Direct naar artikelinhoud
ReportageLimburg

In het Hasseltse Jessa Ziekenhuis: ‘Voor we mensen in slaap brengen, vragen ze: ‘Ga ik nu dood?’’

In het Hasseltse Jessa Ziekenhuis worden coronapatiënten verzorgd op de intensieve afdeling.Beeld Tim Dirven

In het Hasseltse Jessa Ziekenhuis stelt het coronavirus de zaken op scherp. Het personeel draait overuren, patiënten voor beademing worden streng geselecteerd. ‘Voor we ze in slaap brengen, vragen mensen of ze zullen sterven. Dan moet ik slikken.’

Drie intensivisten en drie verpleegkundigen kijken elkaar door hun spathelmen geconcentreerd aan. In hun gele pakken staan ze rond het bed van een man, klaar om hem om te draaien. Enkele dagen geleden brachten anesthesisten de man in een kunstmatige slaap. De voorbije acht uur lag de patiënt op zijn rug, nu is het tijd om hem op zijn buik te leggen.

Behoedzaam gaat het zorgpersoneel te werk. Het toestel waarmee de man beademd wordt, mag niet bewegen. Als de tube in zijn keel loskomt, is dat voor de artsen en verpleegkundigen een virusbom die in hun gezicht ontploft. Nadat ze de man op zijn zij hebben gedraaid, wisselen ze enkele blikken uit. Iemand blaast lucht bij in de matras, zodat de borst van de patiënt hoger komt te liggen dan zijn hoofd. Daarna rollen ze hem zachtjes op zijn buik en bedekken zijn lichaam met een doek.

Enkele kamers verder hapt een man naar lucht. Hij is wakker, maar zijn gezicht ligt in een pijnlijke grimas, zijn ogen blijven gesloten. De tranen lopen over zijn wangen. De wanhoop waarin hij zich bevindt, is haast voelbaar door het venster waarlangs de verpleging hem observeert.

Komt er straks een tekort aan medicatie? ‘We hebben geen grote voorraden en het is medicatie die de halve wereld nu nodig heeft.’Beeld Tim Dirven

Gespannen sfeer

Op IC3, een van de vijf intensieve zorgafdelingen van het Hasseltse Jessa Ziekenhuis, is niets nog zoals het was of ooit weer zal zijn. Het leven van twaalf coronapatiënten, elf mannen en een vrouw, hangt er aan een zijden draadje. Hun leeftijd varieert van 52 tot een stuk in de zeventig. De sfeer bij het zorgpersoneel is gespannen. Hoewel de patiënten geselecteerd zijn op hun overlevingskansen, is het niet zeker of ze het zullen halen.

Intensieve zorg is geen toverafdeling. “Patiënten met Covid-19 kunnen we alleen overbruggen en ondersteunen”, zegt intensivist Jasperina Dubois. De deur van haar lokaal staat open, voortdurend lopen er collega’s binnen en buiten. Handtekening hier, telefoon daar. Het lijkt achteloos te gebeuren, maar Dubois is voor dit soort zaken getraind. Routineus houdt ze meerdere ballen in de lucht, ook die van ons gesprek.

“Een bacteriële longontsteking kan je behandelen met antibiotica. Na 48 uur zijn de meesten er weer bovenop. Bij het coronavirus kan je de bron niet aanpakken. Behalve de schade van het virus is er ook de ontstekingsreactie van het lichaam die daarop volgt en waarvan we nu weten dat die alle organen kan aantasten. Van een longprobleem zijn we gegaan naar nier- en hartfalen. Het lichaam moet sterk genoeg zijn om dat te boven te komen.”

Om die reden zal je op deze afdeling amper tachtigers aantreffen. “Het is weinig zinvol om hen bij ons op te nemen. Uit ervaring weten we dat zij het doorgaans niet halen. We bekijken patiënt per patiënt en als een tachtiger het goed stelt, maakt die een kans. Maar meestal zijn er onderliggende aandoeningen waardoor we op intensieve zorg weinig extra kunnen bieden. Zulke patiënten verhuizen naar een Covid-afdeling waar ze, naargelang hun algemene toestand, een comfortbehandeling krijgen.”

Medicatie wordt samengesteld voor een patiënt.Beeld Tim Dirven

Het is een bio-ethische richtlijn die het Jessa Ziekenhuis altijd al hanteerde, maar die nu uitgesprokener is dan ooit. Het coronavirus houdt lelijk huis in Limburg: van alle provincies zijn er de meeste bevestigde besmettingen per 100.000 inwoners, 2.042 in het totaal – volgens de cijfers van 2 april. Als grootste ziekenhuis in Limburg telde Jessa vrijdag 137 Covid-19-patiënten, van wie 37 op de 41 beschikbare bedden op intensieve zorg. Van hen worden er 28 beademd.

Dubois vreest de dag dat de intensieve zorg haar plafond bereikt. “Aan dit tempo geraakt onze medicatie snel uitgeput”, zegt ze. “We hebben geen grote voorraden en het is medicatie die de halve wereld nu nodig heeft. Onze overheid heeft beslag gelegd op de bestaande voorraden en beslist wie welke hoeveelheden krijgt.”

Intensivist Michiel Van Tornout spoelt zijn spathelm af na een consultatie in de besmette zone.Beeld Tim Dirven

Beschermende kledij

Op de gang van IC3 staat intensivist Michiel Van Tornout zijn spathelm af te spoelen. Straks wordt de helm nog gedesinfecteerd, samen met ander medisch materiaal. Dat kan twee keer voor het niet meer veilig is, zo weten de dokters intussen. De angst om zelf besmet te worden is reëel, erkent Van Tornout. Maar dan niet op het werk. “Mijn vrouw is ook arts en als we gelijktijdig een shift draaien, gaan onze vier kinderen naar de opvang. Daar bestaat meer risico op besmetting dan in het ziekenhuis.” Van Tornout is buiten extra voorzichtig: voor hij naar huis gaat, neemt hij een douche. In de traphal pakt hij deurklinken vast met een desinfecterend doekje en in de fietsenstalling gebruikt hij handschoenen – allemaal om het virus niet mee naar huis te nemen.

Met een hand vol desinfecterende gel wrijft de intensivist over zijn kale kruin. Op zijn voorhoofd tekent zich een pijnlijke plek af – de afdruk van zijn spathelm. Hij heeft zonet drie uur in de boxen gewerkt, de kamers waarin de patiënten liggen en die via een sas verbonden zijn met de verpleegafdeling. De gang aan de andere kant van de kamers, waar normaal het bezoek voor de patiënten binnenkomt, is nu de ‘vuile’ gang, legt Van Tornout uit. “We komen er met onze beschermende kledij en gaan via die gang naar de verschillende boxen.”

Festivals? Vergeet het

Fysiek is het pittig werk, maar het mentale aspect weegt zwaarder, vindt Vantornout. “Het moeilijkste vind ik dat je bijna niets weet over het virus – al beginnen we nu wel enkele trends te zien. Er komt zeker nog een tweede, derde en vierde piek op ons af. Ik hoop dat het verplegend personeel tegen dan niet massaal is uitgevallen. Binnen een half jaar gaan patiënten even ziek zijn als nu.”

Over de zomer mogen we wat Van Tornout betreft definitief een kruis maken. “Festivals? Dat is volledig uitgesloten. Dat is lachen in ons gezicht als die zouden plaatsvinden. Ook toerisme kan je niet maken. Mijn vrouw en ik hebben onze reis voor deze zomer geannuleerd.”

Vanuit de boxen communiceren ingepakte verpleegkundigen via schrijfborden met hun collega’s op de ‘propere’ gang over de toe te dienen medicatie. Boven elke box hangt een code van 0 tot 3, met de letters CBT ervoor. “Dat staat voor code beperking therapie”, legt Jasperina Dubois uit. “Code 0 betekent dat we alle behandelingen uitvoeren en de patiënt reanimeren in het geval van een hartstilstand. Code 1 is niet meer reanimeren, code 2 is een beperking van bepaalde behandelingen en code 3 staat voor afbouwen en comforttherapie.”

Drinken kan enkel nadat je de beschermende kledij uittrekt.Beeld Tim Dirven

Code 1: niet reanimeren

Van de twaalf patiënten zijn de meeste code 0. Maar er zijn er ook die code 1 boven hun deur hebben hangen. “Van de patiënten die op deze afdeling terechtkomen, weten we zeker dat ze een reële kans hebben om te overleven”, zegt Dubois. “Maar ze hebben ook naar het nieuws gekeken, ze hebben de beelden uit Italië gezien. Voor we ze in slaap brengen, vragen ze: ‘Ga ik nu dood?’ Die kans bestaat, maar dat zeg ik niet. Ik antwoord dat we goed voor hen zullen zorgen en dat we er alles aan doen om hen erdoor te halen. Dat is slikken.”

Drie keer per week belt Dubois met de familieleden van haar patiënten, de verpleging elke dag. Ook al is dat elke keer met dezelfde boodschap: de toestand is precair. “Dat kruipt in je kleren. Je kan familieleden niet persoonlijk spreken en dat weegt. Het vraagt ook tijd om mensen uit te leggen waarom we bepaalde behandelingen niet meer doen. Het gemakkelijkste is om alles uit de kast te halen, maar daarmee helpen we patiënten niet altijd. We zouden valse hoop geven, dus doen we dat niet. De mensen snappen dat wel.”

Enkel in beschermend pak gaan de artsen en verpleegkundigen in de boxen.Beeld Tim Dirven

De meeste patiënten zullen vier weken op intensieve zorg blijven, waarvan twee weken volledig in slaap. In die periode verdwijnt veel van hun spierkracht waardoor ze, als ze weer wakker worden, opnieuw zelfstandig moeten leren ademen, met een minimum aan zuurstof. Als dat lukt, verhuizen ze naar een gewone corona-afdeling.

Ook voor het andere uiterste hanteert het ziekenhuis een vastomlijnd scenario. Wie dreigt te sterven, heeft nog recht op een bezoek van twee personen, gedurende twintig minuten. De bezoekers worden in beschermende kledij gehuld. Kussen en knuffelen is niet toegestaan, alleen de arm aanraken kan.

Zo slecht slapen

Enkele verdiepingen lager, op de doorstroomafdeling, is de sfeer berustend. Hier wachten geriatrische patiënten hun testresultaten af nadat ze naar de spoed zijn gebracht met coronasymptomen. “Normaal zijn patiënten met respiratoire aandoeningen kortademig”, zegt assistente Cleo De Backer, “maar hier lijken de meesten comfortabel te zijn en minder angsten te hebben – zelfs bij veel ademnood. Velen komen hier terecht na een voltooid leven. Voor hen is het goed geweest.”

Toch betekent dat niet minder zorgen voor het personeel. “Ik ben pas terug aan het werk nadat ik een week thuis heb gezeten met een maagontsteking”, zegt verpleegkundige Lindsey Lemmens. “Wij werken al een maand met speciale maatregelen. De eerste twee Covid-19-patiënten van Limburg zijn hier opgevangen. We zijn er 24 uur op 24 mee bezig. Elke dag ga ik naar huis met het idee: hoe gaat het morgen zijn?”

Een patiënt komt toe op de dienst intensieve zorg.Beeld Tim Dirven

Het werkritme is niet min, bevestigt Jasperina Dubois. “Als arts draai ik soms shifts van 24 uur. Het voordeel daarvan is dat je de patiënten goed kent. Tegen twee uur ’s ochtends zijn we rond met alle zorgen en kan ik twee, drie uurtjes slapen. De sfeer op het werk is goed, iedereen pept elkaar op. Het gevoel dat we hier samen door moeten, leeft sterk. Maar soms moet je er eens uit zijn. Ik heb geen gezin, maar pas nu merk je hoeveel behoefte je hebt aan sociaal contact. Een vriendin kookt soms voor mij. Als ik mijn potje ga ophalen, staat dat voor mij klaar op haar terras, samen met een glas wijn.”

Er moet Dubois iets van het hart. Sinds de corona-uitbraak heeft ze de indruk dat mensen minder snel naar het ziekenhuis komen. “Normaal heb ik wekelijks een paar dringende hartoperaties. Nu amper één. Ook consultaties bij huisdokters zijn teruggevallen omdat mensen bang zijn om besmet te worden. Als ik een oproep kan doen, dan deze: als je denkt dat je ernstig ziek bent, blijf dan naar het ziekenhuis komen. Er zijn gescheiden stromen voor coronapatiënten en anderen.”

Helden, nu nog

Dubois is ook bang voor wat hierna komt. Nu zijn alle zorgverleners nog helden, straks is iedereen hen weer vergeten. “Als de hype voorbij is en iedereen weer buiten mag, zal het voor de meesten achter de rug zijn. Maar voor zorgverleners zal de klap dan pas komen. Ik vrees echt voor het posttraumatisch stresssyndroom. Daarom komt het corona support team, een groep van psychologen en maatschappelijk werkers, elke dag bij ons langs om te polsen hoe iedereen zich voelt. Mensen in de zorg zijn zorgdragers, geen zorgvragers. Ze trekken zelden aan de alarmbel als het over henzelf gaat.”

Na afloop van de ochtendshift komen enkele verpleegkundigen van de intensieve zorg stoom aflaten bij het corona support team. “Ik kom van het operatiekwartier en ben het niet gewend voor kritiek zieken te zorgen”, steekt iemand van wal. “Nu weet ik weer waarom ik daar bewust niet voor heb gekozen. In de vier jaar dat ik op de ok (operatiekwartier, SSO) sta, heb ik nog maar één overlijden meegemaakt. Nu al verschillende, in enkele weken tijd. Zou ik daarom zo slecht slapen?”

Communicatie tussen besmette en niet-besmette zones gebeurt met schrijftabletten.Beeld Tim Dirven

Van slecht slapen word je moe, knikt een collega. “Het is fysiek en mentaal erg belastend. Ik heb nog nooit zo hard gewerkt. ’s Avonds vraag ik me af of ik wel voldoende goede zorgen heb geboden. Het gepieker belet mij te slapen. Normaal draag je overdag zorg voor twee patiënten, ’s nachts voor drie. Nu ben ik voortdurend in de weer voor vier kamers. Door de beschermende kledij zweet ik veel en tijd om te eten of te drinken is er nauwelijks.”

“Je moet alles alleen doen, je hebt geen buddy”, bevestigt een derde. “Een collega vroeg me gisteren even naar haar patiënten te kijken, maar zelf neem ik geen pauze. Om half acht ’s morgens ga ik de laatste keer naar het toilet en kleed ik me om. Ik blijf tot half twee in de boxen. Als je patiënten wakker zijn, weet je dat ze het moeilijk hebben en mogelijk gaan sterven. Je wilt iets extra voor hen doen, maar daar is nu geen tijd voor.”

Geen tijd voor dorst

De beschermende kledij weegt, letterlijk en figuurlijk, vervolgt de verpleegkundige. “Je spatmasker is zo hard aangespannen dat je er geen rietje onder kan steken om te drinken. Als je dorst hebt, moet je naar buiten en moet je je volledig omkleden. Opnieuw: daar is geen tijd voor.”

“Mensen sterven plots achter je rug terwijl je bezig bent met iemand anders”, zegt de eerste verpleegkundige. “Als ze gaan, dan gaan ze alleen. Het is onvoorspelbaar en het gaat snel. Als dit allemaal voorbij is, weet ik niet of ik hierover ga geraken. Ik heb te veel gezien en meegemaakt.”

De zwijgzaamste van het stel neemt het woord. Vanachter zijn mondmasker stipt hij een lichtpunt aan. “Vandaag kunnen we hopelijk een van onze intensieve patiënten ontslaan. Dat hebben we meteen in de Whatsapp-groep van onze afdeling gezet.”

Misschien had daarop geklonken kunnen worden. Maar niet nu. De klok tikt.