Direct naar artikelinhoud
Voor u uitgelegd4 vragen

Wisten we dat er een pandemie aankwam? Eigenlijk wel

Het coronavirus onder de microscoopBeeld REUTERS

Nu over de hele wereld ontelbare virologen, microbiologen en epidemiologen zich kreunend over corona buigen, weten we al heel veel over het virus dat ons gegijzeld houdt. Maar er is nog altijd veel dat we niet weten, of toch niet met zekerheid. Ziehier een moedige poging tot een antwoord op vier prangende virusvragen.

1. Heeft de wereld genoeg gedaan om deze pandemie te voorkomen?

Helaas niet. Dat we ooit weer zouden worden getroffen door een pandemie, wisten we eigenlijk al lang. In september 2019, een kleine drie maanden vóór de uitbraak in Wuhan, onderzocht de Global Preparedness Monitoring Board (GPMB), een orgaan van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) en de Wereldbank, hoe goed de wereld op een mogelijke pandemie was voorbereid. De uitkomst was bepaald verontrustend: de GPMB concludeerde dat er een ‘acuut risico’ bestond op de uitbraak van een nieuwe pandemie. Het panel schreef in zijn rapport dat de aanbevelingen, die landen in acht zouden moeten nemen, niet of amper werden opgevolgd. En ook: “We houden ons al veel te lang aan een cyclus van paniek en verwaarlozing: wanneer er een serieuze dreiging opduikt, worden de inspanningen flink opgeschroefd, maar zodra het gevaar is geweken, bouwen we die even snel weer af. Dat moet dringend veranderen.”

De wereld kreeg de afgelopen twintig jaar twee niet mis te verstane waarschuwingen. In 2003 kon een uitbraak van SARS (ook al in China) met drastische internationale maatregelen in amper vier maanden tijd worden bedwongen. Goed om weten: de genetische code van dat virus komt voor 80 à 90 procent overeen met die van het huidige SARS-CoV-2-virus. Amper tien jaar later kropen we opnieuw door het oog van de naald, toen het – zeer dodelijke – MERS uitbrak in Saudi-Arabië en snel uitbreidde naar meer dan twintig landen.

In 2013 troffen Chinese wetenschappers in vleerhonden SARS-achtige virussen aan die menselijke cellen bleken te kunnen infecteren. Hun alarmkreten vielen in dovemansoren. In 2016 zette de WHO coronavirussen nog in de top tien van virussen waar dringend meer onderzoek naar moest gebeuren, omdat ze een potentieel gevaar vormen.

Waarom is het dan na al die waarschuwingssignalen nu racen tegen de klok om een vaccin te vinden voor het nieuwe virus? Simpel: na de SARS-uitbraak werd er wel veel onderzoek gedaan, maar omdat er na het uitdoven van de epidemie geen vraag meer was naar een vaccin, viel het ook snel weer stil. En grote farmabedrijven, die als enige de middelen hebben om grootschalige klinische studies op te zetten, waren niet erg geïnteresseerd, omdat er met zo’n vaccin geen geld te verdienen viel. De verwachting was dat er geen SARS-achtig virus meer zou opduiken, omdat het virus een paar zeer specifieke mutaties had ondergaan om op de mens te kunnen overspringen. Het nieuwe coronavirus – volledig: SARS-CoV-2 – heeft echter ándere mutaties, waardoor het voor mensen een stuk besmettelijker is dan SARS, maar gelukkig ook minder dodelijk.

Ook een factor zijn de autoriteiten, die vaak niet naar gealarmeerde wetenschappers willen luisteren. China had na de SARS-uitbraak een netwerk opgezet om mogelijke haarden van nieuwe longziekten op te sporen. SARS-CoV-2 werd zo ook snel ontdekt, maar lokale functionarissen deden er in eerste instantie alles aan om de uitbraak in de doofpot te stoppen. Met alle gevolgen van dien.

Het zal, zoals experts al jaren roepen, in de toekomst beter moeten. Vooral omdat een volgend, compleet onbekend virus uit het niets nog sneller en dodelijker zou kunnen toeslaan.

2. Wat kan het virus in je longen en de rest van je lichaam aanrichten?

Net zoals de gewone griep verspreidt het virus zich via druppeltjes die door de lucht reizen wanneer wij hoesten of niezen. Virusdeeltjes komen via de mond, de neus of de ogen het lichaam binnen en hechten zich aan cellen in de neusholte en de slijmvliezen achteraan in de keel. Zo kan het virus zijn genetisch materiaal in onze cellen binnenloodsen, waarna het virus zich in die cellen met een razend tempo begint te vermenigvuldigen. Als het virus voldoende kopieën heeft aangemaakt, barsten ze uit de cel om andere, naburige cellen te infecteren. Daarom zijn de eerste symptomen vaak een droge hoest en keelpijn.

Gevaarlijk wordt het wanneer het virus via de luchtwegvertakkingen de longen bereikt. De slijmvliezen van de longen kunnen ontsteken waardoor de longblaasjes beschadigd raken. Er kunnen ook zwellingen optreden die ophopingen van vocht, etter en dode cellen in de longblaasjes kunnen veroorzaken. Dat kan leiden tot een longontsteking, met als gevolg kortademigheid en een laag zuurstofgehalte in het bloed. Daarom moeten patiënten beademd worden. De longen kunnen ook zo hevig ontsteken dat ze helemaal vollopen met vocht en de patiënt zelfs niet meer met kunstmatige beademing te redden valt. Het virus richt zich echter niet alleen op de longen. De infectie kan zich via de slijmvliezen verspreiden, en die lopen van de neus tot in de darmen. Volgens experts zou het virus zo het maag- en darmstelsel aantasten. Het kan verklaren waarom sommige patiënten last krijgen van diarree of indigestie.

Het virus kan ook organen als de lever, de nieren en het hart beschadigen. Onrechtstreeks kunnen de organen ook schade oplopen door het eigen immuunsysteem, dat in een té hoge versnelling schakelt en ontstekingen veroorzaakt, waardoor de organen minder goed functioneren of het zelfs volledig laten afweten. Vooral bij ouderen of mensen met een minder goed functionerend immuunsysteem – bijvoorbeeld door een chronische ziekte – kunnen zo grote problemen ontstaan.

Over het verloop van de ziekte is nog veel onduidelijk. We weten inmiddels wel dat geïnfecteerden in het begin grote hoeveelheden virus aanmaken én dat ook mensen die nog geen symptomen hebben – wat vijf dagen kan duren – het virus kunnen verspreiden. Dat is één van de redenen waarom het virus zo snel om zich heen heeft kunnen grijpen.

Op basis van de huidige gegevens schat men dat de ziekte – van de eerste symptomen tot volledig herstel – ongeveer twintig dagen duurt. Het ziekteverloop is ook bij iedereen anders: sommige patiënten zijn een week stabiel en krijgen dan plots een longontsteking. In China werden patiënten die volledig hersteld waren opnieuw ziek: niet door het virus, maar door een bacteriële infectie, omdat hun longweefsel zo verzwakt was. Soms met de dood als gevolg.

Of mensen die het virus hebben gehad immuun zijn voor de ziekte is voorlopig nog niet helemaal duidelijk. Mensen die het hebben gehad, zijn dus niet noodzakelijk uit de gevarenzone.

 3. Waar ter wereld ben je het veiligst tijdens een pandemie?

In september 2019 publiceerden twee Nieuw-Zeelandse wetenschappers in het vakblad Risk Analysis een ‘conceptueel artikel’ waarin ze bekeken welke eilandstaten de grootste kans maakten om een globale pandemie te doorstaan. Factoren die ze lieten meespelen waren onder andere de natuurlijke rijkdommen van een eiland, de (on)toegankelijkheid, de bevolking en de manier waarop de samenleving georganiseerd was.

De studie paste in een denkoefening rond catastrofes die de beschaving zouden kunnen uitvegen en de opties om de wereld daarna te herbevolken. De kans op zo’n gebeurtenis was volgens de onderzoekers klein, maar de impact ervan zou zo enorm zijn dat het toch de moeite loont om erover na te denken.

Australië bleek als beste uit de oefening te komen, omdat het land een groot overschot aan voedsel en veel energiebronnen heeft. Op de tweede en derde plaats stonden Nieuw-Zeeland en IJsland. Daarna volgden Malta, Japan, Kaapverdië, de Bahama’s, Trinidad en Tobago, Barbados, Madagaskar en Mauritius. De wetenschappers hopen dat er iets met hun bevindingen wordt gedaan, zodat “potentiële dodelijke bedreigingen snel en efficiënt aan de bron worden aangepakt, vóór ze uitgroeien tot een pandemie”.

Over de huidige pandemie wilden de onderzoekers kwijt dat ze zeer teleurgesteld waren over de maatregelen die de meeste landen namen: “Veel landen hebben economische argumenten laten doorwegen. In een poging hun eigen gezicht of de economische markt te redden, hebben veel regeringsleiders de toestand nog erger gemaakt.”

 4. Wanneer zijn we van het virus verlost?

Daar zijn virologen en epidemiologen het nog niet over eens. Sommige modellen suggereren dat de strenge maatregelen die nu in veel landen worden genomen – zogenaamde ‘social distancing’ en isolement – achttien maanden of zelfs langer aangehouden moeten blijven om de verspreiding van het virus te stoppen, en zal het nog even duren voor we ons normale leven kunnen hervatten.

Men spreekt van een voldoende gestabiliseerde toestand wanneer 60 tot 80 procent – ook hierover lopen de meningen uiteen – van de bevolking het virus heeft gehad en mensen er zoveel weerstand tegen hebben opgebouwd dat het zich niet meer voldoende kan verspreiden.

Met een beetje geluk is er tegen dan ook een adequaat vaccin.

© Humo