Direct naar artikelinhoud
CoronacrisisOnderwijs

Zorgen in concentratiescholen: ‘We hebben sommige leerlingen al drie weken niet meer gehoord of gezien’

Een klas in het Antwerpse Lyceum Olympiade, pre-corona.Beeld Eric de Mildt

Afstandsonderwijs is nadelig voor elk kind, maar toch vooral voor kinderen uit kansarme gezinnen. Dat merken ze maar al te goed op de zogenaamde concentratiescholen. ‘Leerkrachten zouden zich een soort middenklassetoets eigen moeten maken.’

Al bijna drie weken proberen leerkrachten over heel Vlaanderen om alle leerlingen te bereiken met lesopdrachten en herhalingsoefeningen. Maar niet in elke school is dat een optie. Verschillende kinderen hebben geen laptop om taken of lessen te bekijken of zitten in een thuissituatie die leren sowieso niet toelaat. “We kunnen bepaalde ouders inderdaad maar moeilijk bereiken”, zegt Cindy Van Der Snickt. Zij is directeur van twee Gentse basisscholen. De ene, in de Ebergiste De Deynestraat heeft een erg gemengd publiek. “De andere, aan het Rerum Novarumplein is echt 100 procent een concentratieschool”, zegt ze. “In zogenaamde ‘witte scholen’ is het simpel, daar stuur je een mailtje. Maar hier is de gsm het meest gebruikte communicatiemiddel, en dat is dan niet altijd een smartphone.”

Dit is niet alleen in Gent zo. Volgens cijfers van armoede-expert Wim Van Lancker (KU Leuven) vindt 12 procent van de Belgische jongeren onder de 15 jaar geen geschikte plek in huis om te studeren of huiswerk te maken. Bijna 4 procent heeft geen internet in huis en 9 procent van de jongeren onder 18 jaar woont in een huis dat overbevolkt is. “Daarom dus dat we gestart zijn met het ronddelen van bundels met oefeningen”, zegt Van Der Snickt. “Op die manier konden we wat meer leerlingen bereiken en polsen of alles in orde is. Maar er zijn ook gezinnen waarbij de deur gesloten blijft. Zo’n 15 procent van de leerlingen missen we. Zij baren mij grote zorgen. Het is dezelfde groep leerlingen die zeer verdrietig is als de zomervakantie start en immens blij als ze terug naar school keren.”

Dat klinkt ook Bram Wellens, directeur van het Stedelijk Lyceum Olympiade in Antwerpen bekend in de oren. “Het klinkt misschien gek, maar we krijgen van sommige leerlingen te horen dat ze de school hard missen”, zegt hij. “Voor hen is de school veel meer dan louter het leren. Het is ook een plek waar ze uit hun zwakke sociale context kunnen komen, waar er begeleiding is.”

Het is dan ook bang afwachten wat de gevolgen van de huidige zelfisolatie zullen zijn. “We weten dat de economische crisis van 2008 de ongelijkheid alleen maar vergroot heeft”, zegt Van Lancker. “Dat zal ongetwijfeld weer gebeuren straks.” Onderzoek naar de cognitieve impact van de zomervakantie of langdurige schoolstakingen leert dat die ervoor zorgen dat de kloof tussen leerlingen uit kansrijke en -arme gezinnen toeneemt.

Brugfiguren

Al moeten we volgens Van Lancker ook niet wanhopen. “In veel steden is men zich stilaan bewust dat er nu iets moet gebeuren om de gezondheidscrisis van nu straks geen sociale crisis te laten worden”, zegt hij. “Het is in de eerste plaats heel belangrijk om het leerproces aan de gang te blijven houden. Er moet contact zijn, op de een of andere manier. En dat hoeft niet altijd via de leerkracht te zijn. Scholen kunnen daarvoor ook samenwerken met bijvoorbeeld het OCMW.”

Verschillende steden schakelen daarvoor bijvoorbeeld brugfiguren in. Zij houden zich dagelijks bezig met het verkleinen van de afstand tussen gezinnen en school zodat kinderen zich niet druk hoeven te maken over moeilijke thuissituaties. Daarbij is het zoeken naar manieren om de drempel zo laag mogelijk te houden. “Bijvoorbeeld via spraakberichten op WhatsApp”, zegt Femke Ringoot, een van de brugfiguren in Lokeren. “Om de een of andere reden, is de drempel om zo te communiceren veel minder groot. Onderschat de schaamte die sommige mensen hebben over de situatie waarin ze moeten leven niet.” Het is via zulke contacten dat brugfiguren bijvoorbeeld kunnen vragen om eens te bellen met kinderen en polsen of leerlingen erin slagen om de les te blijven volgen. 

Daarnaast raadt Van Lancker leerkrachten aan dat ze zichzelf een soort ‘middenklassetoets’ eigen maken. “Ik zie veel goedbedoelde initiatieven”, zegt hij. “Leerkrachten lichamelijke opvoeding die vragen om te joggen in het park en daar een foto in je joggingkleren door te sturen. Laat dat nu ongeveer de meest ‘middenklasse-achtige’ sportbeoefening zijn die er is. Je kan niet verwachten dat iedereen dat doet. Probeer naar aanpassingen te zoeken die voor iedereen haalbaar zijn. Daarbij hoeft het niveau ook heus niet te dalen.”

Al beseft iedereen dat echte werk nog volgt, eenmaal de scholen terug open gaan. Dan pas zullen leerkrachten echt kunnen vaststellen wat de invloed van het afstandsonderwijs is geweest op alle leerlingen. “Een toveroplossing hebben we niet”, zegt Wellens. “We zullen niet plots enkele weken aan leerstof kunnen inhalen, dus we zullen ons echt tot de essentie moeten beperken.” Al waarschuwt pedagoog Pedro De Bruyckere (Arteveldehogeschool) er ook voor om dan niet te stigmatiseren. “Logischer is misschien om kinderen die nood hebben aan extra hulp vooraf die leerstof te geven zodat ze daarna weer met de hele groep mee kunnen. Het wordt zaak goed te monitoren waar iedereen staat wanneer we weer beginnen.”