambulancebroeder vragen naar welk ziekenhuis, anders ben ik haar straks kwijt”, zegt ze, paniek in haar ogen.

In het appartementengebouw tegenover doet een buurvrouw het raam open en roept naar de cameraploegen die beneden staan: “Mijn dochtertje van zes hoest al een paar dagen, ik ga zo met haar naar het ziekenhuis. Ze laten ons aan ons lot over. En nu doe ik het raam weer dicht, anders komt het virus zeker binnen.” Even later komt er een tankwagen van de gemeente voorrijden, die de straten schoon spuit met desinfectiemiddel. Helpt het daadwerkelijk? Of begint de stad aan een collectieve psychose te lijden?

Rodríguez vertelt nog wat over zijn tante. Over dat ze nog altijd met smaak vla en pudding at, en sandwiches. Dan verbetert hij zichzelf. “Eet, moet ik zeggen. Maar om eerlijk te zijn: ik heb er een hard hoofd in.” Hij haalt een kaartje tevoorschijn met het telefoonnummer van de uitvaartverzekeraar. “Dit heb ik altijd bij me. Voor als er iets gebeurt.”