Direct naar artikelinhoud
ReportageOnlinelessen

‘En toen riep de mama van de leraar: ‘Kom jij eten jongen?’’

Sara Heyvaert krijgt les via het onlineplatform Smart School: ‘In het begin hadden we het drukker dan tijdens een gewone lesweek.’Beeld © Stefaan Temmerman

Het klaslokaal bevindt zich vandaag in de cloud en taken worden per bits en bytes doorgestuurd. Dat zal na de paasvakantie allicht niet anders zijn. Al zit niet elke leerling klaar achter zijn laptop. ‘De een klust bij in de Colruyt, een ander levert pizza’s.’

“Jongen, kom jij eten?” Het is week 1 van de semilockdown. Een leraar fysica onderneemt verwoede pogingen om beeld bij de klank te voegen. Zijn camera aanzetten lukt dan wel niet, helaas voor hem werkt zijn microfoon wél. En dus horen achttien veertienjarigen behalve zijn gefoeter ook hoe plots een vrouw binnenkomt om te melden dat het eten klaar is. “Dat was zijn moeder! Die woont dus nog bij zijn mama. En hij is echt oud, hè. Zeker 35 of zo.” Het geproest hoort u er vast zelf bij.

Even doorspoelen naar donderdag 26 maart, 8u30. Een klas 17-jarigen zit – het prut nog in de ogen – voor hun scherm. Fronsend. De lerares Engels wil de vijfdejaars na twee weken gesloten schooldeuren per se videobellen. Maar van praten komt er niet veel in huis. “Zitten wij daar te kijken hoe zij zit te tikken op haar toetsenbord. En wij maar roepen: mevrouw, u kunt het ons ook gewoon vertellen. Waarop zij verder tikt in de chatfunctie: ‘Ik vind dit makkelijker.’ Tja, dat ze dan haar opmerkingen in onze online-agenda had gezet, dan hadden wij niet moeten opstaan.”

Naam en toenamen van bovenstaande voorbeelden zijn bij de redactie bekend, u begrijpt vast waarom we ze hier nu even niet publiceren. Het leven in coronatijden is al moeilijk genoeg. Zeker wanneer je al live uitgelachen werd door een bende pubers die op hun beurt ook even vergeten dat het niet is omdat de leerkracht camera en microfoon niet naar behoren weet te bedienen, dat hij/zij hén niet meer kan horen of zien.

Bewijsmateriaal

Om maar te zeggen: dat digitale lesgeven is dus nog een uitdaging voor heel wat leerkrachten. Maar online vergaderen is één ding. Vanaf een afstand zorgen dat al je leerlingen bij de les blijven – zelfs in normale tijden geen sinecure – nog wel een ander. Zeker wanneer het adagium al drie weken luidt: herhalen, herhalen, herhalen. Sinds de scholen op 16 maart sloten, geven de meeste leerkrachten op ministerieel advies enkel taken, geen nieuwe leerstof en zeker ook geen punten.

Hoe de scholen dat concreet invullen? Zoals dat meestal gaat in Vlaanderen: ieder op zijn eigen manier. Aan de technische middelbare school TSM in Mechelen werken ze met het onlineplatform Smart School. “De eerste week kregen we voor elk lesuur een taak in onze online-agenda”, zegt Sara Heyvaert, een zesdejaars industriële wetenschappen. Dat was best heftig, zegt ze. “We hadden het drukker dan tijdens een gewone lesweek. Voor geschiedenis een 2,5 uur durende film over Gandhi bekijken en daar vragen over beantwoorden, dat doe je niet in 50 minuten. Gelukkig hebben de leerkrachten dat ingezien en hebben ze de taken wat geminderd. Ook al ben ik nog steeds wel bezig van pakweg negen tot vier.”

Leerkracht Henk Vanden Herrewegen: ‘Er bestaat online zoveel fantastisch lesmateriaal. Waarom zou je het warm water gaan uitvinden?’Beeld © Stefaan Temmerman

Dat ze op al dat werk geen punten krijgt, vindt Sara geen probleem. Haar motivatie ligt elders: in september wil ze fysica gaan studeren in Leuven. Daar wil ze klaar voor zijn. “De meeste opdrachten zijn ook nog wel nuttig. Maar voor informatica moesten we opzoeken hoe je Windows installeert op je computer en al die stappen uitschrijven. Overschrijven, dus eigenlijk. Zeg me eens wat ik daarvan bijleer? Als ik dat ooit nog moet doen, zoek ik het dan wel op. Dat is niet iets dat je moet onthouden, hé.”

Maar er zijn heel wat scholen die wel punten geven op het werk dat leerlingen thuis leveren. Al was het maar zodat ze zelf hun niveau kunnen inschatten en weten waar er nog werkpunten zijn. Al zijn er ook leerkrachten die die punten wel degelijk laten meetellen. “Ik weet dat het officieel niet mag”, zegt Jo Palmers. Hij geeft aardrijkskunde aan de derde- tot zesdejaars van het Sint-Augustinus in Bree. “Maar ik moet het dagelijks werk voor mijn eenuursvak toch ergens vandaan halen? Die kinderen verwachten dat ook.”

Ook Palmers geeft zijn opdrachten door via Smart School. Andere leerkrachten grijpen graag naar de Google Agenda, of houden het bij de platformen die ook in de loop van het jaar al veelvuldig gebruikt worden. Voor de lagere school zijn dat vaak applicaties als Bingel, Xnapda, Fundels of Scoodleplay. Leerlingen maken hun oefeningen online, in de apps, of in hun papieren werkboeken en laden die vervolgens weer op. Of sturen per foto het bewijsmateriaal door.

Een paar keer per week krijgen de meesten hun leerkrachten ook nog eens te zien. In een Smart School Live-sessie, of ze videobellen in groep via bijvoorbeeld Google Hangout. Vaak is het opzet een vragenuurtje, een kans om de dingen die niet zo goed werden begrepen even uitgelegd te krijgen.

“Ik vind het vooral belangrijk voor het sociale contact”, zegt Jan Dehertog – meester Jan voor de vrienden van het eerste leerjaar aan de gemeentelijke basisschool van Tervuren. Hij organiseert iedere dag om klokslag 10u30 een videomomentje voor zijn 22 leerlingen. “Ze zijn niet verplicht om daaraan deel te nemen – 20 van hen zie ik toch regelmatig. Ik zie het als een kringgesprek. Ze kunnen vertellen wat ze gedaan hebben, tekeningen tonen, hun vriendjes zien. Dat lijkt me een belangrijke houvast voor die kinderen.”

Maar echt online les geven, dat is nog andere koek. Toch is dat wellicht wat na de paasvakantie toch meer zal moeten gebeuren. Aangezien de scholen na de paasvakantie wellicht ook nog dicht zullen blijven, kondigde Vlaams minister van Onderwijs Ben Weyts (N-VA) deze week aan dat er vanaf 19 april aan ‘preteaching’ gedaan moet worden.

Een duur woord voor: nieuwe leerstof aanbieden, die wanneer de scholen weer de deuren openen, herhaald zal worden tussen de vier muren van het klaslokaal.

Hoe ze dat zullen aanpakken, daar tasten veel leraars nog in het duister. “Ik heb nu vandaag eens geëxperimenteerd met een filmpje op te laden”, zegt meester Jan. “Het gaat over betalen met een briefje van 20 euro, en hoeveel geld je bijvoorbeeld moet terugkrijgen wanneer je 17 euro moet betalen. Ik toon hun dan de verschillende briefjes en muntstukken. Zij moeten daarna oefeningen maken thuis. En ik overweeg om online chatsessies te geven in kleine groepjes voor wie extra begeleiding nodig heeft. Het zal niet makkelijk zijn, maar ergens ben ik wel blij dat we nu voor deze uitdaging staan. We worden gedwongen om na te denken hoe het lesgeven ook anders kan.”

En laat dat nu iets zijn dat Henk Vanden Herrewegen al in pre-quarantainetijden deed. Wie bij hem fysica en STEM volgt in de tweede en derde graad van het Sint-Jozef in Mere, is al door en door vertrouwd met Google Classroom. “Smart School is puur administratief prima, maar het faalt wat mij betreft als leerplatform voor de leerlingen. In Google Classroom zijn de mogelijkheden quasi eindeloos. Je kunt er Google Drive, Google Sites, Google Docs, Google Hangouts enzovoort in integreren. Bovendien is het gratis.”

Zijn tips zijn dat ook. Eerst en vooral: neem korte filmpjes op van de leerstof die je wilt aanreiken. Maximaal 10 à 15 minuten mogen die maar duren. “Als je een klassiek lesuur van 50 minuten ontdoet van alle interactie, zal je zien dat de eigenlijke overdracht van informatie niet langer duurt”, zegt Vanden Herrewegen. “Zelf maak ik graag presentaties en via de app van Screencastify zet ik mijn stem daarover. Natuurlijk kun je ook filmpjes van jezelf maken. Of bestaande YouTube-filmpjes gebruiken. Er bestaat online zoveel fantastisch lesmateriaal. Waarom zou je het warm water gaan uitvinden?”

Utopie

Precies wat de leraar wiskunde van Sara Heyvaert ook dacht. Hij sneed de afgelopen weken al nieuwe leerstof aan: partiële integratie. Integralen next level, zeg maar, en leerstof die goede uitleg behoeft. Maar die bestond al, online, en dus stuurde de leraar zijn klas door naar YouTube. “Hebben we problemen, dan geeft hij uitleg tijdens een Smart School Live-sessie. Maar ik moet zeggen dat dat eigenlijk erg goed loopt. Er is altijd wel iemand in de klas die een oefening kan wanneer het jou niet lukt en dan leggen we het aan elkaar uit. Ik vind het eigenlijk zelfs doeltreffender leren dan in de klas, daar hoeft je brein niet per se op volle toeren te draaien. Nu zijn we echt verplicht om zelf na te denken. Ik heb het gevoel dat ik nu meer bijleer.”

Nog wat tips van Vanden Herrewegen: “Panikeer niet. Dit is niet het moment om te beginnen experimenteren met dingen die jij, noch je leerlingen kennen. Ben jij een juf die de bundeltjes oefeningen uitgeprint in de fysieke brievenbus van iedere leerling gaat droppen: blijf dat dan vooral doen. Doe wat voor jou en je klassen werkt. En ga je toch online, zie dan dat wat je nu maakt, later nog bruikbaar is. Maak er iets structureels van, anders is het verloren werk. En een heel belangrijke: doe de lessen nooit live. Om te beginnen ben je je materiaal dan kwijt, maar bovenal: het is een utopie dat alle leerlingen op hetzelfde moment online kunnen zijn.”

Niet iedereen heeft namelijk zo maar de hele dag een computer ter beschikking. Zeker niet nu ouders en kinderen vaak allemaal hele dagen thuis zijn. Kinderen de kans geven om in te schakelen wanneer het hen past, is cruciaal. De gezinnen waar ieder lid een laptop, chromebook of tablet ter beschikking heeft, zijn uitzonderingen. Bovendien zijn er nog zoveel kinderen die thuis helemaal géén digitale middelen hebben.

Meester Jan organiseert iedere dag om klokslag 10u30 een videomomentje voor zijn 22 leerlingen. ‘Zo kunnen ze hun vriendjes zien.’Beeld Bob Van Mol

Kristel Van Driessche, directrice van de eerste graad Sint-Gertrudis in Wetteren, kent ze ook. “In alle klassen, van het eerste tot het zesde middelbaar, hebben we wel enkele leerlingen bij wie de respons op de digitale opdrachten laag is. Daar gaan we stuk voor stuk achteraan en dan blijkt vaak dat er zieken in huis zijn, dat ze moeten helpen in het gezin omdat de ouders voltijds werken, of dat ze effectief de digitale middelen niet in huis hebben.”

Met 12.500 zijn ze, minstens, in het secundair onderwijs alleen al. Dat lijstten de onderwijskoepels de afgelopen weken op in opdracht van de overheid. Die is in samenwerking met het initiatief Digital for Youth op zoek naar evenveel laptops voor zij die er geen hebben. Bedoeling is om die zo snel mogelijk te verzamelen, dankzij onder meer giften van bedrijven en particulieren, en dan vervolgens de nood in het basisonderwijs te onderzoeken.

“Ik heb me ingehouden, ik heb er slechts vijf besteld voor degenen van wie ik weet dat de situatie het meest precair is”, zegt Van Driessche. “Ik wil geen materiaal claimen dat ze in het buitengewoon onderwijs of in GOK-scholen nog beter kunnen gebruiken. Hoezeer ik ook snap dat gezinnen waar drie kinderen één laptop moeten delen zich zorgen maken over hoe dat nu moet na Pasen. Daarom blijven wij onze leerlingen ook zeggen: laat het ons weten als iets niet lukt. En ze kunnen ook steeds hun taken uitgeprint komen halen op school.”

Het is iets waar ook Vanden Herrewegen mee in zijn maag zit. “Ik zit in een luxepositie. Bijna alle jongeren uit mijn klassen hebben toegang tot digitale middelen. En gelukkig doen scholen er vandaag alles aan om degenen die dat niet hebben, bij te staan. Bij ons heeft bijna 10 procent van de leerlingen een computer van de school ter beschikking gekregen omdat ze er thuis geen hebben. Maar we stellen ons in normale tijden veel te weinig de vraag: wat met die kansarme kinderen? Deze periode diept de kloof tussen wie thuis middelen en heeft en wie niet nog verder uit. Als we niet oppassen, geraken we nu veel kinderen kwijt.”

Meester Jan Dehertog van het eerste leerjaar in Tervuren zit met dezelfde schrik. “Ik heb twee vluchtelingenkindjes in de klas. Hen kan ik sinds de sluiting van de scholen niet meer bereiken. Ze hebben geen internet, ik ben langs geweest met bundeltjes, maar ze waren niet thuis. De ouders spreken ook geen Engels, laat staan Nederlands. Voor die kinderen is zoveel weken school missen een ramp, voor hen hou ik echt mijn hart vast.”

En dan zijn er natuurlijk ook de kinderen die thuis misschien wel middelen hebben, maar geen ondersteuning krijgen van hun ouders. “Ik heb een meisje in de klas dat normaal gezien heel goed mee is in de klas. Maar nu merk ik dat ze afhaakt, omdat ze van thuis ook niet gemotiveerd wordt om schoolwerk te maken. Ik ben bang dat ze veel verloren zal zijn. Maar wat kan ik doen, behalve de ouders blijven mailen in de meest duidelijke bewoordingen dat ik me zorgen maak?”

Pizza

“Maar mevrouw, ik heb het zo drúk.” Hoe het kwam dat de opdracht, lang geleden gegeven toen corona nog een onschuldig griepje leek, nog steeds niet in haar mailbox zat, wilde Inge Franken deze week weten. En dat hoewel de leverdatum van 19 maart al verlengd was naar 30 maart. “Een leerling blijkt aan de slag in het magazijn van de Colruyt. Een andere staat in een frituur, een derde levert pizza’s”. Voor sommigen is deze tijd hét moment om iets bij te verdienen.

Franken zucht. Zij is coördinator van de zevendejaars tso-opleiding integrale veiligheid aan TSM in Mechelen. Van haar veertig leerlingen dienden slechts 28 hun werkstuk in. Bij de dissidenten enkele usual suspects, maar ook een reeks leerlingen van wie ze het niet verwacht had. “En dan stond deze opdracht nog op punten, aangezien ze gegeven is voordat de scholen dicht gingen.”

Integrale veiligheid is een tso-richting, maar in het bso is de situatie vaak nog erger gesteld, melden verschillende leerkrachten. Normaal gezien hebben de leerlingen in beroeps twintig uur of meer per week praktijklessen of stage. Die vallen nu (bijna) allemaal weg. Voor die paar uren andere les, die ze mogelijk tijdens het schooljaar ook al niet zo interessant vinden, zijn de tieners maar moeilijk te motiveren. “Ze zien dit als vakantie. Als de uitgelezen periode om geld te verdienen”, zegt een leerkracht die amper 2 van haar 35 leerlingen in het bso Smart School al zag openen. “En dat ondanks onze pogingen om hen te activeren.”

Franken is teleurgesteld: “Mijn leerlingen zijn 18-plus. Meerderjarig. Dit zijn mensen die al een diploma middelbaar onderwijs hebben, maar voor dit zevende jaar gekozen hebben om hierna aan de slag kunnen in de beveiligingssector, bij de brandweer of aan de politieschool willen starten. Dat zijn jobs met een groot maatschappelijk belang.”

Maar bovenal is de coördinatrice integrale veiligheid bezorgd. Want haar veertig leerlingen dreigen – net zoals de 1.200 andere leerlingen integrale veiligheid in de rest van Vlaanderen – straks zonder getuigschrift te eindigen. “De schoolse vakken, dat krijgen we nog wel geregeld dit schooljaar. Maar zij moeten ook attesten behalen bij externen: bij Selor en bij opleidingscentra voor politie en brandweer. Die zijn nu ook allemaal gesloten. Zonder die attesten hebben ze geen getuigschrift. Moeten we hen dan hun jaar laten overdoen? En gaan ze dat dan nog willen?”

De examens – en bovenal de deliberaties – in juni bezorgen de rest van het lerarengild al evenveel kopzorgen. De algemene vrees: ofwel gaan de examens te makkelijk zijn en de deliberaties te mild, ofwel krijgen we een ongeziene raid op de beroepscommissies van leerlingen die hun buizen gaan aanvechten.

En dus borrelen de ideeën volop. Gaande van geen examens meer te geven, over enkel nog examens over de leerstof die voor 16 maart al gezien was, tot toch zo normaal mogelijk te examineren. Aardrijkskundeleerkracht Jo Palmers heeft nog een ander voorstel. “Als de scholen nog lang dicht moeten blijven, denk ik dat we niet te beroerd moeten zijn om te kiezen voor wat echt belangrijk is. En dan denk ik: schrap mijn vak uit het examenrooster. Dan focus ik liever op de leerlingen die het moeilijker hebben om hen bij te werken in pakweg wiskunde. Het lijkt me net iets belangrijker dat ze die kennis goed mee hebben naar hun hogere studies, dan dat ze straks een frontale depressie herkennen op een weerkaart.”

Op het kabinet van Ben Weyts wordt bij die suggestie niet vreemd opgekeken. “Geen idee zo gek, of het is al gepasseerd in de Werkgroep Postcoronascenario’s”, zegt woordvoerder Michaël Devoldere. In die werkgroep zoeken onderwijskoepels en pedagogen samen naar de best mogelijke aanpak van de rest van het schooljaar. Die is er momenteel nog niet. “Veel hangt af van hoelang de scholen nog dicht blijven. Wij hopen dat de Nationale Veiligheidsraad daar snel duidelijkheid in schept. En ondertussen zoeken wij voort naar een plan dat een zo groot mogelijk draagvlak heeft bij alle partners. Pas als dat er is, zullen we onze plannen voorstellen.”