Direct naar artikelinhoud
IndiaPolitiek en religie

Hoe premier Modi seculier India de nek omwringt

Een politieman neemt een moslim mee na protesten in Delhi.Beeld Getty Images

Hindoenationalisten in India rechtvaardigen de huidige golf van geweld tegen moslims met opgeblazen verhalen over ‘genocides’ door vroegere islamitische heersers.

De residentie van de Nederlandse ambassade in New Delhi is een prachtige, spierwitte bungalow aan de A.P.J. Abdul Kalam Road, genoemd naar een voormalige president van India. Maar wie er een taxi of tuk-tuk naartoe neemt, kan als adres beter de oude, nog steeds veel bekendere straatnaam opgeven: Aurangzeb Road.

In 2015 werd de naam van de islamitische keizer (mogol) Aurangzeb verwijderd, op aandringen van leden van de hindoenationalistische regeringspartij BJP van premier Narendra Modi. Onder zijn volgers is het algemeen aanvaard dat Aurangzeb, die van 1658 tot zijn dood in 1707 over een steeds groter keizerrijk heerste, de islamistische hindoehater bij uitstek was, de verpersoonlijking van wreedheid tijdens eeuwen van islamitische overheersing (zie kader).

De laatste jaren hoef je als India-correspondent maar iets over de verhoudingen tussen de hindoes en moslims te schrijven of de commentaren op sociale media staan bol van verwijzingen naar ‘duizenden tempelverwoestingen’ of ‘genocide op hindoes’. Die verwijzingen dienen om aan te tonen dat journalisten die berichten over de golf van geweld tegen Indiase moslims aan subjectieve verslaggeving doen. Oftewel: moslims, zo’n 200 miljoen mensen, ruim 14 procent van de bevolking, hebben geen recht van spreken, vanwege oorlogsmisdaden van geloofsgenoten in voorgaande eeuwen. Dat hindoenationalistische geschiedbeeld berust volgens veel historici bovendien op flinterdun bewijsmateriaal.

Karikaturale voorstelling

De karikaturale voorstelling van islamitische heersers stamt uit de Brits-koloniale tijd, stelt de Amerikaanse historica Audrey Truschke. De Britten probeerden zichzelf op deze manier in een relatief positief daglicht te stellen. En nu doen hindoenationalisten hetzelfde. “Het demoniseren van Aurangzeb is een nauwelijks verhulde manier om hedendaagse Indiase moslims te demoniseren”, zei Truschke in een interview met een Indiase website. Niet voor niets is Aurangzeb ki aulad (‘Aurangzebs nakomeling’) een scheldwoord voor moslims in India.

Truschke specialiseerde zich in de talen Sanskriet en Perzisch en schreef onder meer een beknopte biografie van keizer Aurangzeb. Die biografie uit 2017 nemen de volgers van de hindoenationalistische premier Modi haar niet in dank af. Seksistische haatmail en doodsbedreigingen zijn haar inmiddels niet vreemd. Maar ze blijft bij haar bevindingen. Aurangzeb was vooral heel complex. In zijn expansiedrang maakte hij bijvoorbeeld geen onderscheid tussen hindoe- en moslimrijken.

De verpersoonlijking van het kwaad: de islamitische keizer (mogol ) Aurangzeb, die heerste van 1658 tot 1707.

Tuschke zegt dat er bewijs is voor slechts een handjevol verwoeste tempels onder Aurangzeb − niet duizenden, zoals tegenwoordig vaak wordt gezegd. Het is niet logisch om aan te nemen dat de keizer dit uit hindoehaat liet doen: hij liet duizenden andere tempels immers staan, en beschermde bovendien talloze tempels en niet-islamitische geloofsgemeenschappen, met wetten en beleid. Tijdgenoten van alle religies omschreven hem als ‘rechtvaardig’. Het is volgens Truschke logischer de tempelverwoestingen als een gebruikelijk politiek wapen te zien. Meerdere hindoeïstische heersers deden dit ook in hun strijd met andere hindoes.

Voor grootschalige bekeringen van hindoes vond Truschke ook geen bewijs. Talloze hindoes maakten carrière binnen het leger en de bureaucratie van de mogols – en hun aandeel steeg zelfs aanzienlijk onder Aurangzeb.

1.200 jaar slavernij

Maar de nationalistische politiek van premier Modi en zijn regering is niet gebaat bij een genuanceerd geschiedbeeld. In zijn eerste parlementstoespraak als premier in 2014, sprak Modi over ‘1.200 jaar slavernij’ van Indiërs. Hiermee bedoelde hij de heerschappij van een rijk scala aan islamitische dynastieën. Deze moeten volgens de hindoenationalistische geschiedschrijving tot en met de laatste mogol als buitenlands worden gezien. Dit terwijl Aurangzeb de zesde generatie mogol was, en nota bene in Modi’s eigen thuisstaat Gujarat werd geboren – maar in dit gedachtegoed is de nationale loyaliteit van moslims – zowel die uit het verleden als de hedendaagse – twijfelachtig.

Waar Modi precies zijn ‘1.200 jaar’ slavernij op baseerde, dat weten zelfs zijn volgelingen niet. De eerste langdurige islamitische heerschappij, het sultanaat van Delhi, werd acht eeuwen geleden gesticht, in 1206. Meerdere andere hindoeïstische koninkrijken bleven naast het sultanaat bestaan, zowel in het noorden van India als in het zuiden, waar zich ook rivaliserende islamitische heersers vestigden.

De Indiase historicus Manu Pillai beschrijft in zijn boek Rebel Sultans uit 2018 vijf eeuwen sultans en hindoeïstische koningen in het zuiden van India. Het zijn vijf eeuwen vol wreedheden. Talloze neven en broers van heersers lieten allergruwelijkst het leven bij machtswisselingen. In de vele regionale oorlogen vielen uiteraard ook slachtoffers. Maar voor een genocide van hindoes, een term die hindoenationalistische kringen tegenwoordig vaak gebruiken, vond Pillai geen bewijs.

Aurangzeb en zijn troepen bij de belegering van de stad Golconde in 1687 (achttiende-eeuws schilderij)

‘60 tot 80 miljoen doden’

Een vaak geciteerde en bekritiseerde bron is een boek uit 1973 van de Indiase historicus K.S. Lal, waarin hij claimt dat de invasies door islamitische heersers tussen het jaar 1000 en 1525 resulteerde in 60 tot 80 miljoen doden. Maar Lal gaf zelf toe dat dit bij gebrek aan goede bronnen een vage schatting is.

Hindoenationalisten halen ook graag de Vlaamse historicus Koenraad Elst aan, die in 1998 promoveerde aan de Katholieke Universiteit Leuven. Hij schreef in een artikel in 2000 dat moslims in een periode van dertien eeuwen met gemak meer hindoes hebben vermoord dan de zes miljoen Joden die tijdens de Holocaust omkwamen. Dit baseert hij vooral op middeleeuwse bronnen. Elst citeert bijvoorbeeld een kroniekschrijver die honderdduizenden doden beschrijft in een enkele 14de-eeuwse veldslag van de zuidelijke Bahmani sultan tegen het hindoe-koninkrijk Vijayanagar. Maar Pillai wijst erop dat dit soort bronnen dienden om de sultans de hemel in te prijzen, ook om hun euveldaden, en dat ze onmogelijk letterlijk genomen kunnen worden.

Een nog belangrijker punt dat Pillai maakt, is dat in de tijd van de sultans niet gegeneraliseerd werd in termen van hindoes en moslims. Regionale identiteit was veel belangrijker en in de loop der eeuwen werden er allerlei allianties gesloten die niets met religie te maken hadden. In 1558, bijvoorbeeld, vocht het hindoerijk Vija­yanagar zij aan zij met de sultan Adil Shah in zijn strijd tegen een andere islamitische heerser, Nizam Shah.

Hindoes en moslims in India

In India ontwikkelden zich de eerste hindoeïstische beschavingen al vanaf de vijfde eeuw voor onze jaartelling. Daarna kende het gebied vele hindoe-rijken, die opkwamen en ondergingen.

De hindoenationalisten van premier Modi, aan de macht sinds 2014, hemelen vaak legendarische hindoerijken en -dynastieën op. Zoals:

Het rijk Vijayanagar, van de veertiende tot de zeventiende eeuw gevestigd in Zuid-India.

De Rajput-dynastieën, van de veertiende eeuw tot 1947: een wirwar van rivaliserende koningen, prinsen en landheren in Noordwest-India.

Het Maratha Rijk, in 1674 gesticht door de krijgsheer Shivaji in Zuidwest-India.

De islamitische rijken ontstonden vanaf begin twaalfde eeuw. Toen kwam het Delhi sultanaat in Noord-India op. In de eeuwen daarna ontstonden ook elders sultanaten.

Het keizerrijk van de mogols werd in 1527 gesticht door Babur (die uit huidig Uzbekistan kwam). Het rijk kwam in verval na de dood van Aurangzeb (1707). Het kreeg in de negentiende eeuw de nekslag door de Britten. 

Islamitische krijgsheren

Dit gebeurde ook in het Mogolse Rijk, dat ­islamitische krijgsheren uit het hedendaagse Oezbekistan in 1526 in het noorden van India stichtten. Talloze hindoeïstische koningen die in dezelfde regio heersten, sloten verdragen met de mogolse keizers en profiteerden hiervan, terwijl ze met elkaar bleven strijden om lokale dominantie.

In de beeldvorming over ‘islamoverheersing’ past ook de verering van de legendarische koning Shivaji, die in de zeventiende eeuw het zuid-Indiase Maratharijk stichtte. Maar de historische Shivaji heeft van weinig van doen met de tegenwoordige hindoenationalistische held die geëerd moet worden met een even gigantisch als controversieel standbeeld in zee bij Mumbai. Hij weerstond de invasies van Aurangzeb succesvol met spectaculaire guerrillatactieken, maar als het hem uitkwam vocht hij net zo makkelijk samen met islamitische heersers tegen hindoeïstische rivalen. Tuschke schrijft hierover dat het om macht ging, niet religie: “Moderne suggesties dat Maratha’s die zich verzetten tegen mogolse overheersing zichzelf zagen als hindoes die islamitische tirannie trotseerden zijn enkel dat: modern.”

Na enkele generaties waren de sultans en Mogolse keizers bovendien nauwelijks nog buitenlands te noemen. Zowel de sultans als de Mogols regeerden autonoom van enige machthebber buiten India (anders dan de Britse kolonialen deden). Ook namen de islamitische heersers veel hindoeïstische gebruiken op in hun protocollen en wetgeving en ze waren niet vies van hindoestaanse dans, muziek en astrologie.

Akbar de Grote, de Verlichte islamitische vorst

Toch schilderen hindoenationalisten zelfs Akbar de Grote (1556-1606), die lange tijd door Indiërs uit alle politieke hoeken werd gezien als een ‘goede moslim’ en India’s eigen verlichte vorst, tegenwoordig af als kwaadaardige buitenlander. Akbar liet hindoeïstische boeken in het Perzisch vertalen en schafte de eerder gebruikelijke belasting die niet-moslims moesten betalen in ruil voor bescherming en voor pelgrimstochten af. 

De hindoeïstische gebruiken die hij verbood waren vooral de onmenselijke – met name de sati, waarbij weduwes zich al dan niet vrijwillig op het crematievuur van hun overleden man werpen. Vooral de wekelijkse discussies die hij organiseerde met vertegenwoordigers van allerlei religies, om tot een universeel wereldbeeld te komen en zijn rijk vanuit een seculier standpunt te regeren, maakte Akbar een wereldwijd rolmodel.

Maar leden van Modi’s partij willen niet langer aan hem herinnerd worden. Ze willen nu ook New Delhi’s Akbar Road een nieuwe naam ge­ven. Een van de gesuggereerde alternatieven is de zestiende-eeuwse koning Maharana Pratab, die zich tegen de expansie van Akbar verzette en daarom net als Shivaji als hindoenationalistische held wordt gezien. Onder het lokale BJP-regime in de deelstaat Rajastan dook in 2017 in nieuwe schoolboeken Maharana Pratab ineens op als winnaar in een historische veldslag tegen Akbar, absoluut onjuist volgens de meeste historici.

Kinderachtige argumenten

“Absurde en kinderachtige argumenten werden hiervoor gegeven door de minister van Onderwijs”, zo schrijft journalist Manimugdha S. Sharma in een boek over Akbar dat dit jaar verscheen. Zijn boek is deels een biografie en deels een analyse van het nieuwe imago van Akbar in rechtse kringen. Sharma beschrijft bijvoorbeeld ook hoe Akbar in allerlei tv-series op commer­ciële kanalen wordt neergezet: berekenend, sluw, anti-hindoe – terwijl de hindoes overkomen als eerlijk, eervol, heldhaftig en bovendien knapper dan de islamitische personages.

Het zwart-witte geschiedbeeld dat hindoenationalisten er voortdurend inpompen via onderwijs, populaire cultuur, straatnamen en politiek heeft onvermijdelijk zijn invloed op het beeld van eigentijdse Indiase moslims. Vaak wordt over hen gedacht als buitenlanders, die de hindoe-cultuur en bevolking bedreigen en naar het islamitische buurland Pakistan moeten vertrekken, tenzij ze zich aanpassen.

Opsplitsing India en Pakistan

De opsplitsing van India en Pakistan, na het vertrek van de Britten in 1947, volgde de twee-natie-theorie dat Indiase hindoes en moslims aparte naties vormen. De scheuring ging gepaard met een ongelooflijk bloedige volksverhuizing, met honderdduizenden slachtoffers aan beide kanten.

Dat terwijl moslims en hindoes voor een aanzienlijk deel samen voor onafhankelijkheid van de Britten streden. Pas in 1940 werd de aparte staat Pakistan een officieel doel van sommige moslims. De uitkomst was in elk geval deels het resultaat van de verdeel-en-heerstechnieken van de Britten. De Britten pasten deze tactieken toe na de eerste grote rebellie tegen de koloniale overheersing in 1857, waarbij hindoes en moslims tot schrik van de Britten zij aan zij vochten.

Historische ironie

Sharma wijst in zijn boek op een historische ironie. De stichting van de islamitische staat Pakistan noemt hij ‘een symbool van de verwerping van Akbars systeem, omdat het de scheiding tussen staat en geloof ophief, en die twee fuseerde’. Het overwegend hindoeïstische India volgde volgens hem juist het pad van de islamitische Akbar, door de nieuwe onafhankelijke staat een seculier karakter met gelijke rechten voor alle religies te geven. Tientallen miljoenen moslims kozen destijds niet voor Pakistan, maar voor het seculiere India.

De huidige regering wijkt steeds verder van dit pad af, en zet daarbij eenzijdige geschiedschrijving in als wapen. Nee, de islamitische heersers van India waren geen lieverdjes. Tuschke zegt hierover dat we historische personen niet onschuldig hoeven te verklaren of aardig hoeven te vinden. “Historici proberen mensen als producten van bepaalde tijdperken en plaatsen te begrijpen.” Die boodschap is niet besteed aan de voorvechters van een hindoenatie die met hun eigentijdse vooroordelen de complexe geschiedenis geweld aandoen. 

Premier Narendra Modi in een videomeeting over de strijd tegen Covid-19.Beeld Photo News